Impasse in een vereniging ‘zonder leden’.

 Een kleine politieke partij krijgt in 2005 redelijk normale statuten. In 2014 kondigt de voorzitter tevens oprichter aan dat de partij vanaf dan geen leden meer heeft. De statuten worden niet aangepast. In februari 2020 schrijft die voorzitter (eiser in deze procedure) 1 persoon in als mede-bestuurslid in bij de KvK (die gedaagde is in deze procedure). 

  • ” eiser] heeft [gedaagde] per 25 september 2020 uitgeschreven als bestuurslid van Forza! uit het handelsregister en de heren [F] en [G] ingeschreven als nieuwe bestuursleden. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 7 januari 2021 gegrond is verklaard door de Kamer van Koophandel (hierna: KVK) omdat er aan de uit- en inschrijving geen besluiten van de ledenvergadering van Forza! ten grondslag lagen. [eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Op dat beroep is nog niet beslist. Op 24 november 2020 is de statutaire bestuurstermijn (zes jaar) van [eiser] verstreken (artikel 8 lid 2 van de statuten).
  • Op 9 januari 2021 heeft [eiser] opnieuw een poging gedaan om [gedaagde] uit te schrijven uit het handelsregister als bestuurder van Forza!, dimaal met inschrijving van mevrouw [A] als opvolgend bestuurslid per 1 januari 2021. Deze opgaven zijn op 10 januari 2021 geregistreerd. Ook hiertegen is door [gedaagde] op 12 januari 2021 bezwaar gemaakt.  … Dit bezwaar is bij besluit van de KVK van 2 maart 2021 gegrond is verklaard. De KVK heeft de registratie in het handelsregister weer aangepast naar de situatie van vóór september 2020, in welke situatie [eiser] en [gedaagde] als enig bestuurders van de vereniging ingeschreven stonden. “
  •  [gedaagde] heeft daarnaast op 12 januari 2021 de fractie van Forza! in Haarlemmermeer laten weten dat [eiser] feitelijk geen bestuurder meer was omdat zijn bestuurstermijn van 6 jaar was verstreken zonder dat hij opnieuw is benoemd.
  • Verder is er geen ledenadministratie en kan er dus geen ALV worden georgansieerd om uit de impasse te komen.
  • ” De voorzieningenrechter houdt de betrokkenen tenslotte voor dat het hem voorkomt dat op de volgende wijze uit dit moeras kan worden gekomen.

    Partijen kiezen een persoon die goed ingevoerd is in het functioneren van lokale politieke instituties en in wie zij voldoende vertrouwen hebben. Zij vragen die persoon om:

    • aan de hand van een door zowel [eiser] als [gedaagde] aangeleverde lijst van leden/participanten van Forza!, welke leden/participanten in een bijlage zelf aangeven waaruit hun betrokkenheid bestaat of heeft bestaan, een lijst van leden/participanten op te stellen;

    • in overleg met het zittende bestuur een buitengewone vergadering uit te schijven, met als doel een ordelijke herstart, en een voor dat doel geëigende agenda op te stellen. Tot deze vergadering worden alle personen die op de zojuist genoemde lijst zijn geplaatst opgeroepen, teneinde daar te worden toegelaten als lid;

    • personen die niet op die lijst zijn geplaatst ook uit te nodigen voor deze vergadering conform het bepaalde in artikel 18 van de statuten, tijdens welke vergadering zij het overeenkomstig stap (2) gevormde ledenbestand kunnen verzoeken om toelating als lid.

    Aldus samengesteld zal de buitengewone algemene ledenvergadering zich dan kunnen buigen over de agenda.” 

N.B.: bij de PVV is de vereniging PVV opgericht, naar ik begrijp, door dhr. Wilders en de Stichting PVV, de stichting heeft 1 bestuurslid namelijk dhr. Wilders. Of dat een geldige oprichting is betwijfel ik persoonlijk. Ik sluit niet uid dat de Stichting voor alle zekerheid het lidmaatschap direct na oprichting heeft opgezegd zodat er maar 1 lid is. 

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:5448

1. De zaak in het kort

[eiser] vordert in deze procedure – kort weergegeven – dat [gedaagde] stopt met het zich uitgeven als bestuurder of zelfs als lid van de politieke vereniging Forza! Nederland (hierna: Forza!), het gebruik van sociale media van Forza! en van de naam ‘Forza!’ staakt en dat hij toegangscodes en wachtwoorden van sociale media accounts en alle financiële bescheiden en bezittingen van Forza! afgeeft aan het nieuwe bestuur van Forza! Daarnaast vordert [eiser] dat [gedaagde] meewerkt aan zijn uitschrijving als bestuurder van Forza! uit het handelsregister bij de Kamer van Koophandel en aan inschrijving van hemzelf als bestuurder. Volgens [eiser] is [gedaagde] op de buitengewone algemene ledenvergadering van Forza!van 7 april 2021 ontslagen als bestuurder en is [eiser] tijdens die vergadering benoemd als de voorzitter van het eveneens tijdens die vergadering nieuw benoemde bestuur. Volgens [eiser] blijft [gedaagde] zich ten onrechte gedragen als voorzitter van het bestuur van Forza! en weigert hij zijn medewerking te verlenen zijn uitschrijving als bestuurder en aan inschrijving van het nieuwe bestuur bij de Kamer van Koophandel. De voorzieningenrechter verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen, omdat deze vorderingen slechts toekomen aan Forza! en niet aan [eiser] als privé persoon.

Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de buitengewone algemene ledenvergadering van 7 april 2021 niet op een rechtsgeldige wijze is bijeengeroepen, wat tot gevolg heeft dat de op die vergadering genomen besluiten moeten worden geacht niet te bestaan. De voorzieningenrechter doet partijen ten slotte een voorstel om uit de impasse te komen.

2De procedure

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties 1 t/m 13

  • de brief van mr. Bitter van 7 juni 2021 met producties 1 t/m 14

  • het e-mailbericht van mr. Bitter van 9 juni 2021 met de aanvullende productie 15

  • de mondelinge behandeling

  • de pleitnota van [eiser]

  • de pleitnota van [gedaagde] .

2.2.

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 10 juni 2021 zijn verschenen:

  • [eiser] , bijgestaan door mr. Middendorf,

  • [gedaagde] , bijgestaan door mr. Bitter,

  • [A] , [B] , [C]

  • Y. Bakker van NH Nieuws

2.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

3De feiten

3.1.

Naar aanleiding van een besluit daartoe van de algemene ledenvergadering zijn op 8 december 2005 de statuten van de vereniging ‘Politieke Vereniging Forza! Nederland’, gevestigd te Amsterdam (hierna: Forza!) vastgelegd (hierna: de statuten). Tot die tijd was Forza! een informele vereniging, waarvan [eiser] de voorzitter was. In de statuten is – voor zover in dit geding van belang – het volgende bepaald:

DOEL

Artikel 2

  1. De vereniging heeft ten doel: de burgers van Nederland intensief te betrekken bij en te laten participeren in allerhande vormen van openbaar bestuur en maatschappelijke organisaties, kortom: het land terug te geven aan de mensen in het land. Terugkeer naar de menselijke maat is daartoe een noodzakelijke voorwaarde.

  2. De vereniging tracht haar doel onder meer te bereiken door:

a. de inwoners van Nederland regelmatig haar opvattingen en gedachten onder de aandacht te brengen;

b. (…)

c. het bevorderen en ondersteunen van de verkiezing van kandidaten voor het lidmaatschap van gemeenteraden, gesteld door lokale partijen;.

d. het vastleggen van haar concrete doelstellingen in het verkiezingsprogramma;

e. het houden van ledenvergaderingen;

f. (…)

LEDEN

Artikel 3

  1. Lid van vereniging kunnen slechts zijn natuurlijke personen van achttien (18) jaar en ouder, die woonachtig zijn in Nederland.

  2. Het bestuur houdt een register waarin de namen en adressen van alle leden zijn opgenomen. Van een adreswijziging geeft het lid terstond kennis aan het bestuur. Alle voor het lid bestemde kennisgevingen kunnen geschieden aan het door hem opgegeven adres.

  3. Het bestuur beslist over de toelating van een lid op dienst schriftelijke aanvrage bij het bestuur.

  4. Bij niet-toelating kan de algemene vergadering alsnog tot toelating besluiten.

  5. Het lidmaatschap is persoonlijk en mitsdien niet vatbaar voor overdracht of overgang.

EINDE LIDMAATSCHAP

Artikel 4

1. Het lidmaatschap eindigt:

a. door de dood van het lid;

b. door opzegging door het lid;

c. door opzegging door de vereniging. Deze kan geschieden indien een lid heeft opgehouden te voldoen aan het lidmaatschapsvereiste, vermeld in artikel 3 lid 1, indien een lid bij onherroepelijk geworden gerechtelijke uitspraak in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling heeft gekregen, of anderszins het vrije beheer over zijn vermogen heeft verloren, enige verplichting jegens de vereniging niet nakomt, alsook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren;

d. door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.

(…)

BESTUUR

Artikel 7

  1. De vereniging wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit ten minste drie natuurlijke personen, Het aantal bestuursleden wordt met inachtneming van het in de vorige zin gestelde door de algemene vergadering vastgesteld. De benoeming van de bestuursleden geschiedt door de algemene vergadering uit de leden.

  2. Elk bestuurslid kan te alle tijde worden geschorst of ontslagen door de algemene vergadering. Een schorsing eindigt indien niet binnen drie maanden daarna tot ontslag is besloten. Ter zake van schorsing of ontslag besluit de algemene vergadering met een meerderheid van twee/derde (2/3e) van de uitgebrachte stemmen.

  3. Een niet voltallig bestuur blijft, zolang niet in de vacature(s) is voorzien, bevoegd. Het bestuur is alsdan gehouden zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen waardoor in de vacature(s) kan worden voorzien.

Artikel 8

  1. Het bestuur kent tenminste een voorzitter, secretaris en penningmeester en verdeelt zijn functies onderling. Een bestuurslid kan meer dan één functie bekleden.

  2. Ieder bestuurslid heeft zitting voor een tijd van maximaal zes (6) jaar, doch is ter stond herkiesbaar. De leden van het bestuur treden periodiek af, volgens een door het bestuur op te maken rooster. Een wijziging in het rooster van aftreden kan niet meebrengen dat een zittend bestuurslid tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij benoemd is, is verstreken. Degene die tussentijds ter voorziening in een vacature wordt gekozen, neemt op het rooster van aftreden de plaats in van zijn voorganger.

(…)

ALGEMENE VERGADERING

Artikel 14

(…)

3. Voorts is het bestuur verplicht op schriftelijk verzoek van een zodanig aantal leden als bevoegd is tot het uitbrengen van één tiende van het aantal stemmen dat in een voltallige algemene vergadering kan worden uitgebracht, tot bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken na de indiening van het verzoek. Indien aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot de bijeenroeping overgaan door oproeping op de wijze zoals in de statuten bepaald of bij advertentie in tenminste één ter plaatse waar de vereniging gevestigd is veelgelezen dagblad. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding der vergadering en het opstellen der notulen.

(…)

BIJEENROEPEN ALGEMENE VERGADERING

Artikel 18

  1. De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen door het bestuur. De oproeping geschiedt door publicatie in ten minste twee (2) Landelijk verschijnende dagbladen. De termijn voor de oproeping bedraagt tenminste zeven (7) dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend.

  2. Bij oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld, onverminderd het hierna omtrent statutenwijziging bepaalde.

(…)

3.2.

Tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering van Forza! van 24 november 2014 is, blijkens de notulen die van die vergadering zijn opgemaakt, onder meer het navolgende voorstel besproken. Dit voorstel is vervolgens in formele zin niet concreet met besluiten opgevolgd.

(…)

7. Wat verder ter tafel komt

[eiser] doet het voorstel aan de vergadering om de vereniging om te zetten naar een stichting. Pim Fortuijn was ook geen voorstander van politieke verenigingen. Slechts 2% van de stemmers is lid van een politieke vereniging. De burgers worden hierdoor bij het bepalen van beleid en visie buitenspel gezet. De gekozen partij moet zijn oor hangen naar de burgers en niet naar de leden. Echter om mee te kunnen doen aan verkiezingen, is een vereniging nodig. Als kleine vereniging zijn we echter erg kwetsbaar gebleken. Het is nu niet de eerste keer dat een kleine groep mensen de vereniging over wilden nemen. Stel dat er 30 leden bijkomen, kunnen deze in een keer de vereniging overnemen.

[eiser] stelt voor dat de vereniging blijft bestaan met alleen een bestuur, die gelijk is aan de fractie en dat daarnaast een stichting met donateurs (kleine bijdrage) waarmee de fractie intensief samenwerkt. Op welke wijze moet binnen drie maanden worden uitgewerkt.

[D] vult aan met een voorbeeld van de VVD in Heemskerk. Door het landelijk bestuur van de VVD is besloten om deze fractie niet te laten deelnemen aan de verkiezingen. Forza! heeft geen landelijk bestuur, die deze beslissingen kan nemen.

Dit voorstel heeft niet alleen effect voor Forza! Haarlemmermeer, maar ook andere fracties. Alleen fractieleden en fractieassistenten kunnen dan lid worden van de vereniging. [eiser] geeft aan dit gedonder niet meer te willen hebben. De nieuwe structuur is een duidelijke structuur, welke goed werkt. Hij is echter wel minder democratisch.

Het voorstel wordt aan de algemene ledenvergadering voorgelegd, waarbij aangegeven wordt dat er binnen 3 maanden een concreet voorstel voor de samenwerking zal komen. Het voorstel wordt met 22 stemmen voor aangenomen.

(…)

3.3.

[gedaagde] heeft een verklaring overgelegd van [E] , fractielid van Forza! van 2 mei 2021, waarin hij – voor zover van belang – het volgende opmerkt over de gang van zaken binnen de vereniging na de buitengewone algemene ledenvergadering van Forza! van 24 november 2014:

“In 2015 werd ik aangesteld als fractiemedewerker van de partij. Ik kreeg o.a. in die werkzaamheden toegang tot de toenmalige website om die bij te houden en berichten te plaatsen. Een van de eerste dingen die eraf moesten van [eiser] was het kopje “Lid worden” op de header van de website en in het hoofdmenu. Dit kon immers niet meer. Het was een pagina met een digitale invulstrook waar iemand zich kon aanmelden als lid van de partij. Door het afschaffen kon aanmelden als lid toen niet meer. Tijdelijk heb ik ook een “Doneer via PayPal” knop op de website geplaatst zodat geïnteresseerden wel konden doneren mochten ze dat willen, omdat er geen inkomsten meer binnen kwamen via ledencontributie. Hier is tussen 2015 en 2020 eenmalig gebruik van gemaakt door een bezoeker die een bedrag van € 100 doneerde in 2019.

Het probleem dat veelal door [eiser] in de jaren daarna werd verteld is dat we een arme partij waren doordat we zonder leden door het leven gingen. Bij bijeenkomsten met andere Forza! fracties (Castricum, IJmond en het toenmalige Nissewaard) die graag weer leden zouden willen omdat hun raadsvergoedingen erg laag waren in tegenstelling tot wat de fractie Haarlemmermeer als raadsvergoeding ontving, verklaarde [eiser] dat dit niet kon en dat hij geen leden meer wilde, omdat in zijn woorden “die zouden mijn partij willen kapen en dat heb ik teveel meegemaakt. Zo voorkomen we dit want ik wil geen gedoe meer”. Ook tijdens gesprekken met kandidaat-raadsleden voor de gemeenteraadsverkiezingen van november 2018 in Haarlemmermeer werd door [eiser] bevestigd dat Forza! geen leden had. Als je als raadslid gekozen zou worden moest je maandelijks een bedrag betalen vanuit je raadsvergoeding (€ 50,- per maand) omdat er anders voor de volgende verkiezingen of eventuele tussentijdse bijeenkomsten geen geld meer zou zijn. De reden was hetzelfde: geen ledencontributie.

Ook werd er verwacht van de top-10 op de kandidatenlijst dat zij een bepaald bedrag zouden betalen voor de campagnekas, afhankelijk van hun plaats op de lijst. Er was immers geen geld op de partijrekening. Dezelfde reden: we hebben geen leden die jaarlijks een bedrag betalen.

[eiser] heeft dus meerdere keren verklaard dat wij partij zonder leden zijn, net als de PVV. Bij Forza! kan je geen lid worden omdat we niet met leden werken. Dit is altijd het uitgangspunt van [eiser] geweest en zo heb ik dit ook altijd doorverteld aan andere. Dit was het uitgangspunt en algemeen bekend en geaccepteerd. Ook door andere fractiegenoten en andere Forza! fracties.

(…)

3.4.

Op 11 februari 2020 heeft [eiser] [gedaagde] ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (hierna: het handelsregister) als (mede)bestuurder.

3.5.

[eiser] heeft [gedaagde] per 25 september 2020 uitgeschreven als bestuurslid van Forza! uit het handelsregister en de heren [F] en [G] ingeschreven als nieuwe bestuursleden. [gedaagde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, welk bezwaar op 7 januari 2021 gegrond is verklaard door de Kamer van Koophandel (hierna: KVK) omdat er aan de uit- en inschrijving geen besluiten van de ledenvergadering van Forza! ten grondslag lagen. [eiser] heeft hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Op dat beroep is nog niet beslist.

3.6.

Op 24 november 2020 is de statutaire bestuurstermijn (zes jaar) van [eiser] verstreken (artikel 8 lid 2 van de statuten).

3.7.

Op 9 januari 2021 heeft [eiser] opnieuw een poging gedaan om [gedaagde] uit te schrijven uit het handelsregister als bestuurder van Forza!, dimaal met inschrijving van mevrouw [A] als opvolgend bestuurslid per 1 januari 2021. Deze opgaven zijn op 10 januari 2021 geregistreerd. Ook hiertegen is door [gedaagde] op 12 januari 2021 bezwaar gemaakt. [gedaagde] heeft daarnaast op 12 januari 2021 de fractie van Forza! in Haarlemmermeer laten weten dat [eiser] feitelijk geen bestuurder meer was omdat zijn bestuurstermijn van 6 jaar was verstreken zonder dat hij opnieuw is benoemd.

3.8.

Dit bezwaar is bij besluit van de KVK van 2 maart 2021 gegrond is verklaard.

De KVK heeft de registratie in het handelsregister weer aangepast naar de situatie van vóór september 2020, in welke situatie [eiser] en [gedaagde] als enig bestuurders van de vereniging ingeschreven stonden. De KVK heeft daarbij, voor zover van belang, het volgende overwogen:

In de statuten van de vereniging staan de toepasselijke bepalingen:

Besluiten tot ontzetting uit het lidmaatschap dienen door het gezamenlijk bestuur te worden genomen (artikel 4 lid 6 en artikel 9).

Bestuursleden worden benoemd door de algemene ledenvergadering met meerderheid van stemmen en worden ontslagen door de algemene ledenvergadering met een meerderheid van 2/3 van de stemmen (artikel 7).

Besluiten tot oproeping van een algemene ledenvergadering, dienen door het gezamenlijk bestuur te worden genomen met in achtneming van de oproepingsvereisten (artikel 9, artikel 14 lid 3 en 4, artikel 18).

Ten aanzien van de bestuurswisseling (concreet in onderhavige kwestie: de uittreding van appellant als bestuurder en de toetreding van mevrouw [A] per 1 januari 2021) is in de heroverweging door de Kamer, niet duidelijk dat duidelijk sprake is van een eigen ontslagname, noch van een ontslagbesluit door de vereniging, noch van een benoemingsbesluit door de vereniging en dat de daarvoor geldende bepalingen zijn nageleefd.

De vereniging kent twee in functie zijnde bestuurders: appellant en belanghebbende.

Er bestaat tussen appellant en belanghebbende, mede aangezien enkel zij beiden het gezamenlijk bestuur vormen, een patstelling.

Daardoor is er van gezamenlijk besluiten door het bestuur zoals hiervoor bedoeld, geen sprake.

Daarbij geldt dat niet is gebleken, als al sprake kan zijn van een (besluit tot) ontzetting uit het lidmaatschap van appellant, dat die ontzetting door het (collegiale) bestuur is gedaan.

Tevens geldt dat niet is gebleken, als al sprake kan zijn van een algemene ledenvergadering, dat de oproeping voor algemene ledenvergadering(en) door het (collegiale) bestuur is gedaan.

Een algemene ledenvergadering waaraan geen geldig besluit tot bijeenroeping ten grondslag ligt, is geen geldige vergadering en besluiten genomen in een dergelijke vergadering zijn nietig. Tenslotte is onduidelijk of de vereniging (buiten appellant en belanghebbende) wel of geen leden heeft.

In behandeling van het ‘eerdere’ bezwaar is door beide partijen gesteld dat de vereniging geen andere leden kent dan appellant en belanghebbende. In behandeling van onderhavig bezwaar wordt nu door belanghebbende gesteld dat de vereniging wel leden kent en een ledenadministratie zou hebben. De vereniging zou haar leden zoals die bestonden in 2014 immer (grotendeels) hebben behouden. Zonder daar overigens bewijs van te overleggen.

De Kamer wenst daarover het volgende te vermelden:

Mocht al van een ledenadministratie sprake zijn, dan is, mede gezien de huidige situatie (de patstelling en vete tussen appellant en belanghebbende), niet vast te stellen of dat de huidige leden zijn en daarmee de leden ten tijde van de mogelijke bijeenroeping(en) en het houden van de algemene ledenvergadering(en). Die vaststelling is overigens ook niet aan de Kamer.

De Kamer kan daardoor niet vaststellen of de vereniging al dan niet leden heeft, wie al dan niet lid is, en daarmee of rechtsgeldige besluitvorming door een algemene ledenvergadering heeft plaatsgevonden of kan plaatsvinden.

Gelet op het bezwaarschrift, de overgelegde stukken en de van toepassing zijnde wettelijke en statutaire bepalingen en gezien het vorenstaande, heeft de Kamer na heroverweging van haar besluit in primo, daarom gerede twijfel over de juistheid van de huidige inschrijving.

3.9.

[eiser] heeft voor 9 februari 2021 een bijzondere algemene ledenvergadering bijeengeroepen. Tijdens die (online)vergadering, waaraan 5 personen (waaronder [eiser] ) deelnamen en waardoor 8 machtigingsformulieren waren ingediend, is [eiser] weer benoemd als voorzitter, [A] als penningmeester en [H] als bestuurslid.

3.10.

Om discussies over de rechtsgeldigheid van de hiervoor genoemde bijzondere algemene ledenvergadering te voorkomen hebben in totaal 9 personen, waaronder [eiser] , alle onder de vermelding lid te zijn van Forza!, het bestuur van Forza! ( [gedaagde] ) bij brief van 5 maart 2021 verzocht om op grond van artikel 14 lid 4 van de statuten binnen vier weken een buitengewone algemene ledenvergadering te houden. Als agendapunten voor de vergadering worden in het verzoek voorgesteld:

  • de positie van het bestuur dat als eerste verantwoordelijk gehouden kan worden voor het uitblijven van een algemene vergadering, het niet of onvoldoende informeren van de leden en betrekken bij verenigingsactiviteiten conform artikel 2 van de statuten.

  • Schorsing en ontslag van dhr. [gedaagde] (voor zover hij bestuurder is);

  • Herbenoeming van de heer [eiser] als voorzitter;

  • De invulling van vacatures in het bestuur

  • De (on)wenselijkheid van zitting in het bestuur door fractieleden en/of medewerk(st)ers.

3.11.

Bij e-mailbericht van 10 maart 2021 heeft [gedaagde] aangegeven geen gehoor te zullen geven aan bovengenoemde oproep. [gedaagde] heeft daarbij opgemerkt dat aan Forza! sinds 24 november 2014 nog slechts bestond uit het bestuur, dat de bestuurstermijn van [eiser] inmiddels is verstreken en dat [eiser] niet is herkozen, dat hij op de lijst met leden die verzoeken op om een ledenvergadering te houden slechts één persoon terugvindt die ooit contributie heeft betaald en dat alle andere personen op die lijst onbekend zijn bij Forza!. [gedaagde] heeft de initiatiefnemers achter de brief van 5 maart 2021 ten slotte verzocht om, voor zover zij menen lid te zijn van Forza!, dit aan te tonen door het overleggen van een lidmaatschapspas.

3.12.

De personen die onder 3.10 zijn genoemd, zijn vervolgens zelf overgegaan tot het bijeenroepen van een buitengewone algemene ledenvergadering. Daartoe hebben zij onderstaande advertentie geplaatst in een plaatselijke krant van 24 maart 2021:

3.13.

Op 7 april 2021 heeft de aldus “uitgeschreven” buitengewone algemene ledenvergadering -online- plaatsgevonden. Tijdens die vergadering waren acht personen aanwezig en is besloten tot ontslag van [gedaagde] als bestuurder, tot ontzetting van [gedaagde] uit het lidmaatschap van Forza! en tot de benoeming van [eiser] , [A] en [C] tot bestuurders van Forza!.

3.14.

Bij brief van 16 april 2021 is [gedaagde] door mr. Middendorf, namens [eiser] , [A] en [C] , zowel in privé als in hun (gesteldelijke) hoedanigheid van bestuurders van Forza, gesommeerd om uiterlijk op dinsdag 20 april 2021 te bevestigen dat hij met onmiddellijke ingang:

  1. zich niet langer openbaar of in private correspondentie als bestuurder of zelfs als lid van de Politieke vereniging Forza! Nederland zal manifesteren;

  2. toegangscodes, wachtwoorden, et cetera, van social media accounts (…) websites, generieke e-mailaccounts als bestuur@forza.nu, penningmeester@forza.nu, voorzitter@forza.nu en van overeenstemmende forzahaarlemmermeer.nl accounts aan het rechtmatige bestuur ter hand te stellen en zich verder zal onthouden van meldingen op deze, aan de vereniging toebehorende media of accounts.

  3. het gebruik van de naam Forza! in de gemeenteraad van Haarlemmermeer zal staken. (…)

  4. Alle financiële bescheiden en andere bezittingen van de vereniging die hij onder zich heeft aan het nieuw benoemde bestuur zal overhandigen.

3.15.

[gedaagde] heeft aan die sommatie geen gehoor gegeven.

4Het geschil

4.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen:

  1. Zich niet langer openbaar of in private correspondentie als bestuurder of zelfs als lid van de Politieke Vereniging Forza! Nederland te manifesteren;

  2. Toegangscodes, wachtwoorden et cetera, van social media accounts (waaronder, maar niet beperkt tot, de Facebook pagina, Twitter en Instagram accounts), websites, generieke email accounts als bestuur@forza.nu, penningmeester@forza.nu, voorzitter@forza.nu en van overeenstemmende forzahaarlemmermeer.nl accounts aan het rechtmatige bestuur ter hand te stellen en zich verder te onthouden van meldingen op deze, aan de vereniging toebehorende media of accounts.

  3. Het gebruik van de naam Forza! in de gemeenteraad van Haarlemmermeer te staken.

  4. Alle financiële bescheiden en andere bezittingen van de vereniging die hij onder zich heeft aan het nieuw benoemde bestuur te overhandigen.

  5. Binnen drie dagen na het te wijzen vonnis mee te werken aan uitschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel van zichzelf als bestuurder van Forza! en mee te werken aan de inschrijving van [eiser] als bestuurder van Forza!,

Alles op straffe van en dwangsom van € 1.000 per dag of gedeelte van de dag dat [gedaagde] verzuimt hieraan te voldoen.

4.2.

[eiser] legt – samengevat – het volgende aan zijn vordering ten grondslag.

[gedaagde] is op de buitengewone algemene ledenvergadering van Forza! van 7 april 2021 ontslagen als bestuurder van Forza! [eiser] is op die vergadering opnieuw benoemd als voorzitter van het bestuur. Ten onrechte weigert [gedaagde] zijn medewerking te verlenen aan de inschrijving hiervan in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel en blijft hij zich gedragen als bestuurslid/voorzitter van Forza!

4.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De beoordeling

spoedeisend belang

5.1.

Voldoende is gebleken dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Deze spoedeisendheid vloeit namelijk voort uit de aard van de vordering.

ontvankelijkheid

5.2.

[gedaagde] heeft als meest verstrekkende verweer gevoerd dat de vorderingen die door [eiser] zijn ingesteld hem niet toekomen nu hij de hoedanigheid of bevoegdheid mist om deze in te stellen. Ook is hij niet aan te merken als belanghebbende. De vorderingen komen slechts toe aan Forza!

5.3.

Dat verweer slaagt. De vorderingen zoals weergegeven onder 4.1 sub 1 t/m 3 zijn gebaseerd op de opvatting dat [eiser] rechten kan doen gelden ten aanzien de naam Forza! Gesteld noch gebleken is dat [eiser] in privé, namens wie de vorderingen zijn ingesteld, krachtens enig recht van intellectuele eigendom rechten kan doen gelden op de aanduiding Forza! Forza! is de in de wandelgangen gebruikte verkorte aanduiding van de Politieke Vereniging Forza! Nederland. Rechten op die aanduiding komen alleen die vereniging toe. Dat [eiser] die naam wellicht heeft bedacht of een van de oprichters is of, naar hij stelt, op dit moment de “enige echte voorzitter is” maakt dit niet anders.

Ook voor de vorderingen onder 4.1 sub 4 en 5 geldt dat deze slechts door Forza! zelf kunnen worden ingesteld. De rechtbank zal [eiser] daarom in zijn vorderingen niet-ontvankelijk verklaren.

ten overvloede

5.4.

Ter voorkoming van verdere geschillen en procedures wordt ten overvloede het volgende opgemerkt.

Is Forza! sedert 2014 een vereniging zonder leden?

5.5.

Niet in geschil is dat er in 2014 door “een groep van zeven betrokken leden” een buitengewone algemene ledenvergadering bijeen is geroepen, voorgezeten door [eiser] . Zoals blijkt uit punt 7 van de notulen van die vergadering (zie r.o. 3.2 ) is tijdens die vergadering het voorstel gedaan en aangenomen om de vereniging te laten voorbestaan zonder leden met alleen een bestuur en om daarnaast een stichting op te richten voor donateurs. Een en ander zou binnen drie maanden moeten worden uitgewerkt.

5.6.

[gedaagde] heeft doen betogen dat dit voorstel is aangenomen door de ledenvergadering en dat Forza! sindsdien dan ook door het leven gaat met eerst drie en later twee leden, die tevens het bestuur vormen, en dat de Forza! in de praktijk ook dienovereenkomstig heeft gefunctioneerd. De voorzieningenrechter volgt [gedaagde] niet in dit standpunt, nu deze opvatting op fundamenteel niveau in strijd is met de statuten van forza!, meer in het bijzonder met de statutaire doelstelling van Forza! Zoals die in artikel 2 van haar statuten is omschreven. Deze omschrijving veronderstelt een levende politieke vereniging met een institutioneel verankerde mogelijkheid voor intern debat. Daarbij past niet het buiten de deur houden van leden uit angst dat het zittende bestuur door een meerderheid van die leden wordt weggestemd.

Bovendien is in artikel 3 van de statuten voorzien dat in Nederland woonachtige natuurlijke personen van 18 jaar en ouder schriftelijk om toelating als lid kunnen verzoeken en dat de verzoeker na niet-toelating door het bestuur zich kan richten tot de algemene ledenvergadering, die alsnog tot toelating kan besluiten. Die regeling veronderstelt dat het bestuur en de algemene ledenvergadering niet alleen op papier maar ook daadwerkelijk separate organen zijn.

Tenslotte is uit niets gebleken, dat de op de vergadering in 2014 aanwezige leden in reactie op het besluit hun lidmaatschap hebben opgezegd, dat niet aanwezige leden dat hebben gedaan, of dat het bestuur tot die opzegging heeft aangespoord. Wel is duidelijk dat met name [eiser] in woord en daad praktiseerde dat het leden-loze tijdperk was ingegaan. Statuten laten zich evenwel niet op die wijze opzij zetten.

5.7.

Een en ander neemt niet weg dat de praktijk sedert 2014 wel consequenties kan hebben voor de uitvoering van statutaire bepalingen, zoals hierna zal worden uiteengezet.

Zijn de besluiten op de buitengewone algemene ledenvergadering van 7 april 2021 rechtsgeldig te achten?

5.8.

Bij brief van 5 maart 2021 (zie onder 3.10) hebben in totaal 9 personen, die aangeven lid te zijn van Forza!, waaronder [eiser] , het bestuur van Forza! verzocht om op grond van artikel 14 lid 4 van de statuten binnen vier weken een buitengewone algemene ledenvergadering te houden. Teneinde aan te tonen dat er naast de bestuursleden van Forza! ook nog andere leden zijn, zijn twee lijsten overgelegd met 45 respectievelijk 52 namen. Een van die lijsten dateert uit 2014, de andere zou recentelijk zijn opgemaakt.

5.9.

[gedaagde] heeft aangevoerd dat de namen op de lijst uit 2014 niet correspondeerden met de namen van mensen die in dat jaar nog hun contributie hebben betaald. Daarnaast zou er van geen van de op die lijst genoemde personen een verzoek bestaan om lid te mogen worden en zijn er geen notulen te vinden van het bestuur waarin is beslist over hun lidmaatschap. [gedaagde] heeft verder opgemerkt dat van de heer en mevrouw [naam] , die wel worden genoemd op beide lijsten, vast staat dat zij in 2016 hebben gebroken met Forza!, hetgeen zij in 2018 ook nog eens publiekelijk hebben bevestigd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij daarom niet kon ingaan op het verzoek om een buitengewone ledenvergadering te houden en dat hij de opstellers van de brief heeft verzocht om eerst aan te tonen dat zij lid zijn van Forza!

[gedaagde] heeft daarnaast onder verwijzing nar de sub 3.3. opgenomen verklaring van [E] gewezen op de praktijk binnen de vereniging sinds 2014.

5.10.

[eiser] heeft niet bestreden dat:

  • i) er vanaf 2014 geen ledenadministratie meer is bijgehouden,

  • ii) de faciliteiten die de website van de vereniging bood om lid te worden niet meer bestonden,

  • iii) de overgelegde lijst met namen uit 2014 niet correspondeerde met de personen die in dat jaar nog contributie hebben betaald en

  • iv) er geen notulen van bestuursvergaderingen zijn te vinden waarin is beslist over het lidmaatschap van de personen die hebben opgeroepen tot de buitengewone algemene ledenvergadering van 7 april 2021.

5.11.

Een en ander brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat [gedaagde] als voorzitter van Forza! niet anders kon reageren op het verzoek om een buitengewone algemene ledenvergadering te houden dan hij heef gedaan.

Het eigen handelen van [eiser] in de zes jaar dat hij sinds 2014 voorzitter is geweest heeft er aldus toe geleid dat de door artikel 14 lid 4 van de statuten veronderstelde grondslag voor het ordelijk kunnen uitschrijven van een vergadering door de verenigingspraktijk volledig is geërodeerd. Dat heeft ook tot gevolg dat het uitschrijven van de vergadering door [eiser] c.s. zelf niet tot een rechtsgeldige bijeenroeping heeft geleid. Uit niets blijkt immers dat de personen die in het verzoek worden genoemd op 5 maart 2021 lid waren van Forza! Bovendien kan bij gebrek aan een ledenadministratie niet worden vastgesteld of voldaan is aan de eis dat het verzoek voldoende door leden wordt ondersteund. De voorzieningenrechter laat dan nog maar in het midden of, gegeven de historie van de afgelopen 7 jaar naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en gezien het bepaalde in artikel 18 van de statuten, voor de oproeping wel kon worden volstaan met de piepkleine advertentie in een lokaal dagblad.

5.12.

Een en ander leidt tot de conclusie dat de buitengewone algemene ledenvergadering van 7 april 2021 niet rechtsgeldig is bijeengeroepen. Aangezien niet eens kan worden vastgesteld dat de personen die aan de beraadslaging hebben deelgenomen lid van Forza! zijn, lijkt non-existentie van de tijdens die vergadering genomen besluiten de meest voor de hand liggende status daarvan.

5.13.

De voorzieningenrechter houdt de betrokkenen tenslotte voor dat het hem voorkomt dat op de volgende wijze uit dit moeras kan worden gekomen.

Partijen kiezen een persoon die goed ingevoerd is in het functioneren van lokale politieke instituties en in wie zij voldoende vertrouwen hebben. Zij vragen die persoon om:

  • aan de hand van een door zowel [eiser] als [gedaagde] aangeleverde lijst van leden/participanten van Forza!, welke leden/participanten in een bijlage zelf aangeven waaruit hun betrokkenheid bestaat of heeft bestaan, een lijst van leden/participanten op te stellen;

  • in overleg met het zittende bestuur een buitengewone vergadering uit te schijven, met als doel een ordelijke herstart, en een voor dat doel geëigende agenda op te stellen. Tot deze vergadering worden alle personen die op de zojuist genoemde lijst zijn geplaatst opgeroepen, teneinde daar te worden toegelaten als lid;

  • personen die niet op die lijst zijn geplaatst ook uit te nodigen voor deze vergadering conform het bepaalde in artikel 18 van de statuten, tijdens welke vergadering zij het overeenkomstig stap (2) gevormde ledenbestand kunnen verzoeken om toelating als lid.

Aldus samengesteld zal de buitengewone algemene ledenvergadering zich dan kunnen buigen over de agenda.

proceskosten

5.14.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Die kosten worden tot op heden begroot op:

griffierecht € 667,00

advocaatkosten € 656,00

totaal € 1.323,00

6De beslissing

De voorzieningenrechter

6.1.

verklaart [eiser] niet ontvankelijk in zijn vorderingen,

6.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.323,00,

6.3.

verklaart dit vonnis voor wat betreft de daarin opgenomen kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Onbereikbaar lid

  • Een lid stelt dat hij nog steeds lid is omdat hij de opzegging van zijn lidmaatschap nooit heeft ontvangen.
  • “Dat [het lid/  eiser] deze e-mail niet zou hebben ontvangen, is gesteld noch gebleken. Daarbij komt dat [het lid /  eiser] , zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, COM Schietvereniging niet op de hoogte heeft gehouden van zijn actuele adres, hetgeen in strijd is met artikel 7 lid 6 van het huishoudelijk reglement. Gelet daarop kan [het lid / eiser] COM Schietvereniging niet verwijten dat hij niet per brief is geïnformeerd over de beëindiging van zijn lidmaatschap.”

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2021:3207



“Vast staat dat COM Schietvereniging op grond van artikel 10 van de statuten het lidmaatschap van een lid kan opzeggen dan wel een lid uit zijn lidmaatschap kan ontzetten. In zoverre [naam eiser] meent dat de beëindiging van het lidmaatschap niet op juiste wijze is geschied, nu hij hiervan niet schriftelijk in kennis is gesteld, geldt dat naar het oordeel van de rechtbank aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan, nu [naam eiser] per e-mail is geïnformeerd. Dat [naam eiser] deze e-mail niet zou hebben ontvangen, is gesteld noch gebleken. Daarbij komt dat [naam eiser] , zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, COM Schietvereniging niet op de hoogte heeft gehouden van zijn actuele adres, hetgeen in strijd is met artikel 7 lid 6 van het huishoudelijk reglement. Gelet daarop kan [naam eiser] COM Schietvereniging niet verwijten dat hij niet per brief is geïnformeerd over de beëindiging van zijn lidmaatschap.”

De rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging

 Samenvatting

  • De uitspraak zelf is niet zo spannend: de rechtbank oordeelt dat een persoon ‘ in prive’ lid is geworden van een vereniging en niet zijn B.V. Het gaat om achterstallige contributie.
  • Wel opvallend is dat de rechtbank spreekt van de “de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging”. Alle vereniginginen hebben rechtspersoonlijkheid (niet alle clubs of groepen). 

ECLI:NL:RBOVE:2020:4663

Vonnis van 15 december 2020

in de zaak van

de rechtspersoonlijkheid bezittende [sic] vereniging LAND- EN TUINBOUWORGANISATIE NOORD (LTO-NOORD),
gevestigd te Deventer en kantoorhoudende te Zwolle,

eisende partij, hierna te noemen LTO-Noord,

gemachtigde: […]

tegen

[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,

gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,

verschenen in persoon.

[…]

De beoordeling

Contractspartij

4.1.

[gedaagde] erkent dat hij een lidmaatschap (dan wel abonnement) heeft afgesloten bij LTO-Noord. Hij stelt echter dat hij dit niet op persoonlijke titel, maar op naam van zijn holding “ [X] ” heeft gedaan.

4.2.

Uit vaste jurisprudentie volgt dat het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam is opgetreden, afhangt van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521). Daarbij geldt dat ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (vgl. ECLI:NL:HR:2012:BX5572).

4.3.

LTO-Noord stelt dat een lidmaatschap bij LTO-Noord in beginsel als natuurlijk persoon wordt aangegaan en niet als rechtspersoon. Op het inschrijfformulier van

17 januari 2017 zijn zowel de persoonsgegevens van “ [gedaagde] ” als de bedrijfsgegevens van “ [X] ” ingevuld. Volgens LTO-Noord zijn leden op grond van artikel 8 van de statuten van LTO-Noord verplicht om persoons- en bedrijfsgegevens ter beschikking te stellen aan de vereniging, en worden deze gegevens derhalve op het aanmeldformulier gevraagd. LTO-Noord stelt voorts dat [gedaagde] al sinds 17 januari 2017 lid van LTO-Noord is, dat hij altijd op persoonlijke titel is aangeschreven en gefactureerd, dat hij hier nooit bezwaar tegen heeft gemaakt en dat [gedaagde] de contributie nooit vanuit zijn holding heeft betaald. Zij overlegt daarbij een productie waaruit blijkt dat tweemaal vanuit Kwekerij [A] is betaald. Het voorgaande is niet, dan wel onvoldoende door [gedaagde] weersproken en is derhalve in rechte vast komen te staan. De kantonrechter is van oordeel dat LTO-Noord uit voornoemde verklaringen en gedragingen redelijkerwijs heeft mogen afleiden dat [gedaagde] het lidmaatschap op persoonlijke titel heeft gesloten.

Lid mag spreken in ALV over zijn royement

 Kernpunt

  • In artikel 2:38 BW staat dat “; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering [van de ALV] waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren.”
  • Het gerechtshof oordeelt dat dit betekent dat “Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat als een lid het woord mag voeren over zijn schorsing, hij dit ook mag over zijn voorgenomen ontzetting, omdat dit een ingrijpender maatregel is. ”

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2021:4710

De vereniging heeft aangevoerd dat [appellant] inderdaad niet is uitgenodigd, omdat tijdens die vergadering ook de onderhavige procedure en het standpunt van de vereniging daarin is behandeld. Zij heeft verder aangevoerd dat [appellant] niet in zijn belang geschaad is omdat als [appellant] aanwezig was, ook tot ontzetting besloten zou zijn. Zij heeft tot slot gesteld bereid te zijn een nieuwe vergadering uit te schrijven.

5.16

Het hof geeft [appellant] op dit punt gelijk. Uit artikel 2:38 lid 1 BW volgt dat alle leden die niet geschorst zijn, toegang hebben tot de vergadering en dat een geschorst lid toegang heeft tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld en daarin het woord mag voeren. Dit volgt ook uit artikel 11 lid 1 van de statuten van de vereniging. [appellant] was geschorst op grond van het besluit van de ALV van 1 juni 2018 en de brief van 1 september 2018 van het bestuur. In de vergadering was niet zijn schorsing maar zijn ontzetting aan de orde. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat als een lid het woord mag voeren over zijn schorsing, hij dit ook mag over zijn voorgenomen ontzetting, omdat dit een ingrijpender maatregel is. Het argument dat ook onderhavige procedure werd behandeld gaat niet op; [appellant] had alleen bij de behandeling van het ontzettingsvoorstel toegelaten behoeven te worden. Of de uitkomst anders zou zijn geweest, kan in het midden blijven. Het hof merkt op dat partijen niet de door de statuten voorgeschreven weg hebben gevolgd van een ontzettingsbesluit door het bestuur (artikel 5 lid 2 van de statuten) waartegen het lid in beroep kan gaan bij de ALV, maar dat tussen partijen niet in geschil is dat het ALV-besluit de ontzetting inhoudt. De vereniging had [appellant] in de gelegenheid moeten stellen het woord te voeren in de ALV van 16 november 2018 over de voorgenomen ontzetting. Omdat dit niet is gebeurd, zal het hof het ontzettingsbesluit vernietigen wegens strijd met de wettelijke bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. [appellant] is dus niet ontzet uit het lidmaatschap.

Afdelingen van verenigingen (Bandidos)

 Kernpunten

  • In dit arrest uit april 2020 bepaalde de Hoge Raad dat als een vereniging op de voet van art. 2:20 lid 1 BW wordt verboden (het ging om een motorclub), dat verbod zich niet uitstrekt tot de afdelingen van de vereniging die zelf als rechtspersoon moeten worden aangemerkt. Afdelingen van een vereniging moeten zelf als rechtspersoon worden aangemerkt als die afdelingen een informele vereniging zijn. De Hoge Raad: “Zo kan een afdeling op haar beurt een formele of informele vereniging zijn.”
  • De Hoge Raad overweegt dat het van de omstandigheden van het geval afhangt of een afdeling een informele vereniging is en aldus rechtspersoonlijkheid heeft. Het is niet doorslaggevend “of de statuten of reglementen van de hoofdvereniging of de afdeling expliciet of impliciet voorzien in rechtspersoonlijkheid van die afdeling”.
  • De Hoge Raad overweegt verder dat het in overwegende mate onafhankelijk functioneren van de afdeling ten opzichte van de vereniging niet geldt als een vereiste voor rechtspersoonlijkheid (van de afdeling, dus voor het al dan niet aanmerken van de afdeling als informele vereniging).
  • De Hoge Raad: “Uit art. 2:26 lid 1 BW en de toelichting daarop volgt dat voor het zijn van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. Dit veronderstelt enig organisatorisch verband. Of daarvan in een concreet geval sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is.Opmerking verdient nog dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat aan het bestaan van een informele vereniging niet te zware eisen moeten worden gesteld.”
  • Als kanttekening, deze uitspraak lijkt ook van groot belang voor de vraag of geld op een bankrekening  op naam van een afdeling toebehoort aan de hoofdvereniging of aan de afdeling. En voor de vraag of een afdeling zich af kan scheiden en dan het vermogen van de afdeling mee kan nemen. 
  • Ik merk op dat artikel 2:41a BW bepaalt dat “de artikelen 37-41 zijn van overeenkomstige toepassing op de afdelingen van een vereniging die geen rechtspersonen zijn en die een algemene vergadering en een bestuur hebben; hetgeen in die artikelen omtrent de statuten is bepaald, kan in een afdelingsreglement worden neergelegd.” Daaruit volgt dat ook een afdeling met een bestuur en een ALV  rechtspersoonlijkheid kan ontberen.

HR 24 april 2020 ECLI:NL:HR:2020:797

De vereniging is een rechtspersoon met leden die is gericht op een bepaald doel (art. 2:26 lid 1 BW). Als de statuten van een vereniging zijn opgenomen in een notariële akte is sprake van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid, ook wel een formele vereniging genoemd. Als een vereniging niet beschikt over statuten die in een notariële akte zijn opgenomen, is sprake van een vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid,9 ook wel informele vereniging genoemd. Uit art. 2:26 lid 1 BW en de toelichting daarop volgt dat voor het zijn van een informele vereniging is vereist dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. Dit veronderstelt enig organisatorisch verband.10 Of daarvan in een concreet geval sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is.11 Opmerking verdient nog dat uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat aan het bestaan van een informele vereniging niet te zware eisen moeten worden gesteld.12

3.4.2

Zowel een formele als een informele vereniging kan afdelingen hebben waarbinnen leden van de vereniging bijvoorbeeld geografisch of functioneel zijn ingedeeld. Voor het antwoord op de vraag of een vereniging afdelingen heeft, komt onder meer betekenis toe aan de statuten of reglementen van die vereniging. Het is mogelijk dat een afdeling van een vereniging ook zelf rechtspersoonlijkheid heeft.13 Zo kan een afdeling op haar beurt een formele of informele vereniging zijn.

3.4.3

Als een vereniging op de voet van art. 2:20 lid 1 BW wordt verboden, strekt dat verbod zich niet uit tot de afdelingen van de vereniging die zelf als rechtspersoon moeten worden aangemerkt. Hiervoor is het volgende redengevend.

Art. 2:20 lid 1 BW moet worden uitgelegd in het licht van de in de Grondwet en het EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting. Met de toewijzing van een op de voet van art. 2:20 lid 1 BW gedaan verzoek wordt immers een ernstige inbreuk gemaakt op deze vrijheden, waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen.14 Dit betekent dat art. 2:20 lid 1 BW strikt moet worden uitgelegd (vergelijk hetgeen hiervoor in 3.2.6 met betrekking tot art. 10:122 lid 1 BW is overwogen).

Art. 2:20 lid 1 BW, dat uitdrukkelijk bepaalt dat ‘een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde’ op verzoek van het OM verboden wordt verklaard en wordt ontbonden, dient daarom aldus te worden uitgelegd dat toewijzing van dat verzoek tot gevolg heeft dat uitsluitend de rechtspersoon ten aanzien van wie het verzoek is gedaan, verboden wordt verklaard en wordt ontbonden. Toewijzing van een dergelijk verzoek heeft dus niet tot gevolg dat daarmee tevens een andere rechtspersoon wordt verboden.15 Dat zou zich ook niet verdragen met het uit art. 6 EVRM voortvloeiende recht van die andere rechtspersoon om zich in rechte te kunnen verdedigen tegen een verzoek van het OM dat mede rechtsgevolg kan hebben voor zijn eigen voortbestaan.

3.4.4

Het voorgaande laat onverlet dat het een andere rechtspersoon – waaronder begrepen de afdeling die zelf als rechtspersoon moet worden aangemerkt – niet vrijstaat om de werkzaamheid van de verboden rechtspersoon voort te zetten.

3.4.5

Blijkens het voorgaande kan het verbod van BMC Holland alleen de lokale Nederlandse chapters treffen als die chapters zelf geen rechtspersoon zijn. Nu de lokale Nederlandse chapters naar het oordeel van het hof zijn aan te merken als rechtspersonen, heeft het hof in het midden kunnen laten of de lokale Nederlandse chapters ook afdelingen zijn van BMC Holland.

3.5.1

Onderdeel B1 klaagt dat het hof (in rov. 4.33) heeft miskend dat de verbodenverklaring en ontbinding van een vereniging zich mede uitstrekken over de afdelingen van die vereniging, ook indien die afdelingen informele verenigingen zijn en dus rechtspersoonlijkheid bezitten.

3.5.2

Hiervoor in 3.4.3 is overwogen dat een verbod van een vereniging op de voet van art. 2:20 BW zich niet uitstrekt tot de afdelingen van die vereniging die zelf als rechtspersoon moeten worden aangemerkt. Daaruit volgt dat onderdeel B1 uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting. Het faalt daarom.

3.6.1

Onderdeel B2 klaagt dat het hof (in rov. 4.33) heeft miskend dat (i) een afdeling van een vereniging in beginsel zelf geen vereniging is en dus in beginsel geen rechtspersoonlijkheid bezit, (ii) een afdeling van een vereniging alleen dan ook zelf een vereniging kan zijn en dus rechtspersoonlijkheid kan bezitten, indien de statuten of reglementen van de hoofdvereniging of de afdeling daarin expliciet of impliciet voorzien, en (iii) een afdeling van een vereniging alleen dan ook zelf een vereniging kan zijn en dus rechtspersoonlijkheid kan bezitten, indien de afdeling als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt en deelneemt aan het rechtsverkeer, althans heeft het hof miskend dat daarvoor is vereist dat de afdeling in overwegende mate onafhankelijk van de vereniging functioneert. Indien het hof het voorgaande niet heeft miskend, is zijn beslissing niet naar behoren gemotiveerd, aldus het onderdeel.

3.6.2

Hiervoor in 3.4.2 is overwogen dat een afdeling van een vereniging op haar beurt een vereniging kan zijn en rechtspersoonlijkheid kan hebben. Wanneer die afdeling geen formele vereniging is, hangt het af van de omstandigheden van het geval of die afdeling een informele vereniging is en aldus rechtspersoonlijkheid heeft. Anders dan onderdeel B2 onder (ii) tot uitgangspunt neemt, is niet doorslaggevend of de statuten of reglementen van de hoofdvereniging of de afdeling expliciet of impliciet voorzien in rechtspersoonlijkheid van die afdeling. Op het voorgaande stuiten de onder (i) en (ii) geformuleerde klachten van onderdeel B2 af.

De klacht die is geformuleerd onder (iii) mist feitelijke grondslag, nu het hof niet heeft miskend dat een afdeling van een vereniging alleen dan ook zelf een vereniging kan zijn en dus rechtspersoonlijkheid kan bezitten, indien de afdeling als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt en deelneemt aan het rechtsverkeer. Uit hetgeen hiervoor in 3.4.1 is overwogen volgt dat het in overwegende mate onafhankelijk functioneren van de afdeling ten opzichte van de vereniging niet geldt als een vereiste voor rechtspersoonlijkheid, zodat ook de daarop gerichte klacht van onderdeel B2 faalt.

Het hof heeft geoordeeld dat de lokale Nederlandse chapters zijn aan te merken als informele verenigingen. Het heeft daartoe – na te hebben overwogen dat zowel de lokale chapters als hun leden (tevens) lid zijn van BMC Holland – redengevend geacht dat de lokale chapters zelf een bestendige organisatie met leden vormen, beschikken over een eigen bestuur, een eigen naam, eigen leden, eigen vergaderingen, een eigen contributieverplichting en eigen onderscheidingstekens op de kleding en zich naar buiten toe als zelfstandige eenheid presenteren. Dit oordeel van het hof is feitelijk, en voldoende begrijpelijk gemotiveerd. Daarom faalt ook de hierop gerichte motiveringsklacht van onderdeel B2.

9Zie art. 2:30 lid 1 BW.

10Parl. Gesch. Inv. Boek 2 BW, p. 1160-1161 (MvA II).

11Vgl. ABRvS 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6406, rov. 2.3.

12Parl. Gesch. Inv. Boek 2 BW, p. 1160-1161 (MvA II).

13Kamerstukken II 1984/85, 17725, nr. 7, p. 26.

14HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948 (Vereniging Martijn), rov. 3.5-3.6; HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124 (Hells Angels Harlingen), rov. 3.3-3.4.

15Vgl. HR 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124 (Hells Angels Harlingen), rov. 3.6.