Een lid mag in vergaderingen kritisch zijn

Rechtbank Amsterdam 6 november 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6548

Een lid wordt geroyeerd (ontzet).

“Het bestuur van [gedaagde = de vereniging ] heeft ten eerste bij het besluit de eigen procedureregels niet gevolgd. Op grond van 16, derde lid, van de statuten, gezien in combinatie met artikel 15, vierde lid, van de statuten, bestond voor het bestuur van [gedaagde] namelijk pas de mogelijkheid tot ontzetting van [eisers] als leden van [gedaagde] over te gaan nadat het bestuur [eisers] eerst schriftelijk op hun verzuim had gewezen en hun een maand te tijd had gegeven om alsnog aan hun verplichtingen te voldoen. Er staat in het vierde lid van artikel 15 van de statuten immers “wordt niet tot opzegging (lees hier: ontzetting) overgegaan dan nadat het lid schriftelijk op zijn verzuim is gewezen” (zie 2.3). Een dergelijke brief heeft het bestuur niet voorafgaande aan het besluit van 6 juni 2023 aan [eisers] verzonden. Op grond van de statuten, de eigen regels van [gedaagde] , bestond er op 6 juni 2023 dus nog niet de bevoegdheid om [eisers] als leden te ontzetten. Omstandigheden op grond waarvan het gerechtvaardigd was om hier van de eigen regels af te wijken, zijn niet gesteld noch gebleken. “

Daar komt bij dat ook uit artikel 2 van het huishoudelijk reglement volgt dat het bestuur, als het voornemens is om tot ontzetting over te gaan, tijdig het betreffende lid schriftelijk vooraf van dit voornemen op de hoogte moet stellen, dat het betreffende lid dan binnen twee weken tegen het voornemen bezwaar kan maken en dan gehoord wordt indien dat in het bezwaarschrift wordt gevraagd. Die mogelijkheid tot hoor en wederhoor heeft het bestuur van [gedaagde] aan [eisers] ontnomen door zonder enige voorafgaande schriftelijke waarschuwing tot ontzetting over te gaan. Het besluit van 6 juni 2023 is dus ook in strijd met het huishoudelijk reglement genomen.

” Een lid van een vereniging heeft recht op vrijheid van meningsuiting en mag dus in vergaderingen kritisch op het bestuur zijn. Voor ontzetting als lid is nodig dat [eiser] met zijn uitingen en gedragingen de vereniging op onredelijke wijze heeft benadeeld. Dat heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd.””

De slotsom is dat [gedaagde] onvoldoende heeft onderbouwd dat [eisers] zodanig in strijd met de statuten of het huishoudelijk reglement hebben gehandeld dat op grond daarvan [gedaagde] in redelijkheid heeft kunnen besluiten om hun als lid te royeren.

Beschuldiging fysiek grensoverschrijdend gedrag

“In het bestuursbesluit en de uitnodiging voor de ALV staan de bepalingen genoemd uit de Statuten die zien op zowel de opzegging als op ontzetting. In de notulen van de ALV wordt steeds de term “beëindiging” of “royement” gebruikt. De rechtbank begrijpt uit het debat van partijen dat het ALV-besluit bedoeld is als een besluit tot ontzetting en ook als zodanig is opgevat door [eiser] . Dat neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt bij de beoordeling.”

“Ontzetting uit het lidmaatschap kent – anders dan opzegging – een bestraffend karakter en kan volgens artikel 2:35 lid 3 BW en artikel 5 lid 1 onder d van de Statuten alleen plaatsvinden wanneer een lid in strijd handelt met de Statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, of wanneer een lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.”

“Uit de notulen van de ALV blijkt dat aan het ontzettingsbesluit – kort samengevat – de volgende vijf redenen ten grondslag zijn gelegd:

  1. dat sprake is van een ongewenst gedragspatroon waardoor leden achterblijven met ongemakkelijke, onwelkome en onveilige gevoelens. Volgens Liber heeft [eiser] de grenzen die vaak vrouwelijke leden stelden niet erkend of gerespecteerd en weet [eiser] niet van ophouden. Daarbij gaat het volgens Liber om “zowel het excessief aandringen tot fysiek contact, communicatie of ontmoetingen, als de ongemakkelijke, intieme en persoonlijke onderwerpen die worden aangehaald, zonder ook maar na te denken of de ander hier ok mee is”. Leden hebben geuit dat ze zich gevangen voelen in een gesprek;
  2. (overige punten 2 – 5

“Naar het oordeel van de rechtbank is het ALV-besluit vernietigbaar omdat het niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, het aan [eiser] verweten ongewenste gedragspatroon voor een belangrijk deel concrete feitelijke basis mist en de overige redenen het besluit tot ontzetting niet rechtvaardigen. Daarbij is het volgende van belang.”

Het gedragspatroon dat Liber [dat is de vereniging] [aan het lid, eiser] verwijt, komt voor een deel neer op fysiek grensoverschrijdend gedrag. Dergelijke beschuldigingen zijn ernstig en raken aan de persoonlijke integriteit van [eiser] . Het had op de weg van Liber [de vereniging] gelegen om aan [eiser] [het lid] te laten weten op welke concrete incidenten zij deze beschuldigingen baseert. Liber heeft dit echter nagelaten. Dit terwijl Liber [eiser] al maanden voor de ALV van ernstige gedragingen had beschuldigd en [eiser] sindsdien meerdere malen om duidelijkheid heeft gevraagd. In de e-mail van 21 oktober 2021 15:03 uur schrijft Liber dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan ongewenste aanrakingen en fysiek contact. [eiser] heeft op 24 november 2021 aan het bestuur laten weten verbaasd en van slag te zijn en om opheldering gevraagd over de feiten. Daarop antwoordt Liber dat zij niet ingaat op specifieke gebeurtenissen. “

“Liber heeft tegen de stelling van [eiser] dat er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden ingebracht dat zij voorafgaand aan het bestuursbesluit heeft geprobeerd hoor en wederhoor toe te passen door met [eiser] in gesprek te gaan, maar dat [eiser] dat heeft geweigerd. Verder voert Liber aan dat [eiser] de gelegenheid heeft gekregen om op de ALV zijn zienswijze te geven. Daarmee zou volgens Liber een eventueel gebrek in hoor en wederhoor zijn hersteld, maar [eiser] heeft daar geen gebruik van gemaakt omdat hij te laat op de ALV verscheen. Het betoog van Liber komt erop neer dat er deugdelijke hoor en wederhoor zou hebben plaatsgevonden als [eiser] met het bestuur in gesprek was gegaan voorafgaand aan de ALV of als [eiser] op tijd bij de ALV was verschenen. Daarmee gaat Liber er echter aan voorbij dat hoor en wederhoor niet alleen inhoudt dat Liber en [eiser] (al dan niet op de ALV) in gesprek gaan, maar dat Liber [eiser] ook had moeten informeren van welke concrete feiten zij [eiser] beschuldigde. Alleen dan kon [eiser] zich immers deugdelijk verweren tegen de beschuldigingen. Aangezien Liber deze duidelijkheid niet heeft verschaft, is van deugdelijke hoor en wederhoor geen sprake geweest. Liber heeft daarmee niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen bij de totstandkoming van het ALV-besluit.”

“Inmiddels staat tussen partijen niet meer ter discussie dat er geen sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Volgens Liber is seksueel grensoverschrijdend gedrag ook niet aan het ALV-besluit ten grondslag gelegd, maar ging het om een ongewenst gedragspatroon waarbij [eiser] de grenzen van vaak vrouwelijke leden niet zou hebben erkend of gerespecteerd en excessief zou hebben aangedrongen op fysiek contact. Naar het oordeel van de rechtbank mist echter ook deze grond voor de ontzetting feitelijke basis. Liber heeft namelijk tot op heden niet concreet kunnen maken welke gedragingen van [eiser] hebben geleid tot de conclusie dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan dergelijk ongewenst fysiek gedrag. Desgevraagd heeft Liber ter zitting verklaard geen concrete voorbeelden van dergelijk gedrag te kunnen noemen. “

Rechtbank Amsterdam 26 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4388


3
Het geschil

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij een voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

  1. het bestuursbesluit vernietigt;
  2. het ALV-besluit vernietigt;
  3. voor recht verklaart dat de aantijgingen aan het adres van [eiser] zoals die blijken uit het bestuursbesluit of het ALV-besluit, althans de aantijging van seksueel grensoverschrijdend gedrag door [eiser] , een onrechtmatige daad oplevert;
  4. Liber gelast een rectificatie te verzenden aan haar (voormalige) leden, functionarissen, zusterverenigingen, de overkoepelende vereniging ZEUS en de onderwijsinstellingen, op straffe van een dwangsom, op basis van de tekst: “Hierbij berichten wij jullie dat eerdere uitlatingen van ons over gedragingen van [eiser] , op grond waarvan wij hem hebben geroyeerd, en met name uitlatingen over vermeend seksueel grensoverschrijdend gedrag van hem, niet door ons zijn bewezen of aangetoond en dat wij dus met die uitlatingen onrechtmatig jegens hem hebben behandeld. Wij trekken onze beschuldigingen hierbij in.”;
  5. Liber gelast geen mededelingen te doen waarmee de aantijgingen die onderdeel uitmaken van de besluiten opnieuw worden geuit, op straffe van een dwangsom;
  6. Liber te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen tot vernietiging van het bestuursbesluit en het ALV-besluit ten grondslag dat deze besluiten in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 onder b BW). Er heeft geen hoor en wederhoor plaatsgevonden er heeft geen enkel onafhankelijk onderzoek plaatsgevonden naar de aan hem ten onrechte verweten aantijgingen. Daarnaast zijn de beschuldigingen deels onterecht en kunnen deze voor het overige niet een ontzetting dragen. Aan zijn vordering tot vernietiging van het ALV-besluit legt [eiser] tevens ten grondslag dat de uitnodiging voor de ALV gebrekkig is omdat de uitnodiging niet de plaats van de vergadering meldt, terwijl dit volgens de Statuten wel moet (artikel 2:15 lid 1 onder a BW). Aan de vorderingen genoemd onder c, d en e van het petitum legt [eiser] ten grondslag dat de beschuldigingen aan zijn adres, zeker die ten aanzien van seksueel grensoverschrijdend gedrag, in strijd zijn met de waarheid, zodat Liber het misdrijf pleegt van smaad(schrift), althans eenvoudige belediging, en dat sprake is van een onrechtmatige daad.

3.3.

Liber voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

[eiser] vordert allereerst vernietiging van zowel het bestuursbesluit, als het ALV-besluit.

[eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot vernietiging van het bestuursbesluit

4.2.

Op grond van artikel 5 lid 3 van de Statuten kan degene ten aanzien van wie een besluit tot ontzetting of opzegging namens de vereniging is genomen daartegen beroep instellen bij de algemene vergadering. Artikel 5 lid 4 van de Statuten bepaalt dat de betrokkene gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is geschorst. Daaruit volgt dat een bestuursbesluit inhoudende een opzegging of ontzetting pas daadwerkelijk de opzegging of ontzetting tot gevolg heeft als de beroepstermijn is verstreken zonder dat de betrokkene beroep heeft ingesteld bij de algemene vergadering. Als de betrokkene wel tijdig beroep instelt en de algemene vergadering vervolgens op het beroep beslist, treedt het besluit van de algemene vergadering dus feitelijk in de plaats van het bestuursbesluit.

4.3.

Het voorgaande brengt mee dat [eiser] niet -ontvankelijk is in zijn vordering tot vernietiging van het bestuursbesluit. Daarom zal de rechtbank in deze zaak alleen het ALV-besluit toetsen.

De inhoud van het ALV-besluit en het toetsingskader voor vernietiging

4.4.

In het bestuursbesluit en de uitnodiging voor de ALV staan de bepalingen genoemd uit de Statuten die zien op zowel de opzegging als op ontzetting. In de notulen van de ALV wordt steeds de term “beëindiging” of “royement” gebruikt. De rechtbank begrijpt uit het debat van partijen dat het ALV-besluit bedoeld is als een besluit tot ontzetting en ook als zodanig is opgevat door [eiser] . Dat neemt de rechtbank dan ook als uitgangspunt bij de beoordeling.

4.5.

Op grond van artikel 2:15 lid 1 onder b BW kan een besluit van een orgaan van een rechtspersoon worden vernietigd wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. Vooropstaat dat de rechterlijke toetsing van besluiten van een orgaan van een rechtspersoon aan de redelijkheid en billijkheid een marginaal karakter heeft, omdat de algemene vergadering beleidsvrijheid toekomt. De toetsing door de rechter komt neer op de vraag of de algemene vergadering in redelijkheid tot het ontzettingsbesluit heeft kunnen komen. Daarbij komt het aan op een beoordeling of Liber alle bij het besluit in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen.1

4.6.

Ontzetting uit het lidmaatschap kent – anders dan opzegging – een bestraffend karakter en kan volgens artikel 2:35 lid 3 BW en artikel 5 lid 1 onder d van de Statuten alleen plaatsvinden wanneer een lid in strijd handelt met de Statuten, reglementen of besluiten van de vereniging, of wanneer een lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.

4.7.

Uit de notulen van de ALV blijkt dat aan het ontzettingsbesluit – kort samengevat – de volgende vijf redenen ten grondslag zijn gelegd:

  1. dat sprake is van een ongewenst gedragspatroon waardoor leden achterblijven met ongemakkelijke, onwelkome en onveilige gevoelens. Volgens Liber heeft [eiser] de grenzen die vaak vrouwelijke leden stelden niet erkend of gerespecteerd en weet [eiser] niet van ophouden. Daarbij gaat het volgens Liber om “zowel het excessief aandringen tot fysiek contact, communicatie of ontmoetingen, als de ongemakkelijke, intieme en persoonlijke onderwerpen die worden aangehaald, zonder ook maar na te denken of de ander hier ok mee is”. Leden hebben geuit dat ze zich gevangen voelen in een gesprek;
  2. dat [eiser] de algemene vergadering van 12 januari 2022 heeft verstoord;
  3. dat [eiser] op de algemene vergadering van 12 januari 2022 zonder toestemming te vragen privéberichten heeft voorgelezen;
  4. dat [eiser] een petitie heeft laten ondertekenen terwijl sommige van de ondertekenaars niet (volledig) op de hoogte waren van de petitie of de petitie niet volledig steunden;
  5. dat [eiser] een incassobureau heeft ingeschakelde om declaraties betaald te krijgen en persoonsgegevens van bestuursleden heeft gedeeld met het incassobureau.

ALV-besluit is vernietigbaar

4.8.

Naar het oordeel van de rechtbank is het ALV-besluit vernietigbaar omdat het niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen, het aan [eiser] verweten ongewenste gedragspatroon voor een belangrijk deel concrete feitelijke basis mist en de overige redenen het besluit tot ontzetting niet rechtvaardigen. Daarbij is het volgende van belang.

4.9.

Het gedragspatroon dat Liber [eiser] verwijt, komt voor een deel neer op fysiek grensoverschrijdend gedrag. Dergelijke beschuldigingen zijn ernstig en raken aan de persoonlijke integriteit van [eiser] . Het had op de weg van Liber gelegen om aan [eiser] te laten weten op welke concrete incidenten zij deze beschuldigingen baseert. Liber heeft dit echter nagelaten. Dit terwijl Liber [eiser] al maanden voor de ALV van ernstige gedragingen had beschuldigd en [eiser] sindsdien meerdere malen om duidelijkheid heeft gevraagd. In de e-mail van 21 oktober 2021 15:03 uur schrijft Liber dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan ongewenste aanrakingen en fysiek contact. [eiser] heeft op 24 november 2021 aan het bestuur laten weten verbaasd en van slag te zijn en om opheldering gevraagd over de feiten. Daarop antwoordt Liber dat zij niet ingaat op specifieke gebeurtenissen. Vervolgens heeft [eiser] op de algemene vergadering van 12 januari 2022 een petitie voorgelezen waarin onder andere staat dat hij geen inhoudelijk antwoord krijgt op zijn vragen. [eiser] heeft deze petitie op 14 januari 2022 aan Liber gemaild. Liber beantwoordt vervolgens de vragen van [eiser] nog steeds niet en neemt vóór afloop van de termijn van beraad voor een persoonlijk gesprek het bestuursbesluit, waarin zij de verwijten aan [eiser] omschrijft als herhaaldelijk “seksueel grensoverschrijdend gedrag”. Liber geeft in het bestuursbesluit geen handen en voeten aan deze – nog ernstigere – beschuldiging. Op de ALV heeft Liber bij de toelichting op de redenen voor de ontzetting de term “seksueel” niet meer gebruikt, maar wel bewoordingen gebruikt die duiden op fysiek grensoverschrijdend gedrag. Daarbij heeft Liber niet concreet gemaakt aan welke fysiek grensoverschrijdende gedragingen [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt. Op de vraag van een lid of het gedrag van [eiser] in het bestuursbesluit was omschreven als seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft Liber bevestigend geantwoord.

4.10.

Liber heeft tegen de stelling van [eiser] dat er geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden ingebracht dat zij voorafgaand aan het bestuursbesluit heeft geprobeerd hoor en wederhoor toe te passen door met [eiser] in gesprek te gaan, maar dat [eiser] dat heeft geweigerd. Verder voert Liber aan dat [eiser] de gelegenheid heeft gekregen om op de ALV zijn zienswijze te geven. Daarmee zou volgens Liber een eventueel gebrek in hoor en wederhoor zijn hersteld, maar [eiser] heeft daar geen gebruik van gemaakt omdat hij te laat op de ALV verscheen. Het betoog van Liber komt erop neer dat er deugdelijke hoor en wederhoor zou hebben plaatsgevonden als [eiser] met het bestuur in gesprek was gegaan voorafgaand aan de ALV of als [eiser] op tijd bij de ALV was verschenen. Daarmee gaat Liber er echter aan voorbij dat hoor en wederhoor niet alleen inhoudt dat Liber en [eiser] (al dan niet op de ALV) in gesprek gaan, maar dat Liber [eiser] ook had moeten informeren van welke concrete feiten zij [eiser] beschuldigde. Alleen dan kon [eiser] zich immers deugdelijk verweren tegen de beschuldigingen. Aangezien Liber deze duidelijkheid niet heeft verschaft, is van deugdelijke hoor en wederhoor geen sprake geweest. Liber heeft daarmee niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen bij de totstandkoming van het ALV-besluit.

4.11.

Inmiddels staat tussen partijen niet meer ter discussie dat er geen sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Volgens Liber is seksueel grensoverschrijdend gedrag ook niet aan het ALV-besluit ten grondslag gelegd, maar ging het om een ongewenst gedragspatroon waarbij [eiser] de grenzen van vaak vrouwelijke leden niet zou hebben erkend of gerespecteerd en excessief zou hebben aangedrongen op fysiek contact. Naar het oordeel van de rechtbank mist echter ook deze grond voor de ontzetting feitelijke basis. Liber heeft namelijk tot op heden niet concreet kunnen maken welke gedragingen van [eiser] hebben geleid tot de conclusie dat [eiser] zich schuldig zou hebben gemaakt aan dergelijk ongewenst fysiek gedrag. Desgevraagd heeft Liber ter zitting verklaard geen concrete voorbeelden van dergelijk gedrag te kunnen noemen.

4.12.

De overige redenen die Liber aan het ALV-besluit ten grondslag heeft gelegd zijn niet ernstig genoeg om het besluit tot ontzetting te rechtvaardigen. Het omschreven gedragspatroon – de beschuldigingen van ongewenst fysiek gedrag buiten beschouwing latend – komt er grotendeels op neer dat [eiser] gesprekken voert met mensen die daar niet op zitten te wachten en niet weet wanneer hij moet stoppen. Aan Liber kan worden toegegeven dat dit gedrag sociaal onwenselijk kan zijn. Het gedrag is echter niet dusdanig ernstig dat het een ontzetting rechtvaardigt. De gedragingen van [eiser] op de (digitaal gehouden) algemene vergadering van 12 januari 2022 kunnen voorts niet los worden gezien van de omstandigheid dat Liber zeer zware beschuldigingen had geuit aan het adres van [eiser] , maar niet aan [eiser] had laten weten op welke concrete incidenten zij deze beschuldigingen baseerde. Liber verwijt [eiser] dat hij, nadat [naam 2] tegen hem had gezegd dat hij de petitiebrief niet mocht voorlezen en hem meerdere keren had gedempt, alsnog de petitiebrief heeft voorgelezen. Dit is op zichzelf juist, maar onder de gegeven omstandigheden deels voorstelbaar. [eiser] stelde in de petitiebrief namelijk de gang van zaken rondom de waarschuwingen en schorsing aan zijn adres van oktober 2021 aan de orde. Wellicht was een petitie niet het meest passende middel om deze zaken aan de orde te stellen, maar dát [eiser] deze zaken aan de orde wilde stellen, is voorstelbaar omdat Liber weigerde aan hem duidelijkheid te verschaffen. Liber verwijt [eiser] voorts dat hij zonder toestemming privéberichten voorlas op de algemene vergadering van 12 januari 2022. Dit ging om Whatsappberichten van [naam 3] . Deze Whatsappberichten waren echter niet van persoonlijke aard, maar hadden betrekking op de rol van [naam 3] (als bestuurslid of vertrouwenspersoon) en de bedoeling van haar uitnodiging aan [eiser] voor een gesprek. Verder verwijt Liber [eiser] dat hij een petitie heeft laten ondertekenen terwijl sommige ondertekenaars niet (volledig) op de hoogte waren van de petitie of de petitie niet volledig steunden. Volgens [eiser] hebben sommige leden zich na de chaotisch verlopen algemene vergadering van 12 januari 2022, na kennelijke druk van het bestuur, misschien bedacht. Liber betwist dat zij druk heeft uitgeoefend maar acht het mogelijk dat leden zich na de chaotisch verlopen algemene vergadering van 12 januari 2022 bedacht kunnen hebben. Van bewuste misleiding van leden door [eiser] is dus niet gebleken. Tot slot verwijt Liber [eiser] dat hij een incassobureau heeft ingeschakeld om declaraties betaald te krijgen en persoonsgegevens van bestuursleden heeft gedeeld met het incassobureau. Het inschakelen van een incassobureau kan geen reden voor ontzetting zijn. Dat zou een lid namelijk ernstig beperken in zijn mogelijkheden om een vordering op een vereniging te incasseren. [eiser] heeft ter zitting verklaard dat hij slechts het telefoonnummer dat op de website staat en een e-mailadres van de penningmeester heeft doorgegeven aan het incassobureau, omdat er geen publiekelijk bekende contactgegevens van Liber beschikbaar waren. Liber heeft dit niet betwist. Niet valt in te zien waarom [eiser] verweten zou moeten worden dat hij de door hem genoemde gegevens heeft gedeeld met een incassobureau.

4.13.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het ALV-besluit vernietigen, omdat het in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het argument van [eiser] dat het ALV-besluit vernietigd moet worden omdat de uitnodiging voor de ALV niet de plaats van de vergadering meldt, behoeft dan ook geen bespreking meer.

Rectificatie

4.14.

Daarnaast vordert [eiser] rectificatie. Daarvoor moet worden beoordeeld of Liber op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is omdat zij op onrechtmatige wijze onjuiste en/of door onvolledigheid misleidende informatie van feitelijke aard heeft verstrekt (artikel 6:162 BW jo. artikel 6:167 BW) zowel binnen als buiten Liber. Daarbij moeten alle van belang zijnde omstandigheden in aanmerking worden genomen.

4.15.

Uit de dagvaarding en de toelichting ter zitting van [eiser] blijkt dat het [eiser] het meest steekt dat Liber hem heeft beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. [eiser] wijst erop dat dit in het bestuursbesluit is genoemd, dat hierover gesproken is op de ALV en dat Liber ook dergelijke uitingen heeft gedaan aan zusterverenigingen. Liber voert hiertegen aan dat het woord “seksueel” uitsluitend is genoemd in het bestuursbesluit en dat dit alleen aan [eiser] is gestuurd, dat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet aan de ALV is voorgelegd als grond voor de ontzetting, dat zij op de ALV slechts bevestigend heeft geantwoord op de vraag van een lid of het gedrag van [eiser] in het bestuursbesluit was omschreven als seksueel grensoverschrijdend gedrag en dat Liber daarover geen uitlatingen heeft gedaan bij zusterverenigingen.

4.16.

Gelet op de beschrijving die Liber op de ALV heeft gegeven van het ongewenste gedragspatroon kan dat bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat [eiser] mede is ontzet omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan fysiek grensoverschrijdend gedrag. Zoals Liber ook zelf onderkent in haar conclusie van antwoord, kunnen de leden van Liber het door Liber omschreven gedrag als seksueel grensoverschrijdend gedrag hebben opgevat. Liber heeft voorts bevestigd dat het gedrag van [eiser] in het bestuursbesluit was omschreven als seksueel grensoverschrijdend gedrag en daarbij ook niet verduidelijkt dat daarvan feitelijk geen sprake was en dat dit dus ook niet als grond voor de ontzetting aan de ALV werd voorgelegd. Dit kan mogelijk de gedachte bij leden hebben gevoed dat [eiser] zich schuldig had gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verder heeft Liber op een vergadering van de vereniging ZEUS van 20 mei 2022 te kennen gegeven dat een lid van Liber is geroyeerd om “voornamelijk langer termijn gedrag naar jonge dames in de vereniging”. Deze uitlating kan bij leden van ZEUS de gedachte hebben gevoed dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan (al dan niet seksueel) grensoverschrijdend gedrag.

4.17.

De hiervoor genoemde uitlatingen van Liber moeten zonder twijfel als beschadigend voor [eiser] worden aangemerkt en missen, zoals hiervoor al is overwogen, een concrete feitelijke basis. Dat brengt mee dat Liber tegenover [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft een voldoende gerechtvaardigd belang dat Liber die uitlatingen rectificeert in de vorm van een mededeling aan de leden van Liber, de oud-leden van Liber die lid waren ten tijde van het ALV-besluit en aan de leden van ZEUS. De rechtbank ziet geen grond voor een rectificatie aan andere verenigingen of aan onderwijsinstellingen, aangezien niet is gebleken dat Liber buiten haar eigen vereniging en ZEUS voor [eiser] schadelijke uitlatingen heeft gedaan. De rechtbank zal de tekst van het rectificatiebericht bepalen. Daarbij is rekening gehouden met wat in het kader van deze procedure is komen vast te staan en de over en weer aan de orde zijnde belangen.

4.18.

Liber wordt geboden om, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat Liber daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het hieronder opgenomen bericht op haar website te plaatsen gedurende drie maanden, aan vereniging ZEUS te berichten en te e-mailen naar al haar huidige leden, alsmede aan alle oud-leden die lid waren op 16 maart 2022.

Intern beroep verhinderen

“Bij brief van 14 november 2022 heeft het bestuur aan [eiser] medegedeeld dat zij het lidmaatschap van [eiser] per direct opzeggen (hierna: het Besluit). Het bestuur noemt als reden voor de opzegging dat zij geen toestemming heeft gegeven voor de Website, [eiser] geen antwoord geeft op de vragen van het bestuur over de Website, het niet lukt om in gesprek te gaan met [eiser] en [eiser] niet langer een positieve bijdrage levert aan de Watersportvereniging. “

“In een e-mail van 13 maart 2023 heeft [eiser] het bestuur geïnformeerd dat hij de Website niet heeft gemaakt (…) [en dat] [eiser] wenst de ledenvergadering bijeen te roepen om het Besluit aan te vechten en heeft het bestuur verzocht om binnen drie weken de ledenvergadering te beleggen.

“In reactie hierop heeft het bestuur op 23 maart 2023 aan [eiser] bericht dat het aanvragen van een bijzondere ledenvergadering om het Besluit terug te draaien buiten alle proporties en onredelijk is. Het bestuur heeft de opzegging naar eigen zeggen eerder al heroverwogen. [eiser] heeft volgens het bestuur een reeds geplande ledenvergadering niet benut om hier tegen op te komen en de opzegging heeft vier maanden geleden plaatsgevonden. “

De rechtbank: “De statuten voorzien in een beroepsmogelijkheid bij de ledenvergadering als een lidmaatschap wordt opgezegd door het bestuur. Vast staat dat in de opzeggingsbrief van 14 november 2022 geen melding is gemaakt van deze beroepsmogelijkheid. Het bestuur heeft [eiser] daar ook naderhand niet op gewezen, terwijl [eiser] kenbaar heeft gemaakt dat hij het niet eens was met het Besluit. Zo heeft [eiser] in correspondentie tussen hem en het bestuur (2.8 en 2.10) benoemd dat hij zich niet kon vinden in de redenen voor opzegging en zich tegen de opzegging verzet. [eiser] heeft het bestuur op 13 maart 2023 hierna ook expliciet verzocht om het bijeenroepen van een ledenvergadering, om tegen de opzegging door het bestuur op te komen. De weigering van het bestuur hierna om over te gaan tot het bijeenroepen van de ledenvergadering, maakt dat het Besluit in strijd is met de door artikel 2:8 geëiste redelijkheid en billijkheid. Immers, met deze gang van zaken heeft het bestuur verhinderd dat [eiser] in beroep kon gaan tegen het Besluit, waartoe hij op grond van de statuten gerechtigd was.”

“Vast staat dat het in deze zaak gaat om een besluit tot opzegging en niet tot ontzetting. In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen opzegging van lidmaatschap (2:36 BW) en ontzetting van een lid (2:35 BW). Het gaat om twee verschillende wijzen waarop het lidmaatschap eindigt, waarvoor een zelfstandige grond bestaat. Voor ontzetting is slechts plaats als een lid heeft gehandeld in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging. De wet voorziet in een beroepsmogelijkheid voor het ontzette lid bij de ledenvergadering, waarvoor een termijn is bepaald. Wat opzegging betreft, bestaat deze wettelijke beroepsmogelijkheid en termijn niet. De Watersportvereniging heeft ervoor gekozen om in haar statuten te voorzien in een beroepsmogelijkheid bij opzegging.”

” Dit betekent echter niet dat hierop de wettelijke bepalingen inzake ontzetting van toepassing zijn. Dat het Watersportverbond in haar statuten wel een beroepstermijn bepaalt bij zowel opzegging als ontzetting, doet er in dit verband niet toe. De statuten van het Watersportverbond zijn niet van toepassing op de verhouding tussen de Watersportvereniging en haar leden. Nu de statuten van de Watersportvereniging geen termijn voorschrijven voor het instellen van beroep tegen een opzeggingsbesluit en het voor het bestuur bovendien al geruime tijd kenbaar was dat [eiser] op wenste te komen tegen het Besluit, ziet de rechtbank geen aanleiding om haar verweer te volgen dat [eiser] op 13 maart 2023 in redelijkheid niet meer kon verzoeken om het bijeenroepen van de ledenvergadering.”

Rechtbank Amsterdam 7 augustus 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5137

Schorsing als disciplinaire maatregel

Een lid wordt geschorst door een vereniging, en vervolgens wordt het lidmaatscshap per direct opgezegd omdat het lid de schorsing zou hebben overtreden door in het verenigingsgebouw te verschijnen.

“Aldus is sprake van een schorsing buiten ontzetting als disciplinaire maatregel. De wet biedt daarvoor geen basis. De rechtbank overweegt dat schoring als disciplinaire maatregel, gelet op haar ingrijpende aard, dan ook een statutaire basis vereist om in redelijkheid te kunnen worden toegepast (vgl. onder meer Asser/Rensen 2-III 2022/91, Overes, GS Rechtspersonen, artikel 35 aantekening 8, 2020). Nu een dergelijke statutaire basis in de statuten van Limburgia evenwel ontbreekt is sprake van een nietig (schorsings)besluit als bedoeld in artikel 2:14 lid 1 BW.”

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2023:5388

“Dat betekent dat voor het opzeggingsbesluit – noch daargelaten het antwoord op de vraag of voor het bestuur gelet op de gebezigde verwijten en het verschil in geboden rechtsbescherming de keuzevrijheid bestond tussen opzegging en ontzetting1 – geen grond bestond. De wet vereist in artikelen 2:35 lid 1 jo. 2:36 lid 1 BW (evenals artikel 7 lid 4 van de statuten van Limburgia) voor een opzegging met onmiddellijke ingang dat er een situatie bestaat waarin het voortduren van het lidmaatschap van de vereniging redelijkerwijs niet langer kan worden gevergd. Zoals hiervoor reeds overwogen stelt Limburgia dat die situatie uitsluitend bestond uit de niet-naleving van het schorsingsbesluit. Met de nietigheid van dat schorsingsbesluit is evenwel sprake van een non-existentieel besluit zodat van niet-naleving nimmer sprake is geweest. Daarmee staat in rechte vast dat nimmer is voldaan aan de wettelijke en statutaire vereisten voor het nemen van een opzeggingsbesluit, zodat sprake is van een besluit dat door inhoud of strekking in strijd is met de wet en statuten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opzeggingsbesluit nietig is als bedoeld in artikel 14 lid 1 BW, zodat zij de gevorderde verklaring voor recht zal toewijzen dat het lidmaatschap niet per 26 augustus 2021 is geëindigd.”

  1. Vgl. in bevestigende zin: gerechtshof ’s-Hertogenbosch 11 augustus 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:2551 en ECLI:NL:RBLIM:2016:6217 / vgl. in ontkennende zin: De Roo, Bestuur van rechtspersonen, ZIFO nr. 34 2021, p. 376 e.v. met verwijzing naar Parl. Gesch., BW Boek 2 1962, p. 399.

Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4.7 is overwogen is sprake van een onrechtmatige daad die Limburgia in beginsel verplicht tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg daarvan geleden schade. De verschillende door [eiser] gevorderde schadeposten zullen in het navolgende door de rechtbank worden behandeld.

Uit bovenvermelde motivering volgt dat per saldo aan schadevergoeding een bedrag van € 397,60 wordt toegewezen.