Vereniging zonder ALV’s

ECLI:NL:RBAMS:2019:3884

” Eind 2006/begin 2007 heeft [eiseres] , samen met drie anderen, onder wie

[naam 1] , een netwerk voor vastgoedvrouwen opgericht. [De vereniging] is in dat kader formeel opgericht op 19 maart 2008. Bij de akte van oprichting is [eiseres] voor een periode van 3 jaar benoemd als bestuurder (penningmeester) van [de vereniging].” “Sinds de oprichting van [de Vvereniging] heeft het bestuur – in strijd met de statuten – geen jaarstukken opgemaakt, is er geen kascommissie benoemd en is niet jaarlijks verantwoording afgelegd aan de ALV. (Er werden helemaal geen ALV’s gehouden).” ” Tussen [eiseres] enerzijds en [gedaagden] anderzijds is in de loop van 2018 onenigheid ontstaan over het beheer van de financiën van [de vereniging] en over door [eiseres] opgenomen bedragen van de bankrekening van [de vereniging] , die zij beheerde.” 
Oprichter Eiseres wordt afgezet, ‘gedaagden’ vormen nu het bestuur. Eiseres vordert rectificatie van een email die het nieuwe bestuur heeft gestuurd aan alle leden. Het conflict gaat over de cash opnames van in totaal E 54.000 die eiseres in de loop der jaren heeft gedaan. 
“e-mail hebben [gedaagden] immers in zakelijke bewoordingen uiteengezet dat van de verenigingsrekening gelden zijn afgeboekt die volgens hen niet zakelijk zijn en waarvoor geen deugdelijke onderbouwing aanwezig is. Ook staat erin vermeld dat zij aangifte hebben gedaan bij de politie. Deze tekst is niet onjuist. Wel kan uit de omstandigheid dat [gedaagden] aangifte hebben gedaan worden afgeleid dat [eiseres] zich naar hun mening schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. Dit houdt weliswaar een ernstige beschuldiging in, maar [gedaagden] hebben voldoende argumenten aangedragen om hun visie op dit punt te onderbouwen. Van een lichtvaardige – uit de lucht gegrepen – beschuldiging is dan ook evenmin sprake. Anderzijds kan, gelet op het verweer van [eiseres] , ook niet op voorhand worden aangenomen dat [eiseres] zich ten koste van [gedaagde sub 1] heeft verrijkt. Mogelijk zal uit nader onderzoek blijken dat dit niet het geval is, omdat door [eiseres] privé in het verleden voorgeschoten bedragen tegen de later opgenomen bedragen kunnen worden weggestreept, of deze zelfs overtreffen. Van belang is dat tijdens de ALV is besloten dat daarnaar door een onafhankelijke derde nader onderzoek zal worden verricht. Daarnaast hebben [gedaagden] ter zitting meegedeeld dat op afzienbare termijn een tweede ALV zal worden gehouden, waarbij een kascommissie zal worden benoemd.” 
De rechtbank vorder de rectificatie af. Naar mijn mening laat de uitspraak zien dat het houden van ALV’s beter niet achterwege kan worden gelaten. 
De volledige tekst van de uitspraak staat op ECLI:NL:RBAMS:2019:3884

Kerkelijk recht gaat boven arbeidsrecht

Bij wijze van uitzondering, een uitspraak over kerkelijk recht. ” Art. 2:2 lid 2 BW bepaalt dat kerkgenootschappen worden geregeerd door hun eigen statuut, voor zover dit niet in strijd is met de wet. Deze bepaling berust op het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat. Wat in een concreet geval behoort tot het statuut van een kerkgenootschap, hangt af van de omstandigheden van het geval. In het algemeen behoren daartoe regelingen over de organisatiestructuur en het interne functioneren van het kerkgenootschap, waaronder regels over het bestuur van het kerkgenootschap en over de verhouding tussen het kerkgenootschap en zijn geestelijk ambtsdrager(s).1 Uit art. 2:2 lid 2 BW volgt dat het eigen statuut alleen geldt voor zover dit niet in strijd is met de wet. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat het begrip ‘wet’ in deze bepaling verwijst naar bepalingen van fundamentele aard of ‘sterk dwingend recht’, waarbij is gedacht aan ‘zeer zwaarwegende dwingendrechtelijke bepalingen’.2
” [De kerk kent] eigen regelingen over de rechtsverhouding tot zijn predikant. Die verhouding is een interne kerkelijke verhouding, die [de kerk] in zijn statuut heeft vormgegeven. Met de daarin voorkomende bepalingen is onmiskenbaar beoogd de toepasselijkheid van de bepalingen van titel 10 van Boek 7 BW op die verhouding uit te sluiten. De in die bepalingen uitgewerkte ontslagregeling wijkt niet zodanig af van het dwingend recht waarop de predikant zich in dit geding beroept […] dat daardoor belangen van fundamentele aard worden geschonden.

3.5

Uit het voorgaande volgt dat het hof […]ten onrechte heeft geoordeeld dat het dwingend recht waarop de predikant zich beroept, prevaleert boven het statuut van NGK Hattem.

ECLI:NL:HR:2019:1531

Marginale toetsing bij royement

ECLI:NL:RBMNE:2019:2530

” Het […] standpunt van [het geroyeerde lid, eiser] is dat de besluiten tot ontzetting en opzegging op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW vernietigbaar zijn wegens strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die volgen uit artikel 2:8 BW. 
Als beoordelingskader geldt dat de besluiten tot ontzetting en/of opzegging van het lidmaatschap alleen ontoelaatbaar tegenover [eiser] zijn, als de vereniging in de gegeven omstandigheden, in redelijkheid niet tot ontzetting/opzegging had kunnen komen. Bij de beoordeling van de vraag of een orgaan van de vereniging bij het nemen van de besluiten alle in aanmerking komende belangen naar redelijkheid en billijkheid heeft afgewogen en daarbij de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen, moet de rechtbank terughoudend zijn (zie HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145 (VEB/KLM) en Hof ’s-Hertogenbosch 30 mei 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:2298). De achtergrond van deze terughoudende – ook wel marginale – toets, is dat rechtspersonen als uitgangspunt beleidsvrijheid hebben. Er mag daarom niet te snel worden aangenomen dat een orgaan van een rechtspersoon een besluit ten onrechte heeft genomen.” […]
” In dit geval is niet gebleken dat (de ALV van) WBE [naam 1] de besluiten tot ontzetting en opzegging niet in redelijkheid heeft kunnen nemen. Dit oordeel is gebaseerd op de volgende omstandigheden.” 


Verder gaat het om een jachtvereniging en uiteindelijk om concurrentie om jachtrechten (wie mag waar jagen).

Infiltreren en nieuwe leden weigeren

ECLI:NL:RBNNE:2019:2577
Eisers hebben ter onderbouwing van hun vorderingen gesteld dat de GSb ieder van hen ten onrechte weigert als lid in de zin van haar statuten. Eisers voldoen naar hun mening aan de in de statuten van de GSb neergelegde voorwaarden om lid te mogen worden, zodat zij ook dienen te worden toegelaten als leden van de GSb. De GSb gaat er volgens eisers vanuit dat zij, als leden van DAG, een coup willen plegen door middel van het behalen van een meerderheid in de ALV van de GSb, maar dat is volgens eisers niet waar en het is volgens eisers onduidelijk waar de GSb dit op baseert. Eisers zijn volgens hen slechts drie bezorgde studenten die via de GSb graag inspraak willen hebben in de standpunten die de GSb inneemt in de lokale en landelijke studentenpolitiek. Eisers vinden dat zij niet behoren te worden uitgesloten enkel en alleen omdat zij gelieerd zijn aan een bepaalde politieke beweging of wegens een bepaalde politieke overtuiging. Eisers vinden dit discriminatoir en daarmee onrechtmatig. De GSb heeft naar de mening van eisers in redelijkheid niet hun aanvraag tot lidmaatschap kunnen weigeren. “


Het inhoudelijke verweer van de GSb houdt in de kern in dat zij vanwege het grondwettelijke recht van vrijheid van vereniging zelf mag beslissen wie zij als lid tot de vereniging toelaat en eisers geen recht hebben om te worden toegelaten tot lid van de GSb enkel omdat zij aan de vereisten van de statuten voldoen. Dit verweer slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter. Een vereniging kan ingevolge het recht van vrijheid van vereniging in beginsel niet worden verplicht om personen als lid toe te laten. Ook als een kandidaat-lid voldoet aan de kwalitatieve eisen van lidmaatschap zoals neergelegd in de statuten, brengt dit niet zonder meer mee dat hij het lidmaatschap kan afdwingen. Het persoonlijk karakter van het lidmaatschap van een vereniging verzet zich hiertegen. Een besluit van (het daartoe bevoegde orgaan van) de vereniging blijft nodig. Daarbij kan een vereniging vervolgens, met inachtneming van de bij statuten of reglement gestelde normen, in beginsel naar eigen inzicht beslissen, met dien verstande dat daarmee niet onrechtmatig mag worden gehandeld ten aanzien van het kandidaat-lid.” 

Niet-bevoegd lid?

ECLI:NL:RBMNE:2019:3591

Dit gaat over een bungalowpark. Het is een goed leesbare “duidelijke taal” uitspraak.

  • De rechtbank: “Het regelen van het beheer van een park als dit is altijd lastig. In principe is iedere eigenaar de baas over zijn eigen stuk grond en zijn eigen huisje, maar er zijn ook gemeenschappelijke belangen.”
  • ” [eisers] vordert vernietiging van de besluiten van de extra Alv van 16 november 2018, met name van het besluit om hem te ontzetten als lid van de vereniging. Volgens hem is de enige reden voor die ontzetting dat hij een eerder besluit van de vereniging wilde laten vernietigen. In de brief waarmee de ontzetting hem is meegedeeld, beroept het bestuur zich op artikel 5.2 en 5.3 van de statuten van de vereniging. Daar is bepaald dat ontzetting mogelijk is wanneer een lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging. Dat [eisers] dat gedaan heeft (door zonnepanelen te plaatsen nadat hem daarvoor toestemming geweigerd was), is evident. Daarom ziet de rechtbank geen grond om het besluit tot ontzetting te vernietigen. Het feit dat [eisers] ontzet is uit het lidmaatschap, wil alleen niet zeggen dat hij niet meer hoeft bij te dragen in de kosten. Hij heeft zich in de leveringsakte van zijn huisje verplicht tot (blijvend) lidmaatschap van de vereniging. Op grond van de statuten heeft hij door zijn ontzetting de status van niet bevoegd lid gekregen. Geschorste en niet-bevoegde leden blijven verplicht een bijdrage te betalen.” 

Ik vind die laatste overweging erg merkwaardig. De wet kent de term “niet-bevoegd lid” niet. De essentie van ontzetting (royement) is nu juist dat iemand door ontzetting geen lid meer is. In geval van bungalowparken moeten bewoners die niet lid zijn vaak wel meebetalen van de rechter, maar dat wordt dan gebaseerd op Boek 6 BW (ongerechtvaardigde verrijking bij wel bewonen zonder meebetalen).

Wat vindt de rechtbank ervan?

2.1.

In een procedure bij de rechtbank kan men alleen door middel van een advocaat procederen. [eisers] en de vereniging hebben allebei een advocaat, maar de andere leden die verweerschriften hebben ingediend niet. Zij zijn in de oorspronkelijke procedure als belanghebbende gehoord, maar in deze procedure zijn zij geen partij. De rechtbank heeft hun verweerschriften overigens wel gezien.
2.2.

De standpunten van die andere leden zijn verdeeld. Sommigen staan helemaal aan de kant van [eisers] of van de vereniging, anderen hebben een positie ergens daartussenin. Het beeld uit die verweerschriften is dat er binnen de vereniging onvrede is over trage procedures. Sommige leden vinden dat [eisers] inhoudelijk een punt heeft, maar hebben bezwaar tegen de manier waarop hij de andere leden voor het blok stelt. Er zijn ook inhoudelijke bezwaren tegen zijn plan.
2.3.

Een formeel verweer ging over de betrokkenheid van [eisers] in persoon. Niet hij is eigenaar van het huisje maar [bedrijf] B.V. Dat verweer heeft de vereniging op de zitting ingetrokken; daar hoeft de rechtbank dus niet over te oordelen.
2.4.

Het regelen van het beheer van een park als dit is altijd lastig. In principe is iedere eigenaar de baas over zijn eigen stuk grond en zijn eigen huisje, maar er zijn ook gemeenschappelijke belangen. In dit geval zijn die geregeld met een erfdienstbaarheid in de leveringsakten. Daar staat onder meer dat het de eigenaren en gebruikers niet is toegestaan om:
(…)

d. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de [gedaagde] veranderingen aan de recreatiewoning aan te brengen, waardoor het landschappelijk en/of architectonisch uiterlijk van het recreatiepark gewijzigd zou worden (…)
Concreet is toestemming nodig onder andere voor affiches, naamborden, verkoopborden of andere uitstekende voorwerpen, voor schuurtjes, terrassen of schuttingen en antennes.
Daarnaast hebben alle kopers zich verplicht om lid te worden van de [gedaagde] , die het park als geheel beheert. En ten slotte is er een boetebeding:
Voor elke niet-nakoming van het hiervoor onder 3. Bepaalde geldt dat de eigenaar of gebruiker van een recreatiewoning ten behoeve van [gedaagde] een boete verbeurt van één duizend euro (€ 1.000,00) per overtreding en één duizend euro (€ 1.000,00) voor de dag dat iedere overtreding voortduurt, welke boete onmiddellijk opeisbaar zal zijn door het enkele feit der niet nakoming, zonder dat enige ingebrekestelling of andere formaliteit in acht behoeft te worden genomen, één en onverminderd de bevoegdheid daarnaast nakoming en/of schadevergoeding te vorderen.
heeft [eisers] een termijn overschreden?
2.5.

Volgens de vereniging is [eisers] te laat. De zaak is begonnen met het besluit van de ALV van 17 maart 2017 om niet in te stemmen met het plaatsen van zonnepanelen. [eisers] heeft geen vernietiging van dat besluit verzocht, zodat dat nu onherroepelijk is. Dat argument is onvoldoende onderbouwd. In de eerste plaats maakt de vereniging niet duidelijk binnen welke termijn [eisers] dan vernietiging had moeten vragen. Bovendien is niet duidelijk in welk opzicht dat besluit nu onherroepelijk zou zijn. In principe staat het een vereniging vrij om, nadat een bepaald voorstel is afgewezen, in een later stadium alsnog daarmee in te stemmen. Daar kunnen allerlei redenen voor zijn (een betere onderbouwing, gewijzigde omstandigheden, een andere samenstelling van de vereniging). In die zin is de afwijzing van een voorstel niet snel onherroepelijk. Vernietiging van het besluit tot afwijzing heeft ook niet zoveel betekenis. Het voorstel is dan niet alsnog aangenomen.
2.6.

De handhavingsbesluiten van 1 juni 2017 hebben wel directe gevolgen voor [eisers] . Hij kan daartegen bezwaar maken, en hij vordert daarvan dan ook vernietiging. De vereniging heeft niet uitgelegd waarom hij daarmee te laat is. Dit verweer gaat daarom niet op. Overigens heeft vernietiging van de besluiten van 1 juni 2018 natuurlijk geen gevolg voor het besluit van 17 maart 2017. [eisers] heeft dan nog steeds geen toestemming voor het plaatsen van die zonnepanelen.
wanneer kunnen besluiten vernietigd worden?
2.7.

Een vereniging is een rechtspersoon, met statuten die onder meer regelen wie er binnen de vereniging welke bevoegdheden heeft. De belangrijke bevoegdheden zijn doorgaans verdeeld tussen het bestuur en de Algemene ledenvergadering. Soms kunnen hun besluiten vernietigd worden, op grond van artikel 2:15 lid 1 BW:
1. Een besluit van een orgaan van een rechtspersoon is (…) vernietigbaar:
a. wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen;
b. wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 8 worden geëist;
c. wegens strijd met een reglement.
[eisers] beroept zich kennelijk op de eerste twee mogelijkheden (a en b).
2.8.

Als iemand op grond van deze bepaling vernietiging vraagt van een besluit dat door een orgaan van de vereniging genomen is, dan is het aan die persoon om goed duidelijk te maken op welke feiten hij dat baseert, en om die feiten zo nodig te bewijzen. De bal ligt dus primair bij [eisers] .
zijn de besluiten rechtsgeldig tot stand gekomen?
2.9.

Volgens [eisers] zijn de besluiten van 1 juni 2018 niet rechtsgeldig tot stand gekomen, of in termen van de wet: in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. Zijn eerste argument daarvoor gaat over de stemverhoudingen:
Volgens de presentielijst waren 23 leden aanwezig en 10 leden afwezig (in totaal zijn er 33 leden). Volgens de notulen is er in totaal een stem uitgebracht door 26 leden, te weten 17 leden voor handhaven, 7 tegen handhaven en 2 onthoudingen. Met andere woorden: 3 leden die niet aanwezig waren hebben ook een stem uitgebracht. Onduidelijk is of deze 3 leden een rechtsgeldige volmacht hebben afgegeven en wat deze volmacht behelsde. Bovendien is onduidelijk wat de stem was van de 7 afwezige leden die geen stem hebben uitgebracht. Tenslotte is onduidelijk of de stem van [eisers] is meegenomen in de stemming.
[eisers] legt echter niet uit welke concrete redenen hij heeft om aan te nemen dat er iets niet goed gegaan is. Kennelijk heeft hij zelf de volmachten niet gecontroleerd, maar dat is niet voldoende om aan te nemen dat ze niet klopten. Op dit punt gaat de rechtbank dus uit van de notulen.
2.10.

Het tweede argument gaat alleen over de boete. Volgens [eisers] is op die Alv wel gesproken over de vraag of de VvE ‘handhavend’ moest optreden, maar is er niet gesproken of gestemd over het opleggen van een boete. Dat staat volgens hem ten onrechte in de notulen. De vereniging zegt daar niet veel over, maar volgens één van de andere verweerschriften (dat van [A] ) heeft het bestuur voorafgaand aan de stemming uitdrukkelijk gemeld dat ‘handhaven’ een boete van € 1.000 betekende. [eisers] heeft dat niet gehoord, omdat hem gevraagd was om voor de stemming de zaal uit te gaan.
2.11.

Hoe dan ook, in het boetebeding in de leveringsakte (zie 2.4) staat ‘verbeurt’ en niet ‘kan worden opgelegd’. Het is dus de vraag of het bestuur wel een besluit van de Alv nodig had om de boete in rekening te brengen. Ook dit argument gaat dus niet op. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat het besluit niet rechtsgeldig is genomen.
zijn de besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid?
2.12.

Besluiten van een rechtspersoon kunnen ook vernietigd worden wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid. Daarvoor is niet voldoende dat een betrokkene het er niet mee eens is, of dat een ander besluit ook mogelijk zou zijn geweest. De maatstaf is in dit geval: heeft de Alv op 1 juni 2018 in redelijkheid kunnen komen tot het besluit om de regels te handhaven (dat wil zeggen om [eisers] te schorsen en om boetes op te leggen)? Volgens [eisers] is dat niet het geval.
2.13.

Zijn eerste reden daarvoor is dat hij helemaal geen toestemming nodig had om zonnepanelen te plaatsen, omdat dat geen wijziging is van het landschappelijk of architectonisch uiterlijk van het park. Volgens hem zijn de zonnepanelen bij zijn huisje niet of nauwelijks zichtbaar. Hij legt overigens niet uit waarom hij zijn plan dan aan de Alv ter goedkeuring heeft voorgelegd. Belangrijker is, dat de discussie kennelijk ging over het collectief plaatsen van zonnepanelen, dus bij alle woningtypen, en niet over zonnepanelen alleen bij hem. De Alv van 17 maart 2017 heeft goedkeuring geweigerd, omdat de panelen vooral bij woningtype Aak zichtbaar waren, en in het vervolg van de vergadering is een commissie aangewezen (met daarin onder meer [eiseres sub 2] ) om alternatieve oplossingen te onderzoeken voor ‘de door meerderen gewenste duurzaamheid op het park’. Dan is niet doorslaggevend hoe het er bij zijn specifieke huisje uitziet.
2.14.

[eisers] vindt dat het bestuur niet eenzijdig kan bepalen of het landschappelijk of architectonisch uiterlijk is gewijzigd; daarvoor moet een onafhankelijk orgaan worden benaderd. Als het bestuur dat niet eenzijdig kan bepalen, kan hij zelf dat natuurlijk ook niet. Maar in dit geval is het ook niet het bestuur, maar de Alv die goedkeuring noodzakelijk vond. [eisers] heeft niet uitgelegd waarom de Alv dat niet kon bepalen.
2.15.

De tweede reden van [eisers] is, dat er niet wordt opgetreden tegen schotelantennes, schoorsteenpijpen, deuren in afwijkende kleuren en beplantingen in strijd met de regels. Dat gaat niet op. Het staat de Alv van de vereniging vrij om te besluiten dat zij het één wel storend genoeg vindt om tegen op te treden en het ander niet. [eisers] vindt zijn zonnepanelen minder storend dan die andere dingen, maar over dat soort afwegingen kan meestal verschillend gedacht worden. [eisers] heeft niet uitgelegd waarom hij vindt dat de vereniging in redelijkheid niet tot deze afweging heeft kunnen komen.
2.16.

Het volgende argument is dat [eisers] de panelen mocht plaatsen, omdat er geen verbod op zonnepanelen is. Daar hoeft niet veel over gezegd te worden. De erfdienstbaarheidsbepalingen in de leveringsakte bevatten een verbod op iedere wijziging in het uiterlijk, behalve als daar toestemming voor gegeven is. Voor de zonnepanelen is geen toestemming gegeven; dan zijn zij dus verboden. En datzelfde geldt voor het argument dat de Alv geen weigeringsbesluit genomen had, en voor het argument dat het handhavingsbesluit van 28 april 2017 niet is uitgevoerd, omdat [eisers] nooit een sommatie heeft gekregen. Dat hoefde ook niet: de Alv heeft geen toestemming gegeven, en dan mocht [eisers] de panelen dus niet plaatsen. En of hij wel of niet een sommatie ontvangen heeft, is niet zo relevant, want hij stelt niet dat hij niet van het besluit op de hoogte was. Als hij wist dat de vereniging zo besloten had, is het een beetje merkwaardig om op een sommatie te gaan zitten wachten.
2.17.

Een laatste argument is dat het plaatsen van zonnepanelen past bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Daar heeft [eisers] gelijk in, maar de erfdienstbaarheidsbepalingen regelen niet dat het verbod op wijzigingen in dat geval niet geldt. Dat is dus niet relevant.
2.18.

De conclusie: de vereniging heeft op de Alv van 1 juni 2018 in redelijkheid kunnen komen tot het besluit om de regels te handhaven. Er is geen grond om die besluiten te vernietigen.
moeten de besluiten van 16 november 2018 vernietigd worden?
2.19.

[eisers] vordert vernietiging van de besluiten van de extra Alv van 16 november 2018, met name van het besluit om hem te ontzetten als lid van de vereniging. Volgens hem is de enige reden voor die ontzetting dat hij een eerder besluit van de vereniging wilde laten vernietigen.
2.20.

In de brief waarmee de ontzetting hem is meegedeeld, beroept het bestuur zich op artikel 5.2 en 5.3 van de statuten van de vereniging. Daar is bepaald dat ontzetting mogelijk is wanneer een lid handelt in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging. Dat [eisers] dat gedaan heeft (door zonnepanelen te plaatsen nadat hem daarvoor toestemming geweigerd was), is evident. Daarom ziet de rechtbank geen grond om het besluit tot ontzetting te vernietigen.
2.21.

Het feit dat [eisers] ontzet is uit het lidmaatschap, wil alleen niet zeggen dat hij niet meer hoeft bij te dragen in de kosten. Hij heeft zich in de leveringsakte van zijn huisje verplicht tot (blijvend) lidmaatschap van de vereniging. Op grond van de statuten heeft hij door zijn ontzetting de status van niet bevoegd lid gekregen. Geschorste en niet-bevoegde leden blijven verplicht een bijdrage te betalen.
2.22.

De vorderingen van [eisers] zullen daarom worden afgewezen. Omdat hij ongelijk krijgt, wordt hij ook veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [naam] worden begroot op: