ALV moet lid horen voor royement (of zijn brief krijgen?)

 Bij een vereniging is de ALV het orgaan dat bevoegd is om een lid te royeren. Een lid wordt geroyeerd, door de ALV, op voorstel van het bestuur. Het lid is niet uitgenodigd voor die ALV. De procedure in zoals vastgelegd in het huishoudelijk reglement is onduidelijk.

Het hof vernietigt het besluit, omdat het lid niet zijn kant van het verhaal heeft kunnen doen aan de ALV. Het is niet voldoende dat het bestuur  het lid heeft gehoord. Het hof lijkt aan te geven dat het ook voldoende zou zijn als het bestuur de inhoud van een brief die het lid had geschreven, met de ALV had gedeeld.

Het is onduidelijk of het lid geschorst was door het bestuur. Zo niet, dan is de ALV waarvoor hij niet is uitgenodigd, zonder meer ongeldig, en alle besluiten die daarin zijn genomen ook (artikel 2:38 lid 1). Het zou wat worden als het bestuur lastige leden de toegang tot de ALV kan ontzeggen.

Voor het geval het lid wel geschorst is, geldt de volgende clausule van artikel 2:38 lid 1 BW: “Behoudens het in het volgende artikel bepaalde, hebben alle leden die niet geschorst zijn, toegang tot de algemene vergadering en hebben daar ieder één stem; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren. De statuten kunnen aan bepaalde leden meer dan één stem toekennen.”

Nu weet (volgens mij) niemand van die bepaling precies betekent (wat betekent dat de ALV het “besluit tot schorsing” behandelt als dat besluit reeds genomen is door het bestuur; en wat als het bestuur de schorsing helemaal niet voorlegt aan de ALV?)

Maar ik denk dat uit het systeem van artikel 2:38 volgt dat het geschorste lid gehoord had moeten worden door de ALV, tijdens de ALV, dus met spreekrecht voor dat lid, voordat tot het royement besloten werd. En, let op, artikel 2:8 BW maakt dat meer vereist is dan een puur formele gelegenheid om te spreken, een minuutje van het lid is niet voldoende.

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2021:1749

Klassieker: HR Wijsmuller uitspraak

  • De Hoge Raad heeft de tekst van de Wijsmuller uitspraak uit 1968 gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:1968:AC4232.
    • Een abonnement op het commerciële tijdschrift NJ van Kluwer is dus niet langer nodig om (legaal) toegang te krijgen tot de tekst van het arrest.
    • Er zit geen auteursrecht op teksten van uitspraken, maar wel op de tussenkopjes die uitgevers toevoegen. Daarom draagt de publicatie van de teksten van oude arresten erg bij aan de toegankelijkheid van de rechtspraak.
    • Strikt genomen is de uitspraak geen arrest maar een beschikking.
  • Het arrest is uit 1968, en is geschreven in de wat ingewikkelde stijl die toen gebruikt werd.
  •  Al met al zit de kern van de uitspraak in een  overweging van de Hoge Raad: “dat de betekenis van een bepaling in de statuten van een rechtspersoon, voorschrijvende dat een besluit moet uitgaan van een orgaan van die rechtspersoon, in het geval waarin dat orgaan uit meer personen is samengesteld in het bijzonder hierin is gelegen, dat het besluit tot stand komt als vrucht van onderling overleg van alle leden van dat orgaan die, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aan dat overleg wensen deel te nemen”
  • Dit betekent dat als de statuten bepalen dat een besluit moet worden genomen door het bestuur, dat besluit moet worden genomen na onderling overleg van de leden van het bestuur, en niet, zoals in het geval aan de orde was, na overleg van drie van de vijf leden van het bestuur. Zelfs niet als die drie bestuursleden het met elkaar eens zijn en een meerderheid vormen. 
  • Zie ook deze eerdere blogpost uit 2014: https://verenigingsrecht.blogspot.com/2014/11/klassieker-besluit-vereist-overleg.html
De Hoge Raad der Nederlanden,

Overwegende thans aangaande het eerste middel:

dat de Rechtbank heeft vastgesteld dat de vergadering van houders van prioriteitsaandelen in [B] N.V., welke was bijeengeroepen na overleg tussen drie van de vijf leden van de Raad van Bestuur van die vennootschap, niet kan worden aangemerkt als bijeengeroepen krachtens een besluit van de Raad van Bestuur, zoals de statuten in dit geval voorschreven;

dat de betekenis van een bepaling in de statuten van een rechtspersoon, voorschrijvende dat een besluit moet uitgaan van een orgaan van die rechtspersoon, in het geval waarin dat orgaan uit meer personen is samengesteld in het bijzonder hierin is gelegen, dat het besluit tot stand komt als vrucht van onderling overleg van alle leden van dat orgaan die, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, aan dat overleg wensen deel te nemen;

Klassieker: Forumbank-arrest

De tekst van het Forumbankarrest uit 1955 is gepubliceerd op rechtspraak.nl op 21 oktober 2021 en is daarmee gratis en vrij toegankelijk geworden: ECLI:NL:HR:1955:AG2033 

Mijn blogpost uit 2014 over het arrest kan hier worden gevonden.

In het Forumbank arrest oordeelde de Hoge Raad dat de algemene vergadering van een NV geen bindende instructies kan geven aan de directie over onderwerpen die tot de bevoegdheid van de directie behoren. De Hoge Raad oordeelt dat het niet: juist om te stellen dat de algemene vergadering “bevoegd is aan de directie opdracht te geven [eigen aandelen in] te kopen, en wel omdat de bestuurders ondergeschikt zijn aan de naamloze vennootschap en de algemene vergadering de hoogste macht in de naamloze vennootschap bezit”. Ook die twee laatste punten zijn dus niet juist, zo oordeelt de Hoge Raad: het is niet juist dat “de algemene vergadering de hoogste macht in de naamloze vennootschap bezit”

De Hoge Raad overweegt dat: “de algemene vergadering de bij wet en statuten getrokken grenzen harer bevoegdheid niet mag overschrijden”.

Algemeen wordt aangenomen dat dit ook geldt voor verenigingen: de ALV heeft niet de hoogste macht. Het bestuur is niet ondergeschikt aan de ALV en de ALV is niet bevoegd om opdrachten te geven aan het bestuur t.a.v. onderwerpen die tot de bevoegdheid van het bestuur behoren. Wel kan de ALV het bestuur steeds ontslaan.

Geen ALV houden na afloop bestuurstermijn is risicovol

Kernpunden

De bestuursleden zijn, op een na, in juli 2017 gekozen voor een termijn van 4 jaar, waarbij jaar is gedefinieerd in de statuten als de periode tussen twee jaarlijkse ALV’s. In 2020 en in voorjaar 2021 is geen ALV gehouden. Het bestuur roept de corona omstandigheden in. De Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, Stb. 2020, nr. 124, hierna: de Wet Tijdelijke Voorzieningen)’ Wet Tijdelijke Voorzieningen” voorziet echter in de mogelijkheid voor geheel digitale ALV’s en niet in het niet houden van ALV’s. De rechter is streng: de bestuursleden zijn geen bestuurslid meer, wordt verboden om zich nog zo voor te doen, moeten zich uitschrijven bij KvK, de bankmachtigingen worden ingetrokken. De door het bestuurs georganiseerde ALV moet worden afgelast omdat de agenda daarvan mede is opgesteld door de bestuursleden die geen bestuurslid meer waren.

” De hierboven genoemde nieuwe aparte ALV waarop twee nieuwe bestuurders zullen moeten worden benoemd en een nieuwe kascommissie zal, naar het zich thans laat aanzien, moeten worden voorgezeten door een neutrale voorzitter van/via het AVVN, het Algemeen Verbond van Volkstuinders Verenigingen in Nederland.” (en de rechter legt dit op).

““De Wet Tijdelijke Voorzieningen voorziet echter niet in enige basis voor verenigingen om wegens de Corona-problematiek een jaarlijks bijeen te roepen algemene ledenvergadering achterwege te laten. Ook andere wetten voorzien niet in die mogelijkheid. Voor het nalaten van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om tijdig een ALV bijeen te roepen kan de Corona-problematiek dan ook geen rechtvaardiging vormen. Dat geldt temeer, omdat niet gebleken is dat het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] toen al het mogelijke heeft gedaan om (het stemmen op) een ALV plaats te laten vinden via de elektronische (digitale) en/of schriftelijke weg.

Omdat er dus niet op tijd een ALV is gehouden in 2021, zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van rechtswege geen bestuurslid meer, want ten aanzien van hen is de vierjaarstermijn van artikel 10 lid 3 van de statuten inmiddels verstreken. Mevrouw [persoon A] is momenteel dus nog de enige bestuurder van de [naam van de volkstuindersvereniging] . Uit de procestukken en de toelichtingen ter zitting is gebleken dat de vergadering die op 27 november 2021 geagendeerd staat (mede) is voorbereid door thans niet langer in functie zijnde bestuursleden. De agenda zal ook door hen zijn opgesteld. Dat maakt die agenda ondeugdelijk om op 27 november 2027 behandeld te worden. Dat maakt ook dat deze ALV niet door kan gaan, en er te zijner tijd opnieuw een ALV bijeen moet worden geroepen. Er bestaat dus thans geen basis meer voor de voor 27 november 2021 bijeengeroepen ALV. Het treffen van een ordemaatregel waarbij het bestuur gelast wordt deze vergadering te annuleren ligt daarom in de rede. Om die reden is de vermeerdering van eis toelaatbaar.”

“[De eis van het lid] zal derhalve aldus worden toegewezen dat het [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal worden verboden met onmiddellijke ingang zich voor te doen als waren zij nog voorzitter en bestuurslid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] , totdat er een nieuw bestuur is benoemd en zij daarvan als voorzitter respectievelijk lid deel uitmaken.

Het primair gevorderde onder 3 (uitschrijving KvK), onder 4 (medewerking intrekking bankmachtigingen) en onder 8 (bevel intrekken bankmachtigingen) zal derhalve eveneens integraal worden toegewezen.”

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2021:11150

2.De feiten

2.1.

D[naam van de volkstuindersvereniging] exploiteert volkstuinen.

2.2.

[eiser] is lid van de [naam van de volkstuindersvereniging] . Hij heeft een door de [naam van de volkstuindersvereniging] geëxploiteerde volkstuin in gebruik.

2.3.

[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn op de algemene ledenvergadering van de [naam van de volkstuindersvereniging] van 6 juli 2017 gekozen als voorzitter respectievelijk lid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] .

2.4.

Er is op 31 oktober 2021 een uitnodiging voor een ALV op 27 november 2021 gestuurd naar de leden van de [naam van de volkstuindersvereniging] met daarbij een agenda voor die ALV.

2.5.

In de statuten van de [naam van de volkstuindersvereniging] , waarvan de meest recente versie dateert van 29 november 2018, is – aangehaald voor zover van belang – het volgende bepaald:

[…]

ARTIKEL 4 LEDEN

[…]

2. Leden zijn die meerderjarige personen die als lid zijn toegelaten, die wonen in Rotterdam

en aan wie één tuin in gebruik is gegeven. Een lid kan afkomstig zijn uit de –

regio Rotterdam, uitsluitend en alleen indien er geen enkele gegadigde voor een tuin –

gevonden kan worden afkomstig uit Rotterdam, en dus sprake is van dreigende leegstand.

[…]

ARTIKEL 8. GESCHILLENBESLECHTING

[…]

3. Geschillen tussen leden onderling, leden en een orgaan van de vereniging niet zijnde

de algemene vergadering of organen van de vereniging, niet zijnde de algemene vergadering,

onderling welke samenhangen met of voortvloeien uit de doelstelling van

de vereniging worden naar keuze van betrokkenen beslecht door:——

a. bindend advies volgens het Reglement Conflictbeslechting van het AVVN; —

b. bemiddeling volgens het Reglement Conflictbeslechting van het AVVN.

[…]

ARTIKEL 10. BESTUUR

1. Het bestuur bestaat uit ten minste drie natuurlijke personen, die uit hun midden een –

voorzitter, een secretaris en een penningmeester aanwijzen.———-

a. Het lidmaatschap van het bestuur is niet verenigbaar met het lidmaatschap van –

de kascommissie.———————–

b. Personen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren, kunnen niet tegelijkertijd

in het bestuur zitting hebben.————–

2. De leden van het bestuur worden door de algemene vergadering uit de leden benoemd.

leder bestuurslid is tegenover de vereniging gehouden tot een behoorlijke –

vervulling van zijn taak. ———————–

3. Bestuursleden worden benoemd voor de duur van vier jaar. Onder een jaar wordt in –

dit verband verstaan de periode tussen twee opeenvolgende jaarlijkse algemene vergaderingen.

Een aftredend bestuurslid is onmiddellijk herbenoembaar. —–

4. In een tussentijdse vacature in het bestuur wordt door de algemene vergadering zo –

mogelijk binnen vier maanden voorzien.

5. Bestuursleden kunnen te allen tijde onder opgaaf van redenen door de algemene -ledenvergadering worden geschorst en ontslagen. De algemene ledenvergadering besluit

tot schorsing of ontslag met een meerderheid van twee/derde van de uitgebrachte

stemmen. De schorsing eindigt wanneer de algemene ledenvergadering –

niet binnen drie maanden daarna tot ontslag heeft besloten. Het geschorste bestuurslid

wordt in de gelegenheid gesteld zich in de algemene ledenvergadering te –

verantwoorden en kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan.——

6. Het lidmaatschap van bestuur eindigt door overlijden, door ontslag, bedanken en -wanneer

het lidmaatschap van de vereniging eindigt. ———–

ARTIKEL 11. TAKEN EN BEVOEGDHEDEN BESTUUR EN VERTEGENWOORDIGING —-

1. Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het bestuur belast met het—besturen

van de vereniging.———————

2. Indien het aantal bestuursleden beneden drie is gedaald, blijft het bestuur bevoegd. –

Het is echter verplicht zo spoedig mogelijk een algemene vergadering te beleggen -waarin

de voorziening in de vacature(s) aan de orde komt.

[…]

ARTIKEL 12. COMMISSIES

Het bestuur en de algemene vergadering zijn bevoegd permanente en tijdelijke commissies in te stellen en op te heffen, alsmede hun benoeming, samenstelling, taken en

bevoegdheden te regelen, voor zover deze niet geregeld zijn in de statuten of in de -reglementen. Commissies zijn verantwoording verschuldigd aan het orgaan dat hen heeft ingesteld.

ARTIKEL 13. BESLUITVORMING

1. Tenzij in de statuten of in de reglementen anders is bepaald, worden besluiten in het bestuur,

algemene vergaderingen en commissies genomen met een meerderheid van

de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat ter bepaling van die meerderheid

van het aantal uitgebrachte stemmen de ongeldige stemmen worden afgetrokken.

[…]

5. Een lid kan in de algemene vergadering één stem uitbrengen, ongeacht het aantal

tuinen dat het desbetreffende lid in gebruik heeft.————-

6. Een lid kan een ander lid machtigen namens hem in de algemene vergadering zijn -stem

uit te brengen, met dien verstande dat ieder lid slechts door één ander lid kan

worden gemachtigd.————————

7. Een volmacht kan alleen schriftelijk worden verleend en dient voor de aanvang van de

vergadering aan de voorzitter te zijn overhandigd.

[…]

ARTIKEL 15 BIJEENROEPING ALGEMENE VERGADERING ————

1. Jaarlijks wordt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een algemene vergadering

gehouden. De algemene vergadering wordt bij voorkeur gehouden in de

gemeente waarin de vereniging haar zetel heeft.————–

2. De bijeenroeping gebeurt elektronisch met toevoeging van de agenda aan de bij de vereniging

bekende e-mail adressen van de leden.————-

3. De termijn van oproeping bedraagt tenminste twee weken, de dag van de oproeping

en die van de vergadering niet meegerekend. In bijzondere gevallen dit ter beoordeling

van het bestuur kan deze termijn worden bekort. ———

4. Een buitengewone algemene vergadering wordt gehouden indien het bestuur dit nodig

oordeelt of tenminste zoveel leden als bevoegd zijn tot het uitbrengen van één

tiende gedeelte van de stemmen in de algemene vergadering. In laatstbedoeld geval

moet de wens daartoe onder opgave van het te behandelen onderwerp, voorzien

van een toelichting, schriftelijk aan het bestuur kenbaar worden gemaakt. —

5. Indien het bestuur niet binnen veertien dagen na ontvangst van het onder lid 4 bedoelde

verzoek gevolg heeft gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot die—–

bijeenroeping overgaan op de wijze waarop het bestuur een algemene vergadering –

bijeenroept of bij advertentie in ten minste één ter plaatse veel gelezen dagblad. De –

verzoekers kunnen dan anderen dan bestuursleden belasten met de leiding van de –

vergadering en het opstellen van de notulen.—————

6. Op de algemene vergadering komen in ieder geval aan de orde:——–

a. vaststelling van de notulen van de vorige algemene vergadering;——

b. jaarverslag van het bestuur;——————-

c. het financieel jaarverslag van het bestuur over het afgelopen boekjaar;—-

d. het verslag van de kascommissie;—————–

e. de vaststelling van de begroting voor het komende boekjaar;——–

f. voorziening in eventuele vacatures;—————–

g. ingediende voorstellen.——————–

[…]

ARTIKEL 17. REKENING EN VERANTWOORDING

1. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de vereniging zodanige aantekening

te houden dat daaruit te allen tijde haar rechten en verplichtingen kunnen

worden gekend.———————-

2. Het bestuur brengt op de algemene vergadering, behoudens verlenging met een -termijn

van vijf maanden door de algemene vergadering, een jaarverslag uit over de –

gang van zaken in de vereniging en over het gevoerde beleid. Het bestuur legt de balans

en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de algemene

vergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de bestuursleden.

Ontbreekt de ondertekening van een bestuurslid, dan wordt daarvan –

onder opgave van redenen melding gemaakt. —————

3. Indien het bestuur niet in de algemene vergadering, of bij verlenging niet binnen de –

stelde termijn, overeenkomstig het bepaalde heeft gehandeld, kan ieder lid van de –

gezamenlijke bestuursleden in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen. –

4. Het bestuur is verplicht jaarlijks de in lid 2 bedoelde stukken te doen onderzoeken door

de kascommissie, die hiervan schriftelijk verslag uitbrengt aan het bestuur en aan

de algemene vergadering.

5. De kascommissie bestaat uit ten minste twee leden die door de algemene vergadering

worden benoemd en die geen lid van het bestuur mogen zijn.—–

6. Het bestuur is verplicht de kascommissie voor haar onderzoek alle door haar gewenste

inlichtingen te verschaffen, hen desgewenst de kas en de waarden te tonen

en inzage van de boeken en bescheiden van de vereniging te geven.

7. Goedkeuring door de algemene vergadering van het jaarverslag en van de rekening –

en verantwoording gebeurt nadat is kennisgenomen van het verslag van de kascommissie

en strekt het bestuur tot decharge voor alle handelingen die uit de rekening

en verantwoording blijken.——————

8. Het bestuur is verplicht de in dit artikel bedoelde bescheiden gedurende de daarvoor –

door de Wet vereiste termijn te bewaren.

3.Het geschil

3.1.

[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.

[eiser] heeft als lid van de vereniging gezien de door hem gestelde onregelmatigheden voldoende spoedeisend belang bij zijn vorderingen.

De voorzieningenrechter stelt verder voorop dat vooral [eiser] een groot aantal feitelijkheden heeft gesteld die terug te leiden zijn tot kennelijk allerlei incidenten uit het verleden en mede daardoor ontstane slechte verhoudingen tussen partijen. De vorderingen van [eiser] zien evenwel in essentie op een aantal bestuurlijke aangelegenheden die binnen de vereniging spelen. De voorzieningenrechter zal zich in het kader van dit kort geding beperken tot een oordeel over die vorderingen.

Betreffende de vorderingen onder I (“Ten aanzien van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] ”)

4.2.

Aangezien het tegenovergestelde gesteld noch gebleken is, gaat de voorzieningenrechter er vanuit dat op de momenten die van belang zijn in deze zaak de statuten niet anders luidden dan hierboven in 2.5 is weergegeven.

4.3.

[gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn op de algemene ledenvergadering van de [naam van de volkstuindersvereniging] van 6 juli 2017 benoemd tot voorzitter respectievelijk lid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] . Op grond van artikel 10 lid 3 van de statuten golden die benoemingen voor de duur van vier jaar en moet in dat verband onder “een jaar” worden verstaan “de periode tussen twee opeenvolgende jaarlijkse algemene vergaderingen”.

4.4.

Na de ALV van 6 juli 2017, waarop [gedaagde 2] en [gedaagde 3] benoemd zijn tot voorzitter respectievelijk lid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] , is er een ALV gehouden in 2018 en een ALV in 2019, op 26 oktober van dat jaar. Vorig jaar, 2020, is er, voor zover de voorzieningenrechter dat heeft kunnen nagaan, geen ALV gehouden. Tot op heden is er ook in het huidige jaar, 2021, geen ALV gehouden. De aangekondigde ALV van 2 oktober 2021 is namelijk niet doorgegaan.

4.5.

[eiser] en de [naam van de volkstuindersvereniging] zijn het erover eens dat artikel 10 lid 3 van de statuten zo mag worden uitgelegd dat “een jaar” in de zin van die bepaling langer kan zijn dan een kalenderjaar. De voorzieningenrechter begrijpt deze bepaling aldus dat ingeval er tussen twee jaarlijkse ALV’s een periode langer dan een kalenderjaar zit, dit – voor een beperkte termijn – mogelijk is.

4.6.

Volgens de [naam van de volkstuindersvereniging] c.s. is het volledige bestuur, dus ook [gedaagde 2] en [gedaagde 3] , nog in functie. Primair vinden de [naam van de volkstuindersvereniging] c.s. dat het huidige vergaderjaar nog loopt. Subsidiair nemen zij het standpunt in dat de termijn van een vergaderjaar als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de statuten met slechts een beperkte termijn is overschreden en dat die overschrijding hun niet verweten kan worden vanwege de uitbraak van Covid 19, de huidige Corona-problematiek.

4.7.

Volgens artikel 15 lid 1 van de statuten moet er jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een ALV worden gehouden. Het had dus voor de hand gelegen dat er voor juli van dit jaar, 2021, een ALV was gehouden. Inmiddels zijn ruim vier maanden verstreken sinds dat moment en kan dus, naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter, niet meer gezegd worden dat er slechts een beperkte termijn is overschreden sinds dat moment. Een beroep op artikel 10 lid 3 van de statuten kan de [naam van de volkstuindersvereniging] c.s. niet baten omdat er in 2020 geen ALV heeft plaatsgevonden zodat, gelet op hetgeen onder 4.5 is overwogen, het artikel in zoverre toepassing mist. Er is dus sprake van een aanzienlijke termijnoverschrijding. Dat brengt de voorzieningenrechter op de vraag of deze aanzienlijke termijnoverschrijding gerechtvaardigd is vanwege de huidige Corona-problematiek.

4.8.

Voor de beantwoording van de vraag naar de legitimiteit van de besluitvorming in verband met de huidige Corona-problematiek is van belang dat op 22 april 2020 een wet is aangenomen houdende “tijdelijke voorzieningen op het terrein van het Ministerie van Justitie en Veiligheid in verband met de uitbraak van COVID-19” (Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid, Stb. 2020, nr. 124, hierna: de Wet Tijdelijke Voorzieningen). Deze wet is van kracht geworden op 24 april 2020 en bevat (onder meer) voorzieningen met betrekking tot (besluitvorming in) algemene vergaderingen van rechtspersonen. De Memorie van Toelichting op het wetsvoorstel (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 434, nr. 3) vermeldt dat de (hier relevante) onderdelen van het voorstel zijn ingegeven door de wens om de continuïteit van het rechtsverkeer te waarborgen door waar nodig maatregelen te kunnen nemen die noodzakelijk zijn in verband met de COVID-19-uitbraak.

4.9.

Artikel 6 van de Wet Tijdelijke Voorzieningen voorziet erin dat het bestuur van een vereniging, in afwijking van artikel 2:38 lid 1 BW, kan bepalen dat leden geen fysieke toegang hebben tot de algemene (leden)vergadering, onder de voorwaarden dat (a) de algemene vergadering langs elektronische weg voor leden is te volgen en (b) de leden tot uiterlijk 72 uur voorafgaand aan de vergadering in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk of elektronisch vragen te stellen over de onderwerpen die bij de oproeping zijn vermeld. Het artikel bepaalt verder dat het bestuur zich ervoor inspant dat tijdens de vergadering langs elektronische weg of anderszins nadere vragen kunnen gesteld, tenzij dit in het licht van de omstandigheden van dat moment in redelijkheid niet kan worden gevergd. Daarnaast kan het bestuur bepalen dat – voor zover de statuten dat niet bepalen – het stemrecht slechts kan worden uitgeoefend door middel van een elektronisch stemmiddel.

4.10.

De Wet Tijdelijke Voorzieningen voorziet echter niet in enige basis voor verenigingen om wegens de Corona-problematiek een jaarlijks bijeen te roepen algemene ledenvergadering achterwege te laten. Ook andere wetten voorzien niet in die mogelijkheid. Voor het nalaten van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om tijdig een ALV bijeen te roepen kan de Corona-problematiek dan ook geen rechtvaardiging vormen. Dat geldt temeer, omdat niet gebleken is dat het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] toen al het mogelijke heeft gedaan om (het stemmen op) een ALV plaats te laten vinden via de elektronische (digitale) en/of schriftelijke weg.

4.11.

Omdat er dus niet op tijd een ALV is gehouden in 2021, zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] van rechtswege geen bestuurslid meer, want ten aanzien van hen is de vierjaarstermijn van artikel 10 lid 3 van de statuten inmiddels verstreken. Mevrouw [persoon A] is momenteel dus nog de enige bestuurder van de [naam van de volkstuindersvereniging] . Uit de procestukken en de toelichtingen ter zitting is gebleken dat de vergadering die op 27 november 2021 geagendeerd staat (mede) is voorbereid door thans niet langer in functie zijnde bestuursleden. De agenda zal ook door hen zijn opgesteld. Dat maakt die agenda ondeugdelijk om op 27 november 2027 behandeld te worden. Dat maakt ook dat deze ALV niet door kan gaan, en er te zijner tijd opnieuw een ALV bijeen moet worden geroepen. Er bestaat dus thans geen basis meer voor de voor 27 november 2021 bijeengeroepen ALV. Het treffen van een ordemaatregel waarbij het bestuur gelast wordt deze vergadering te annuleren ligt daarom in de rede. Om die reden is de vermeerdering van eis toelaatbaar. Dat gedaagden bij hun verweer tegen die vermeerdering van eis in dit verband in relevante mate in hun belangen zijn geschaad, is niet gebleken, zodat aan dat verweer voorbijgegaan wordt.

4.12.

Het primair gevorderde onder 1 zal derhalve aldus worden toegewezen dat het [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal worden verboden met onmiddellijke ingang zich voor te doen als waren zij nog voorzitter en bestuurslid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] , totdat er een nieuw bestuur is benoemd en zij daarvan als voorzitter respectievelijk lid deel uitmaken.

4.13.

Het primair gevorderde onder 3 (uitschrijving KvK), onder 4 (medewerking intrekking bankmachtigingen) en onder 8 (bevel intrekken bankmachtigingen) zal derhalve eveneens integraal worden toegewezen.

4.14.

Voordat er een nieuwe reguliere ALV in de zin van artikel 15 van de statuten kan worden gehouden, moet er eerst een nieuwe aparte ALV plaatsvinden waarop een nieuwe voorzitter en een nieuw bestuurslid worden benoemd. Dan moet er vervolgens op die vergadering ook een kascommissie worden benoemd. Een kascommissie is namelijk in ieder geval nodig om de statutair vereiste kascontrole uit te voeren, Het door de [naam van de volkstuindersvereniging] c.s. in het geding gebrachte rapport van een accountant (prod. 11a [naam van de volkstuindersvereniging] c.s.) kan niet in de plaats treden van het statutair geregelde onderzoek van uit leden van de vereniging gekozen leden van de kascommissie. Deze kascommissie moet dan vervolgens op een reguliere ALV verslag van haar bevindingen uitbrengen. Zonder deze kascontrole kan er geen décharge plaatsvinden van het bestuur op de reguliere ALV. Zie artikel 17 en artikel 15 lid 6 onder d van de statuten.

4.15.

De hierboven genoemde nieuwe aparte ALV waarop twee nieuwe bestuurders zullen moeten worden benoemd en een nieuwe kascommissie zal, naar het zich thans laat aanzien, moeten worden voorgezeten door een neutrale voorzitter van/via het AVVN, het Algemeen Verbond van Volkstuinders Verenigingen in Nederland.

In afwachting van deze nieuwe aparte ALV is een standstill-termijn noodzakelijk en is er geen reden voor het treffen van verdere maatregelen. Nadat er weer een deugdelijk gekozen bestuur functioneert, is het in eerste instantie aan dat bestuur om orde op zaken te stellen. Het primair gevorderde onder 2, onder 5, onder 6 en onder 7 zal daarom worden afgewezen. Dat geldt ook voor al het subsidiair gevorderde.

Betreffende de vorderingen onder II (“Ten aanzien van de kascontrole”)

4.16.

Zoals hierboven is overwogen, moet er eerst een (nieuwe) kascommissie zijn benoemd voordat er een kascontrole kan worden uitgevoerd. Voor de benoeming door de rechtbank van een onafhankelijke kascontroleur bestaat momenteel dus geen aanleiding. Alle vorderingen onder II zullen dan ook worden afgewezen.

Betreffende de vorderingen onder III (“Ten aanzien van de bijeen te roepen ALV”)

4.17.

Wegens bovengenoemde noodzaak van een standstill-termijn zal vordering 1 worden afgewezen.

4.18.

Zoals hierboven is overwogen, moet er eerst een aparte ALV bijeen worden geroepen voor de benoeming van twee bestuurders en de kascommissie, die zal worden voorgezeten door een neutrale voorzitter. Vordering 2 zal dan ook aldus worden toegewezen

dat het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] wordt veroordeeld om binnen vier weken na dit vonnis deze aparte ALV bijeen te roepen en de AVVN te verzoeken haar behulpzaam te zijn met het leveren van een neutrale voorzitter als bedoeld in punt 79 van de dagvaarding.

4.19.

Vordering 3 zal aldus worden toegewezen dat het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] zal worden veroordeeld om vervolgens een reguliere ALV bijeen te roepen met reguliere agendapunten, zodra voldaan is aan alle vereisten voor het bijeenroepen van een reguliere ALV, zoals het vereiste dat de kascommissie heeft gerapporteerd.

4.20.

Vordering 4 zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.

4.21.

Het is aan het bestuur om vast te stellen op welke wijze – ‘fysiek’ of ‘digitaal’ – deze bijeen te roepen ALV’s zullen moeten plaatsvinden, hetgeen, naar het zich thans laat aanzien, mede afhankelijk is van de dan geldende omstandigheden. Voor toewijzing van vordering 5 bestaat derhalve onvoldoende aanleiding, zodat deze vordering zal worden afgewezen.

4.22.

Uit artikel 4 lid 2 van de statuten volgt dat vordering 6 moet worden afgewezen. Het lidmaatschap van de vereniging is persoonlijk. Dat betekent dat een echtgenoot, partner of kind van een lid van de vereniging geen lid is en dus ook geen stemrecht heeft.

4.23.

Voor een correct verloop van het tellen van de stemmen op de ALV vormt de aanwezigheid van een neutrale, dat wil zeggen: van de [naam van de volkstuindersvereniging] onafhankelijke, voorzitter een voldoende waarborg. Omdat er ook overigens geen reden is om nadere voorzieningen te treffen, zal vordering 7 dan ook worden afgewezen.

Betreffende de vordering onder IV en V (dwangsom)

4.24.

Voor het opleggen van deze dwangsommen ziet de voorzieningenrechter momenteel onvoldoende aanleiding, zeker omdat een eventuele executie van een dwangsom tot een verdere escalatie zou kunnen leiden van de spanningen die er al bestaan tussen sommige leden en (het bestuur van) de [naam van de volkstuindersvereniging] . Deze vorderingen worden afgewezen.

Betreffende de vorderingen onder VI (proceskosten)

4.25.

Aangezien beide partijen in aanzienlijke mate in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verbiedt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met onmiddellijke ingang zich voor te doen als waren zij nog voorzitter en bestuurslid van het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] , totdat er een nieuw bestuur is benoemd en zij daarvan als voorzitter respectievelijk lid deel uitmaken;

5.2.

beveelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] om zich binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis als bestuurslid van de [naam van de volkstuindersvereniging] bij de Kamer van Koophandel uit te schrijven;

5.3.

beveelt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] alle benodigde medewerking te verlenen aan het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle bankmachtigingen op naam van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in te trekken;

5.4.

beveelt het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis alle bankmachtigingen van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in te trekken;

5.5.

veroordeelt het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om de voor 27 november 2021 uitgeroepen ALV te annuleren en om binnen vier weken na betekening van dit vonnis een aparte ALV bijeen te roepen waarop geagendeerd staan de agendapunten als hierboven in r.o. 4.14-4.15 benoemd, alsmede de AVVN te verzoeken haar behulpzaam te zijn met het leveren van een neutrale voorzitter als bedoeld in punt 79 van de dagvaarding;

5.6.

veroordeelt het dan zittende bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om vervolgens een reguliere ALV bijeen te roepen die moet plaatsvinden met reguliere agendapunten, zodra voldaan is aan alle vereisten voor het bijeenroepen van een reguliere ALV, zoals het vereiste dat de kascommissie heeft gerapporteerd;

5.7.

gebiedt het bestuur van de [naam van de volkstuindersvereniging] om de financiële stukken ten minste twee weken voor de reguliere ALV ter inzage te leggen in het verenigingsgebouw en vervolgens de leden de mogelijkheid te geven tot uiterlijk één week voor de ALV om vragen met betrekking tot deze stukken aan het bestuur te sturen;

5.8.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af;

5.10.

compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Lid moet gehoord worden voor royement

 “Het hof is overweegt over de besluitvormingsprocedure het volgende. Naar het oordeel van het hof is ontzetting uit het lidmaatschap van een vereniging zodanig ingrijpend, dat de redelijkheid en billijkheid in beginsel vorderen dat daartoe niet wordt besloten, zonder dat het beslissende orgaan de zienswijze van het lid over wiens lidmaatschap wordt beslist in de besluitvorming betrekt. Bij De Golfbreker is de ALV het orgaan dat beslist over het ontzetting uit het lidmaatschap.”

Met [appellant = het lid] is het hof van oordeel dat het op de weg van De Golfbreker lag om, zowel aan [appellant] als tegenover de ALV, ondubbelzinnig duidelijk te maken op welke precieze gedragingen elke schorsing berust, en om uiteen te zetten waarom die gedragingen zo ernstig zijn dat een ontzetting uit het lidmaatschap gerechtvaardigd is. Of in dit geval de correspondentie met [appellant] en de vergaderstukken voor de (buitengewone) algemene ledenvergaderingen aan die maatstaf hebben voldaan, kan echter in het midden blijven.”

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHAMS:2021:1749

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 juni 2021

inzake

[appellant]

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

[]

tegen

de vereniging

KAMPEERVERENIGNIG DE GOLFBREKER,

gevestigd te Koog aan de Zaan,

geïntimeerde,

[]

1Inleiding

1.1.

Partijen zullen hierna als volgt worden aangeduid:

– appellant als [appellant]

– geïntimeerde als De Golfbreker.

1.2.

De Algemene Ledenvergadering van De Golfbreker (dit orgaan wordt hierna ALV genoemd) heeft bij besluit van 3 februari 2018 [appellant] geroyeerd als lid van De Golfbreker. [appellant] is het daar niet mee eens en vordert in deze procedure vernietiging van het besluit.

1.3.

De rechtbank Noord-Holland heeft de vorderingen van [appellant] op De Golfbreker afgewezen in een vonnis van 14 augustus 2019, gewezen tussen [appellant] als eiser en De Golfbreker als gedaagde. De procedure bij de rechtbank had het zaaknummer dat hierboven staat vermeld.

1.4.

Met dit hoger beroep beoogt [appellant] dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen.

2Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.9 de feiten weergegeven die zij als vaststaand heeft aangenomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil. Het hof zal – samengevat – uitgaan van de volgende feiten.

2.1.

De Golfbreker is een vereniging die zich ten doel stelt het kamperen van haar leden te bevorderen. Daartoe heeft De Golfbreker een deel van het strand in Egmond aan Zee van de gemeente Bergen gehuurd. Op het gehuurde stuk strand heeft De Golfbreker staanplaatsen waarop de door de leden van De Golfbreker gebruikte huisjes staan. Ieder lid van de vereniging heeft in beginsel een eigen standplaats. [appellant] is al jarenlang lid van De Golfbreker.

2.2.

Artikel 8 van de statuten van De Golfbreker die in 2018 van kracht waren, bepaalt onder meer dat het lidmaatschap van de vereniging vervalt bij royement door de ALV, na schorsing door het bestuur.

2.3.

De Golfbreker heeft een huishoudelijk reglement. Daarin was in 2017 en 2018, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

Artikel 4 Klachten en overtredingen

A.(…).

B. (…).

C. Bij overtreding van de regels, zoals in artikel 1 sub E en F geformuleerd, of bij bewezen wangedrag geldt dat er door het bestuur een officiële waarschuwing aan het betreffende lid kan worden gegeven, zowel schriftelijk als mondeling, met dien verstande dat een mondeling gegeven waarschuwing binnen 1 maand na afloop van het strandseizoen schriftelijk bevestigd dient te worden. Officiële waarschuwingen blijven gedurende 2 jaar van kracht.

D. Het bestuur dient leden, die zich conform het bovenstaande 2 maal aan de reglementen onttrekken en hiervoor binnen 3 kalenderjaren 2 officiële waarschuwingen hebben gekregen, voor een jaar te schorsen of te royeren. Voordat een dergelijke schorsing of royement daadwerkelijk uitgevoerd wordt biedt het bestuur het betreffende lid de mogelijkheid aan om zich tijdens een bestuursvergadering te verdedigen. Hiermee wordt een vorm van hoor en wederhoor gegarandeerd. Het betreffende lid zal hiertoe voor een bestuursvergadering worden uitgenodigd door het bestuur.

In geval van een daadwerkelijk uitgevoerde schorsing of royement legt het bestuur tijdens de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering inhoudelijk verantwoording af aan de leden.

Bij een zeer ernstig vergrijp is het bestuur bevoegd om reeds bij de 1e officiële waarschuwing een lid onmiddellijk te schorsen en voor te dragen voor royement. Een schorsing van een lid is persoonsgebonden, dit houdt in dat het betreffende lid in het schorsingsjaar zelf niet mag staan en niet mag huren. Tevens geldt na het schorsingsjaar een proefjaar. Over het correct doorlopen van dit proefjaar wordt door het bestuur beslist.

(…)”.

2.4.

Op 9 april 2017 heeft het bestuur van De Golfbreker [appellant] een brief met een officiële waarschuwing gestuurd. In de brief is verwezen naar onder meer de artikelen 4C en 4D van het huishoudelijk reglement.

2.5.

Op 5 oktober 2017 heeft [appellant] een tweetal (in afzonderlijke brieven vermelde) waarschuwingen van het bestuur van De Golfbreker ontvangen. De eerste waarschuwing betreft het plaatsen door [appellant] van een picknicktafel op het strand vóór het door De Golfbreker gehuurde deel van het strand. De tweede waarschuwing betreft het op 3 september (2017) plaatsen van een brandende vuurkorf voor de schoeiing. In deze brieven is meegedeeld dat het gaat om de tweede, respectievelijk derde officiële waarschuwing in dat seizoen en dat het bestuur, gelet op artikel 4D van het huishoudelijk reglement [appellant] dient te schorsen of te royeren. [appellant] is daarbij uitgenodigd voor een in november, december of januari te houden bestuursvergadering.

2.6.

Bij brief van 17 november 2017 heeft het bestuur van De Golfbreker [appellant] per direct als lid van de vereniging geroyeerd. In aanvulling daarop heeft het bestuur van De Golfbreker bij brief van 23 november 2017 aan [appellant] geschreven, voor zover hier van belang:

Verder staat in het Huishoudelijk Reglement: voordat een dergelijke schorsing of royement daadwerkelijk uitgevoerd wordt biedt het bestuur het betreffende lid de mogelijkheid aan om zich tijdens een bestuursvergadering te verdedigen. Hiermee wordt een vorm van hoor en wederhoor gegarandeerd. Het betreffende lid zal hiertoe voor een bestuursvergadering worden uitgenodigd door het bestuur. Het bestuur heeft u daarom ook aangegeven u hiervoor uit te nodigen. Echter heeft u deze aangeboden mogelijkheid beantwoord met nog ergere aanvallen tegen het bestuur. Desondanks nodigt het bestuur u alsnog uit voor een gesprek op 20 December bij Koekenbier te Alkmaar.

Tot slot zegt het Huishoudelijk Reglement inzake deze procedure: in geval van een daadwerkelijk uitgevoerde schorsing of royement legt het bestuur tijdens de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering inhoudelijk verantwoording af aan de leden. Dit houdt in dat uw royement op die datum definitief door de leden goedgekeurd wordt.

Op zaterdag 9 december belegt het bestuur een Buitengewone Ledenvergadering inzake uw royement om de leden alvast inzage te geven in de gehele situatie en op de hoogte te brengen van wat er speelt. Tevens wordt aan de leden bekend gemaakt welke procedure hierbij van toepassing is en ook wordt gevolgd. U bent voor deze Buitengewone ledenvergadering niet uitgenodigd.”.

2.7.

Op 9 december 2017 heeft een buitengewone ledenvergadering van De Golfbreker plaatsgevonden. De (concept)notulen van de vergadering vermelden, voor zover hier van belang:

De voorzitter vraagt iedereen straks te stemmen.

Heel belangrijk:

U kunt stemmen vóór de door het bestuur ingezette procedure inzake het royement van [appellant] en daarmee vóór het royement zelf of u kunt daar tegen stemmen.”.

Alle aanwezige leden hebben gestemd voor royement van [appellant] en de daarbij door het bestuur gevoerde procedure.

2.8.

Op 20 december 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur van De Golfbreker en [appellant] . [appellant] werd daarbij bijgestaan door zijn toenmalige advocaat.

2.9.

Op 31 januari 2018 heeft [appellant] in een aangetekende brief aan “Bestuur Golfbreker en Leden” – kort gezegd – inhoudelijk gereageerd op de schriftelijke waarschuwingen die hij in 2017 van het bestuur heeft ontvangen. Hij heeft in die brief naar voren gebracht dat de leden zijn kant van het verhaal moeten horen, geklaagd dat aan de ALV in de vergadering op 9 december 2017 de inhoud van de waarschuwingen aan zijn adres niet duidelijk is gemaakt noch waarom deze waarschuwingen voldoende ernstig zijn om een royement te rechtvaardigen, en de ALV verzocht om zijn lidmaatschap niet te beëindigen.

2.10.

Op 3 februari 2018 heeft een algemene ledenvergadering van De Golfbreker plaatsgevonden. Daarvoor was [appellant] niet uitgenodigd. Tijdens deze vergadering is, onder meer, gestemd over “bekrachtiging van het royement van [appellant] ”. De notulen van de vergadering vermelden daarover:

“(…)

3. Bekrachtiging royement [appellant]

De voorzitter geeft hierover de volgende uitleg:

Op zaterdag 9 December hebben wij een Buitengewone Ledenvergadering belegd waar dit onderwerp aan de orde is geweest.

U heeft daar unaniem gestemd vóór het royement van [appellant] , na een uitgebreide uitleg van het bestuur. De inhoud van die vergadering heeft u kunnen lezen in de notulen.

Na de Buitengewone Ledenvergadering heeft op 20 December conform onze geldende regels nog een gesprek plaats gevonden tussen [appellant] en zijn advocaat enerzijds en het voltallige bestuur anderszijds.

Dit gesprek heeft geen nieuwe inzichten gegeven. De conclusie dat [appellant] geroyeerd moet worden blijft dus rotsvast overeind.

Op 9 December is daar door 85 leden al unaniem voor gestemd, maar formeel moeten we daar vandaag nog wel één keer over stemmen om het royement officieel te bekrachtigen.

De voorzitter vraagt of er nog iemand is die iets te vragen heeft over dit onderwerp. Er is niemand die nog iets te vragen heeft. De voorzitter vraagt om te stemmen.

De voorzitter legt voor de duidelijkheid nog even uit:

U kunt stemmen vóór het bekrachtigen van het reeds uitgesproken royement van [appellant] of daar tegen stemmen.

De leden krijgen van [lid X] een briefje uitgereikt en dit wordt op de lijst aangevinkt zodat er een juiste controle plaats vind bij de telling van de stembriefjes.

De stembriefjes worden door [lid Y] en [lid Z] geteld en de telling is als volgt:

Er waren 90 stemgerechtigden waarvan 87 leden vóór gestemd hebben en 3 leden die zich hebben onthouden van stemming.

[appellant] is geroyeerd als lid van de vereniging.

(…)”.

3De procedure in eerste aanleg

3.1.

[appellant] vorderde in eerste aanleg de vernietiging van het besluit van 3 februari 2018 van De Golfbreker tot royement/ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap, verklaring voor recht dat [appellant] lid is van De Golfbreker, en veroordeling van De Golfbreker tot het verzenden van een rectificatie aan haar leden, met nevenvorderingen.

3.2.

De rechtbank heeft overwogen (in 4.3 van het vonnis) dat de statuten in artikel 8 bepalen dat de ALV (exclusief) beslist over royement van leden, zodat het (bestuurs)besluit van 17 november 2017 tot royement geen stand houdt omdat het is genomen in strijd met de statuten. De rechtbank heeft (in 4.3) het besluit van 3 februari 2018 tot royement van [appellant] opgevat als een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap als bedoeld in artikel 2:35 lid 1, aanhef en onder d, BW.

3.3.

Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat het besluit van 3 februari 2018 noch procedureel (in 4.6), noch inhoudelijk (in 4.7-4.9) in strijd is met de redelijkheid en billijkheid zoals die in artikel 2:8 BW wordt geëist. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen.

4De vorderingen in hoger beroep

4.1.

[appellant] is van het vonnis in hoger beroep gekomen. Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

– memorie van grieven, met producties;

– memorie van antwoord, met producties.

4.2.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 7 april 2021 mondeling laten toelichten door hun advocaten, mr. Meijer aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.

4.3.

Ten slotte hebben partijen uitspraak van het hof gevraagd.

4.4.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog zijn vorderingen zal toewijzen met veroordeling van De Golfbreker in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten.

4.5.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

5Motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.

Partijen zijn het erover eens dat de schorsing van [appellant] op 5 oktober 2017 is ingegaan. Dat hebben hun advocaten tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep bevestigd.

5.2.

Het hof stelt daarnaast voorop dat de hiervoor in 3.2 weergegeven overwegingen van de rechtbank in hoger beroep niet zijn bestreden. Het hof sluit zich bij deze overwegingen aan. Vast staat dus dat het bestuursbesluit van 17 november 2017 niet het einde van het lidmaatschap van [appellant] heeft ingeluid.

5.3.

De Golfbreker stelt zich op het standpunt dat op 9 december 2017 geen besluit tot beëindiging van het lidmaatschap van [appellant] is genomen.

5.4.

Het hof neemt op grond van het voorgaande tot uitgangspunt dat [appellant] voorafgaand aan de vergadering van 3 februari 2018 lid was van De Golfbreker.

5.5.

De grieven van [appellant] komen neer op het volgende. [appellant] klaagt dat het besluit van 3 februari 2018 zowel inhoudelijk als procedureel in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De Golfbreker heeft zich daarmee volgens [appellant] tegenover hem niet gedragen volgens de gedragsregel van artikel 2:8 BW.

5.6.

[appellant] heeft zijn klachten over de procedurele gang van zaken toegelicht met het betoog dat de besluitvormingsprocedure die heeft geleid tot het besluit van 3 februari 2018 niet deugdelijk is omdat er geen wederhoor is toegepast. De Golfbreker heeft dat betwist. Zij heeft gewezen op de brief van 5 oktober 2017, waarin [appellant] is aangekondigd dat hij zal worden uitgenodigd voor een gesprek met het bestuur, en op het gesprek van 20 december 2017, waarin [appellant] , bijgestaan door zijn advocaat, gelegenheid had zich te verweren tegen de officiële waarschuwingen van 9 april 2017 en 5 oktober 2017. Van enige vooringenomenheid tijdens de vergadering van 3 februari 2018 was dan ook geen sprake, aldus De Golfbreker.

5.7.

Het hof is overweegt over de besluitvormingsprocedure het volgende. Naar het oordeel van het hof is ontzetting uit het lidmaatschap van een vereniging zodanig ingrijpend, dat de redelijkheid en billijkheid in beginsel vorderen dat daartoe niet wordt besloten, zonder dat het beslissende orgaan de zienswijze van het lid over wiens lidmaatschap wordt beslist in de besluitvorming betrekt. Bij De Golfbreker is de ALV het orgaan dat beslist over het ontzetting uit het lidmaatschap.

5.8.

De zienswijze van [appellant] had op twee manieren kunnen worden betrokken in de besluitvorming van de ALV in haar vergadering van 3 februari 2018.

Ten eerste had [appellant] daarover zelf in deze vergadering kunnen worden gehoord. Dat is echter niet gebeurd, want hij is niet uitgenodigd voor de vergadering.

Ten tweede had de brief van [appellant] van 31 januari 2018 aan de leden ter beschikking kunnen worden gesteld of had de inhoud van die brief met de ALV kunnen worden gedeeld. Bij de uitnodiging voor de vergadering van 3 februari 2018 is de brief niet als bijlage gevoegd. De Golfbreker heeft aangevoerd dat dat is nagelaten, omdat de brief volgens het reglement te laat, want niet vijf dagen voor de vergadering, was ontvangen. Wat daarvan zij, uit de notulen van de vergadering blijkt ook niet dat de inhoud van de brief aan de in de vergadering aanwezige leden bekend is gemaakt. De Golfbreker heeft tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat de brief wel door het bestuur is “benoemd” in de vergadering. Een enkele mededeling dat [appellant] een brief had geschreven – welke mededeling overigens niet uit de notulen blijkt – is echter onvoldoende om aan te nemen dat de visie van [appellant] in de besluitvorming van de ALV is betrokken.

Daar komt dan nog bij dat het bestuur in de vergadering van 3 februari 2018 ook niet de inhoud van haar gesprek op 20 december 2017 met [appellant] over diens standpunt heeft meegedeeld. De notulen van de vergadering van 3 februari 2018 houden hierover niet meer in dan “Na de Buitengewone Ledenvergadering heeft op 20 December conform onze geldende regels nog een gesprek plaats gevonden tussen [appellant] en zijn advocaat enerzijds en het voltallige bestuur anderzijds. Dit gesprek heeft geen nieuwe inzichten gegeven. De conclusie dat [appellant] geroyeerd moet worden blijft dus rotsvast overeind”. Daaruit kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat de zienswijze van [appellant] aan de ALV bekend is gemaakt, noch dat de ALV die zienswijze in haar besluitvorming heeft betrokken.

5.9.

Het hof merkt nog op dat de beëindiging van het lidmaatschap van [appellant] ook aan de orde is gesteld in de buitengewone algemene ledenvergadering van 9 december 2017. [appellant] was voor die vergadering niet uitgenodigd. Niet kan worden aangenomen dat bij die gelegenheid zijn visie op zodanige wijze aan de ALV is gepresenteerd dat die visie kon worden betrokken in de besluitvorming op 3 februari 2018.De notulen van de vergadering van 9 december 2017 bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Daar komt bij dat De Golfbreker zich op het standpunt stelt dat de vergadering van 9 december 2017 was bedoeld om aan de leden voor te leggen of “men het traject van royement in wilde”. Bovendien had het gesprek waarin [appellant] zich tegen het voorgenomen royement kon verdedigen nog niet plaatsgevonden; het was gepland voor 20 december 2017.

5.10.

Niet is gesteld of gebleken dat de ALV de zienswijze van [appellant] op een andere manier in de besluitvorming heeft betrokken. Dit leidt tot de conclusie dat het besluit van de ALV van 3 februari 2018 om [appellant] uit het lidmaatschap van De Golfbreker te ontzetten niet tot stand is gekomen overeenkomstig hetgeen door redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd, als bedoeld in artikel 2:8 BW. De grieven 1, 2 en 7 hebben succes. Dat betekent dat het vonnis niet in stand kan blijven.

5.11.

Op grond van het bepaalde in artikel 2:15 lid 1, aanhef en onder b, BW is het besluit van 3 februari 2018 vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. De vordering om het besluit te vernietigen zal worden toegewezen. De gevorderde verklaring voor recht zal wordt toegewezen zoals hierna wordt vermeld. [appellant] heeft zijn vordering tot rectificatie, waartegen De Golfbreker verweer heeft gevoerd, niet geconcretiseerd en hij heeft zijn belang bij deze vordering niet toegelicht. De vordering tot rectificatie zal worden afgewezen.

5.12.

[appellant] heeft, kort gezegd, de volgende inhoudelijke bezwaren tegen het besluit van 3 februari 2018. De gedragingen die De Golfbreker hem verwijt zijn onvoldoende ernstig om hem uit het lidmaatschap te ontzetten. Leden van de vereniging gebruiken vaker een vuurkorf; daarvoor worden dan geen officiële waarschuwingen gegeven. Een vuurkorf wordt dus niet ernstig gevonden. Ook het plaatsen van de picknicktafel was onvoldoende ernstig, want de gemeente heeft er geen bezwaar tegen gemaakt. Hij heeft zich niet onbehoorlijk gedragen tegenover De Golfbreker of haar leden, in elk geval niet zodanig onbehoorlijk dat ontzetting uit het lidmaatschap redelijk is, aldus [appellant] .

5.13.

Met [appellant] is het hof van oordeel dat het op de weg van De Golfbreker lag om, zowel aan [appellant] als tegenover de ALV, ondubbelzinnig duidelijk te maken op welke precieze gedragingen elke schorsing berust, en om uiteen te zetten waarom die gedragingen zo ernstig zijn dat een ontzetting uit het lidmaatschap gerechtvaardigd is. Of in dit geval de correspondentie met [appellant] en de vergaderstukken voor de (buitengewone) algemene ledenvergaderingen aan die maatstaf hebben voldaan, kan echter in het midden blijven. De grieven 3, 4, 5 en 6 behoeven namelijk geen afzonderlijke bespreking. Zoals hiervoor is overwogen, leiden de grieven 1, 2 en 7 tot toewijzing, grotendeels, van de vorderingen van [appellant] . Beoordeling van de grieven 3, 4, 5 en 6 kan daarin geen verandering brengen.

5.14.

Het hof verwerpt de bewijsaanbiedingen. Deze hebben geen betrekking op feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een andere beslissing in deze zaak kunnen leiden.

5.15.

De slotsom is dat het hoger beroep slaagt. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen. De vorderingen van [appellant] worden toegewezen zoals hierna wordt vermeld. Het hof ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen. De Golfbreker zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding bij de rechtbank. Ook grief 8 heeft dus succes. De Golfbreker zal, als de partij die in het hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld, daarnaast de kosten van het hoger beroep moeten dragen.

6Beslissing

Het hof:

6.1.

vernietigt het vonnis waarvan beroep,

en opnieuw rechtdoende:

6.1.1.

vernietigt het besluit van 3 februari 2018 tot royement/ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap van De Golfbreker;

6.1.2.

verklaart voor recht dat het besluit van 3 februari 2018 geen rechtsgevolg heeft, zodat [appellant] lid is van De Golfbreker, en beveelt De Golfbreker om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest [appellant] als lid te erkennen, met alle rechten, plichten en bevoegdheden die aan het lidmaatschap toekomen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 (zegge tweehonderdvijftig euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat De Golfbreker niet aan dit bevel voldoet, met een maximum van € 2.500,00 (zegge tweeduizendvijfhonderd euro), een en ander onder het voorbehoud dat het lidmaatschap van [appellant] na 3 februari 2018 niet op andere gronden is beëindigd;