Een decharge die werkt

Een woningbouwvereniging (een echte vereniging onder Boek 2 BW) stelt haar (oud) enig bestuurslid (statutair directeur) aansprakelijk voor een mislukt bouwproject. De rechtbank oordeelt dat het bestuurslid  niet aansprakelijk is, omdat de ALV decharge had verleend aan hem. Hierbij is cruciaal dat de ALV op dat moment wist van het bouwproject en de spanningen tussen het bestuurslid en de Raad van Toezicht. De ALV was er namelijk”door middel van het jaarverslag erover [] geïnformeerd dat een groot deel van het conflict ging over het project Vicaris, dat de bestuurder werd verweten de RvT niet of onvoldoende te heggen geïnformeerd, dat het project was aangegaan zonder dat de financiering rond was en dat fundamentele kritiek werd geuit over het bestuur, resulterend in een vertrouwensbreuk en een ontslagzaak. Tevens zijn financiële gegevens over het project in de jaarrekening opgenomen.” Als de ALV dan toch decharge verleent, dan zit de vereniging daaraan vast.

ECLI:NL:GHAMS:2019:3820

” Tijdens de algemene vergadering van Huis & Erf van 30 juni 2011 zijn de jaarrekening en het jaarverslag over het boekjaar 2010 door de leden goedgekeurd. Voorts is het besluit genomen om aan de statutair directeur en de RvT decharge te verlenen. In de notulen van deze algemene vergadering is daarover opgenomen:

Besluit: de leden verlenen decharge aan de statutair directeur en de Raad van Toezicht over de stukken die aan de algemene ledenvergadering zijn overgelegd.’” 
” Bij brief van 10 november 2015 heeft Huis & Erf [de bestuurder] persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de door Huis & Erf op het project Vicaris geleden en nog te lijden schade. In de brief wordt gemeld dat de schade ‘in de miljoenen’ loopt.” 

Uit het vorenstaande blijkt dat de algemene vergadering door middel van het jaarverslag erover is geïnformeerd dat een groot deel van het conflict ging over het project Vicaris, dat de bestuurder werd verweten de RvT niet of onvoldoende te heggen geïnformeerd, dat het project was aangegaan zonder dat de financiering rond was en dat fundamentele kritiek werd geuit over het bestuur, resulterend in een vertrouwensbreuk en een ontslagzaak. Tevens zijn financiële gegevens over het project in de jaarrekening opgenomen. Terwijl de algemene vergadering over deze gegevens uit het jaarverslag beschikte, heeft zij zonder voorbehoud kwijting verleend. Het hof is van oordeel dat reeds gelet op de inhoud van het jaarverslag de kwijting mede betrekking heeft op het project Vicaris, met inbegrip van de stellingen dat de RvT niet was geïnformeerd en (dus) geen toestemming had gegeven, dat de financiering en een sluitende business case niet rond waren en zonder dat een huur- of verkoopovereenkomst was gesloten. Het vorenstaande geldt te meer gelet op de informatie die anderszins aan de algemene vergadering is bekendgemaakt voordat deze het jaarverslag vaststelde.

Royement ongeldig (Noeroel Islam)

Het bestuur van de moskeevereniging royeert 5 leden. Het royement wordt vernietigd: de leden kregen niet de kans hun kant van het verhaal te doen tijdens de ALV over het royement. Het bestuur stuurde ook de brief van de geroyeerde leden niet door naar de ALV. ” Gelet op de grote gevolgen die ontzetting voor [de 5 leden] met zich meebrengt, had het op de weg van de Vereniging gelegen ervoor te zorgen dat het verweer van [de 5 leden] voldoende kenbaar was gemaakt. Door dat niet te doen, heeft de Vereniging zich onvoldoende de belangen van [de 5 leden] aangetrokken en dus in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsplicht gehandeld. Het royement wordt bovendien vernietigd omdat “de Vereniging heeft evenwel in het geheel niet geconcretiseerd welke specifieke bepalingen in statuten, reglementen of besluiten [geopposeerde 1 c.s.] heeft geschonden.”

ECLI:NL:RBDHA:2018:13848

de vereniging
HAAGSE MOSLIM VERENIGING “NOEROEL ISLAM”,
gevestigd te Den Haag,
opposant,

tegen

1[geopposeerde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. [geopposeerde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [geopposeerde 3],
wonende te [woonplaats] ,
4. [geopposeerde 4],
wonende te [woonplaats] ,
5. [geopposeerde 5],
wonende te [woonplaats] ,
geopposeerden,

Partijen zullen hierna [geopposeerde 1 c.s.] en “de Vereniging” worden genoemd.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 31 januari 2018 met zaak- en rolnummer C09 545563/HA-ZA 18-19 en de daarin genoemde stukken;
  • de verzetdagvaarding van 27 februari 2018 met producties;
  • het tussenvonnis van 28 maart 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van de op 26 juni 2018 gehouden comparitie van partijen en de daarin genoemde stukken.
1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
1.3.

Het proces-verbaal van comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen over het proces-verbaal schriftelijk kenbaar te maken. Partijen hebben hier geen gebruik van gemaakt.
1.4.

Ter zitting heeft mr. Arslan bezwaar gemaakt tegen de toevoeging aan het procesdossier van de door mr. Eenens nagezonden productie 20 (“concept memorie van grieven”) met daarbij de toelichting op deze productie, omdat hij – anders dan de rechtbank – die stukken pas de dag voorafgaand aan de zitting heeft ontvangen. Meer specifiek heeft hij aangevoerd dat – voor zover die stukken wel aan het procesdossier worden toegevoegd – hij in de gelegenheid wil worden gesteld om op die stukken bij akte te reageren. De rechtbank is van oordeel dat toevoeging van deze stukken niet in strijd met de goede procesorde is. Mr. Arslan heeft erkend dat hij bekend is met dit stuk uit een tussen partijen lopende andere procedure. Reeds om die reden is toevoeging van de stukken niet in strijd met de goede procesorde. Voorts zullen de nagezonden productie niet bijdragen aan de beoordeling in deze procedure. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding mr. Arslan nog te laten reageren op deze stukken.

2De feiten

2.1.

De Vereniging heeft blijkens artikel 3 van de statuten tot doel het bevorderen van godsdienstige, culturele en sociale belangen van moslims en verder van de betrekking met andere gelijksoortige nationale en internationale organen en instellingen, het bevorderen van de studie van de Islam, het prediken, verkondigen en verbreiden van de Islamitische leer, het oprichten en in standhouden van moskeeën, scholen, bibliotheken en bejaardencentra en het bevorderen van goede intergodsdienstige betrekkingen. De Vereniging heeft ongeveer 1.000 leden.

2.2.

[geopposeerde 1 c.s.] zijn lid van de vereniging.
2.3.

De statuten luiden – voor zover hier relevant – als volgt:
“(…)
Artikel 13
Het lidmaatschap gaat verloren door:
1. (…)
d. royering (ontzetting)
(…)
4. Leden wier gedrag in strijd is met deze statuten en de op grond daarvan vastgestelde reglementen kunnen door het bestuur of de Algemene ledenvergadering worden geroyeerd.
(…)
6. Degenen ten aanzien van wie een besluit tot royement is genomen worden ten spoedigste hiervan schriftelijk en met opgaaf van reden(en) door het bestuur in kennis gesteld.
(…)
9. Tegen royement door de Algemene ledenvergadering is geen verzet mogelijk.
(…)
LEDENVERGADERINGEN.
Artikel 17
1. Eénmaal per jaar vóór dertig juni, wordt een gewone Algemene ledenvergadering gehouden, waartoe de leden tenminste vijftien dagen tevoren schriftelijk aan hun bij de vereniging bekende adressen worden bijeengeroepen. De wijze waarop deze vergadering wordt gehouden en de wijze van uitoefening van het stemrecht worden geregeld bij huishoudelijk reglement.
2. De Algemene ledenvergadering stelt het huishoudelijk reglement en andere reglementen vast.
3. In de jaarlijkse Algemene ledenvergadering worden onder meer behandeld:
a. de ingekomen stukken;
b. het verslag over het afgelopen verenigingsjaar;
c. de rekening en verantwoording over het afgelopen verenigingsjaar en de décharge van de penningmeester;
d. de begroting voor het komende verenigingsjaar;
e. voorstellen van het bestuur of van leden van de vereniging, welke tijdig vóór de vergadering bij de secretaris zijn ingediend.
f. verkiezingen, ter voorziening in vacatures.
BUITENGEWONE LEDENVERGADERING.
Artikel 18.
Buitengewone ledenvergaderingen worden gehouden wanneer het bestuur of tenminste vijfentwintig stemgerechtigde leden dit nodig oordelen. In het laatste geval worden de te behandelen punten schriftelijk door de bedoelde leden ingediend bij het bestuur, dat verplicht is binnen één maand na ontvangst daarvan de buitengewone ledenvergadering te beleggen. (…)
Artikel 19.
1. Een ledenvergadering kan alleen besluiten nemen, wanneer tenminste zevenenzestig procent (67%) van het aantal stemgerechtigde leden aanwezig is en slechts over onderwerpen, in de oproeping vermeld.
(…)
2. Is aan de vereisten, genoemd in het eerste lid, niet voldaan, dan beslist een opzettelijk daartoe bijeengeroepen volgende ledenvergadering, welke niet later dan dertig dagen na de eerste vergadering wordt gehouden, met gewone meerderheid van de alsdan uitgebrachte stemmen.
(…)”

2.4.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben meerdere juridische procedures tegen de Vereniging gevoerd. In een procedure die [geopposeerde 1 c.s.] (samen met nog een lid van de Vereniging) in 2016 tegen onder meer de Vereniging aanhangig hebben gemaakt, hebben zij onder meer en voor zover hier relevant gevorderd te verklaren voor recht dat alle besluiten van de Ledenvergadering van de Vereniging en van het bestuur sinds 19 april 2009 nietig en dus non-existent zijn. Aan hun vorderingen in die procedure hebben [geopposeerde 1 c.s.] ten grondslag gelegd dat bij de besluitvorming in de ledenvergaderingen niet het in artikel 19 van de statuten voorgeschreven quorum wordt toegepast, waardoor alle besluiten van de Ledenvergadering – waaronder het besluit tot benoeming van het bestuur – nietig zijn. Daaruit volgde volgens [geopposeerde 1 c.s.] tevens dat het bestuur van de Vereniging niet rechtsgeldig is benoemd.
2.5.

De rechtbank heeft die vorderingen bij vonnis van 14 februari 2018 afgewezen. Daarbij heeft zij geoordeeld dat 1) de quorumeis alleen geldt voor besluiten genomen op Buitengewone Ledenvergaderingen (BLV) van de Ledenvergadering en niet ook voor besluiten op Algemene Ledenvergaderingen (ALV) van de Ledenvergadering, dat de benoeming van het bestuur is geschied bij een ALV, zodat de quorumeis daar niet op zag, en dat 2) het bestuur dus rechtsgeldig is benoemd. Daarnaast hebben [geopposeerde 1 c.s.] in die procedure betoogd dat een huishoudelijk reglement ontbreekt, hetgeen in strijd is met de statuten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het enkel ontbreken van een huishoudelijk reglement niet betekent dat geen verantwoording kan worden afgelegd, aangezien ledenvergaderingen ook kunnen worden georganiseerd zonder dat de regels hiervoor schriftelijk zijn vastgelegd.
2.6.

Bij brief van 11 januari 2017 aan het bestuur van de Vereniging is door 25 leden verzocht een BLV bijeen te roepen met als doel tot een besluit van de Algemene Ledenvergadering te komen waarbij [geopposeerde 1 c.s.] worden geroyeerd als leden van de Vereniging. De brief vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
“(…)
Wij zijn het zat! Uit de nieuwsbrief van januari 2017 hebben wij vernomen dat onze moskee wederom is gedagvaard door dezelfde individuen als voorheen. Al voor de zoveelste keer wordt er een rechtszaak aangespannen tegen onze moskee en het lijkt maar niet op te gehouden. Eerst ging het om de financiële verantwoording (transparantie), nu worden er talloze andere punten bijgehaald in de vorm van een bodemprocedure. De rechter heeft bij het laatste vonnis van 3 maart 2016 de uitspraak gedaan: “Gelet op het karakter van een vereniging kan het niet zo zijn dat [gedaagden] cs en hun medestanders – als minderheid – hun wil aan (het bestuur van) de Vereniging opleggen”. Toch willen zij hiermee doorgaan en onze moskee met onnodig hoge kosten opzadelen. Niet alleen het financiële plaatje om de rechtszaak te bekostigen baart ons zorgen, maar het zorgt ook voor onrust en verdeeldheid in onze gemeenschap. De groep [geopposeerde 1 c.s.] is nu al ruim twee jaar bezig met diverse procedures, waarbij onze moskee in een negatief daglicht wordt gezet.

Verscheidende nieuwsberichten zijn geplaatst waarin onze moskee negatieve aandacht krijgt en er zijn zelfs artikelen verschenen waarin de moskee tot een “haatbunker”, een jihadcommandocentrum en een Mohammedaanse uitvalsbasis is bestempeld. Wij schrikken er erg van dat deze artikelen door één van de eisers op Facebook wordt gedeeld! Onze mooie religie, de Islam, die al vaak genoeg negatief wordt gedragen in de media, wordt door dit soort berichten alleen maar verergerd en de kloof in de samenleving wordt steeds groter gemaakt. En dat is exact het tegenovergestelde van wat wij willen en waar wij ons voor inzetten. En wat nou als de politie of de Gemeenteraad onze moskee wilt sluiten is daar wel eens over nagedacht?

De groep [geopposeerde 1 c.s.]
Alhoewel eisers claimen “met hart en ziel betrokken” te zijn bij de moskee, is dit niet te merken. Zo zijn ze weinig tot niet te bekennen in de moskee. Als ze er zijn, doen ze vaak niet mee aan de gemeenschappelijke gebeden, activiteiten en bijeenkomsten en zijn ze vaak alleen te vinden in het rokershok. Als ze aanwezig zijn is de sfeer gespannen, wordt er gescholden, raken jongeren gedemotiveerd en mensen zijn bang voor hun. Dit kan absoluut niet, en al helemaal niet binnen een moskee!

Opsomming van punten
Misleiding
De groep eisers heeft in aanloop naar de BLV van 28 december 2014 tientallen leden misleid door onder valse informatie handtekeningen te verzamelen. Tijdens de BLV bleek vanuit deze leden dat ze om de tuin waren geleid. Velen hebben vervolgens hun handtekening ingetrokken en zich van de actie gedistantieerd.

Verdeeldheid (fitna)
– Er is een email gestuurd naar meerdere moskeeën in Nederland, waarbij de vereniging wordt beschuldigd van oplichting, fraude en verduistering van zaken. Dit is tot op heden niet aangetoond en zijn enkel aannames. Daarnaast wordt de vereniging beticht van het manipuleren van haar achterban. Dit brengt ernstige schade toe aan de verstandhoudingen tussen de moskeeën en de verschillende gemeenschappen.
– Jongeren worden afgeschrikt om naar de moskee te komen.
– Leden schrijven zich uit.

Samenspanning met geroyeerde leden
De eisers werken samen met leden die een verbod of royement hebben gekregen. Het doel van deze samenwerking is om het bestuur op sluwe wijze naar huis te sturen. Dit is in de BLV van 28 december 2014 aangekaart.

Schade toebrengen aan de moskee
Via social media wordt door de eisers geuit dat onze moskee sprekers toelaat die de waarden van de Nederlandse rechtstaat niet respecteren, die haat zaaien en terrorisme verheerlijken. Dit terwijl deze sprekers duizenden harten verlichten met hun toespraken en lofzangen. Zij wijden hun leven toe aan het uiten van liefde voor onze geliefde Profeet vrede zij met Hem, leven in de weg van Allah en stimuleren mensen om liefdevol en vredig met elkaar om te gaan. dit soort uitlatingen zijn onacceptabel.

Smaad en laster
Er is een krantenbericht verschenen op 23 september 2015 waarin onwaarheden worden vermeld en waarin sprake is van smaad en laster door de groep eisers. Er wordt verondersteld dat er sprake is van shariatribunalen in onze moskee, welke tot op de dag van vandaag nog nooit zijn bewezen. Daarnaast wordt er gesteld dat de moskee overgenomen kan worden door [X] en dat hij de touwtjes in handen heeft. Dit terwijl de moskee een eigendomsakte, een eigen visie, eigen statuten en democratisch gekozen bestuur heeft welke is gekozen door de Algemene Ledenvergadering.

De lijst kan nog aangevuld worden, maar wij denken dat ons punt hiermee al voldoende duidelijk is gemaakt. Heel veel van de handelingen en uitspraken druisen in tegen de Islamitische normen en waarden. Het is een weg van verdeling, van onrustzaaiing, van valselijk beschuldigen, van negativiteit, van het aanwakkeren van een wij-zij cultuur (in de moskee en in de samenleving), van scheldpartijen, van roddelpartijen en van nodeloze hoge kosten die helaas betaald moeten worden vanuit de moskee en daarmee dus vanuit de leden. Dit gaat veel verder dan alleen een vereiste tot transparantie.

Zelfs wanneer eisers in hun gelijk worden gesteld zijn wij, de gemeenschap, uiteindelijk de dupe van de acties van de eisers. De problemen waar wij nu mee te maken hebben, zullen namelijk niet direct verdwijnen en zullen wij zelf moeten oplossen. Voor ons is de maat dan ook vol!

Wij verzoeken u om een BLV te beleggen conform de statuten met als doel om de eisers van de dagvaarding te royeren. Wij vinden dat zij niet passen binnen de Islamitische vereniging Noeroel Islam. Het moet afgelopen zijn met al deze rechtszaken en we willen dat de moskee zich kan gaan richten op de toekomst en zaken waarmee we de moskee en de gemeenschap/samenleving wel verder kunnen helpen.
Conform artikel 18 van de statuten van de vereniging Noeroel Islam wordt dit verzoek aangevraagd, door ons als initiatiefnemers, en hebben hierbij de steun van tenminste vijfentwintig stemgerechtigde leden (zie bijlage).
(…)”

2.7.

Bij brief van 12 januari 2017 heeft het bestuur van de Vereniging aan de leden laten weten dat op de reeds geplande BLV van 18 maart 2017 aan de agenda zou worden toegevoegd de stemming over het royement van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging. Als bijlage is meegezonden de brief van 11 januari 2017 waarin wordt opgeroepen tot dit royement. Bij brief van 19 januari 2017 aan het bestuur hebben [geopposeerde 1 c.s.] gereageerd op dit verzoek tot royement, waarbij zij als bijlage hebben meegezonden een inhoudelijke reactie op het royement. Tevens hebben zij het bestuur verzocht om deze inhoudelijke reactie aan de leden te doen toekomen. Het bestuur heeft aan dit verzoek niet voldaan.
2.8.

Bij de BLV van 18 maart 2017 waren 82 leden aanwezig. De notulen van de BLV vermelden – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
[A] ; ik vraag aan de BLV-aanvragers om hun verhaal te doen.
[B] ; samen met onze achterban hebben wij deze BLV opgeroepen omdat wij het zat zijn keer op keer rechtszaken. Een voorstel voor een minnelijke oplossing is helaas ook niet gelukt. U weet wij staan voor saamhorigheid, respect, naastenliefde maar er is een grens en die is bereikt. Het is nu tijd om vooruit te kijken. Ik sta hier niet alleen maar namens een groep leden van de prachtige vereniging die het zat is dat wij constant negatief in de media zijn, maar vragen wij deze 6 eiser te royeren.
(…)
[A] ; (…) ik wil nu iemand van de eiser uitnodiging om het woord te doen.
[C] ; de besluitvorming waarom? Vanwege de dagvaarding? Of is het de twee [… 1] en [… 2] met hun achterban die dit willen doorzetten? Kan het bestuur leden wegjagen omdat ze kritisch zijn en als er een besluit tot royement is genomen komt er weer een rechtszaak.
[A] ; is er een reactie vanuit de BLV-aanvrager?
[D] ; in antwoordt op de vraag van [… 3] is er een lijst met namen welke in het bezit is van het bestuur. Men heeft getekend van wege de onrust in de moskee en de slechte media-aandacht. Er is niks persoonlijk met jullie als leden we kunnen gerust met elkaar een kopje koffiedrinken. Maar het gaat puur om de handelingen en acties welke in het verleden zijn geuit waarvan wij u zeggen dat deze leden geroyeerd worden vanwege hun acties.
[E] ; als ik het goed begrip vraag u aan ons besluitvorming om de eisers te royeren?
[A] ; niet het bestuur maar de leden vragen dat.
[E] ; dan vraag ik 10 minuten schorsing om overleg te voeren met het bestuur.
[A] ; sorry dat kan niet.
(…)
[C] ; u hebt een verweer brief gehad. U reageert niet. Nu vraag ik mij af hoe u eenzijdig alle besluiten doen. Wat wij ook doen, krijgen wij geen reactie.
(…)”

2.9.

Vervolgens is tot stemming overgegaan. Van de aanwezige leden hebben 48 leden voor royement gestemd, 26 tegen royement en 8 blanco.
2.10.

Onder verwijzing naar artikel 18 van de Statuten heeft op 2 april 2017 een tweede BLV plaatsgevonden, waarbij opnieuw de stemming over het royement van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging op de agenda stond. Bij die BLV waren blijkens de notulen 99 leden aanwezig en hebben van de aanwezigen 61 leden vóór royement gestemd, 36 leden tegen en hebben 2 leden zich onthouden van stemming.
2.11.

De Vereniging heeft bij brieven van 14 april 2017 aan [geopposeerde 1 c.s.] het volgende geschreven:
“(…)
Hierbij delen wij u mede dat in de laatstgehouden Bijzondere Leden Vergadering (BLV) van 2 april 2017 middels meerderheid van de stemmen door de leden is besloten u te royeren als lid van de Haagse Moslim Vereniging (…).
Wij veronderstellen dat u bekend bent met de redenen van het royement. Volledigheidshalve doen wij u bijgaand een kopie van het verzoek tot royement toekomen (bijlage 1) en treft u in de bijlagen (bijlage 2 en bijlage 3) tevens de (concept)verslagen van de BLV’s d.d. 18 maart 2017 en 2 april 2017 aan.

Naast het verzoek tot royement zijn de door de leden genoemde aanvullende redenen o.a.:
– Het feit dat de verzoekers tot royement tot een minnelijke oplossing te komen terwijl u zich echter niet aan de getekende afspraken heeft geconformeerd;
– Het feit dat de leden hebben aangegeven dat de door u herhaaldelijk gehanteerde praktijken (zoals onder andere het aanspannen van rechtszaken en afzien van gemaakte afspraken) binnen de moskee niet tolereerbaar zijn gezien het leidt tot onrust, imagoschade en verdeeldheid binnen de (moskee)gemeenschap. De leden vinden uw handelingen onislamitisch en vinden derhalve dat deze niet passen binnen de vereniging.
(…)”

2.12.

[geopposeerde 1 c.s.] kunnen zich niet verenigen met dit royement. Bij dagvaarding van 15 december 2017 hebben zij onder meer gevorderd dit royement ongedaan te maken. Bij verstekvonnis van 31 januari 2018 zijn de daarop gerichte vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] toegewezen.

3De vordering

3.1.

In de verstekprocedure heeft [geopposeerde 1 c.s.] gevorderd:
  1. te verklaren voor recht dat het besluit van 2 april 2017 van de ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] nietig is. Subsidiair vordert zij vernietiging van dit besluit;
  2. te verklaren voor recht dat het besluit van 2 april 2017 tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] onrechtmatig is;
  3. het bestuur van de Vereniging te verbieden [geopposeerde 1 c.s.] de toegang tot de de ALV’s en BLV’s, de verenigingsactiviteiten, de bijeenkomsten georganiseerd door de Vereniging en de bijeenkomsten georganiseerd door derden binnen de Vereniging te ontzeggen;
  4. het bestuur van de Vereniging te verbieden [geopposeerde 1 c.s.] te beperken in hun rechten uit hoofde van het lidmaatschap van de Vereniging, waaronder begrepen het recht op ledenvergaderingen te spreken, te stemmen en zich verkiesbaar te stellen voor functies binnen de Vereniging;
  5. Het bestuur van de Vereniging te gebieden [geopposeerde 1 c.s.] onverwijld ongehinderd tot de ALV’s, de verenigingsactiviteiten, de bijeenkomsten georganiseerd door de Vereniging en de bijeenkomsten georganiseerd door derden binnen de Vereniging toe te laten en [geopposeerde 1 c.s.] op de gebruikelijke wijze als volwaardig lid van de Vereniging te behandelen;
  6. Een en ander op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Vereniging in de proceskosten.
3.2.

De onder 3, 4 en 5 genoemde vorderingen heeft [geopposeerde 1 c.s.] eveneens bij wijze van provisionele vordering in het incident ingesteld.
3.3.

Aan haar vorderingen heeft [geopposeerde 1 c.s.] de navolgende stellingen ten grondslag gelegd.
3.4.

De royementsbesluiten zijn op grond van artikel 2:14 BW nietig dan wel vernietigbaar wegens strijd met de wet en wegens strijd met de statuten. De besluiten lijden aan de volgende formele gebreken:
  1. Het is onbekend wie de stemgerechtigde leden zijn. De ledenadministratie en de administratie waarmee wordt bijgehouden of contributie wordt betaald zijn dusdanig gebrekkig en incompleet, dat het niet mogelijk is om na te gaan wie nu precies lid is, wie toegang heeft tot de ledenvergaderingen en wie daar stemrecht heeft. Zodoende valt niet vast te stellen of degene die voor het royement hebben gestemd, ook daadwerkelijk stemgerechtigd waren.
  2. Op grond van artikel 18 jo. 17 van de statuten dienen de leden voor een ALV of BLV ten minste vijftien dagen van tevoren bijeen te worden geroepen. Dat is niet bij ieder lid gebeurd. Leden worden selectief bijeengeroepen. Niet iedere stemgerechtigde was dus in de gelegenheid om te stemmen.
  3. In strijd met artikel 17 lid 2 jo. artikel 26 lid 1 van de statuten moet er een huishoudelijk reglement worden vastgesteld. Dit is niet gebeurd. Er is geen regeling van vergaderorde, zodat het bestuur en de ledenvergadering kunnen doen en laten wat zij willen en [geopposeerde 1 c.s.] keer op keer buiten spel zetten. Dit maakt de besluiten van het bestuur nietig.
  4. Tijdens de BLV’s van 18 maart 2017 en 2 april 2017 is geen sprake geweest van hoor en wederhoor. [geopposeerde 1 c.s.] zijn tijdens deze BLV’s door het bestuur effectief monddood gemaakt. Daardoor zijn [geopposeerde 1 c.s.] niet in de gelegenheid gesteld hun visie op het voornemen tot royement aan de orde te stellen.
  5. Op grond van artikel 19 van de statuten kan een ALV of een BLV alleen besluiten nemen wanneer ten minste 67% van de stemgerechtigde leden aanwezig is en slechts over onderwerpen in de oproeping vermeld. Indien tijdens de ledenvergadering niet het vereiste quorum kan worden gehaald, dient een tweede vergadering te worden uitgeschreven, waarna met gewone meerderheid van stemmen wordt gestemd. Bij de ALV waarin het bestuur is benoemd, is deze procedure niet gevolgd, zodat de benoemingsbesluiten nietig zijn. Dat betekent ook dat de besluiten die het bestuur neemt nietig zijn. Voorts betekent dat, dat het bestuur de beslissing tot royement van de ALV niet rechtsgeldig kon effectueren.
  6. De notulen van de BLV van 18 maart 2017 zijn niet tijdig ter kennis van de leden gebracht. Evenmin zijn deze in de BLV van 2 april 2017 vastgesteld. Dientengevolge hebben de leden voorafgaand aan de volgende ledenvergadering geen kennis kunnen nemen van de overwegingen op de daaraan voorafgaande ledenvergadering. Er is dus gehandeld in strijd met de statuten, zodat de besluiten tot royement nietig dan wel vernietigbaar is.
  7. [geopposeerde 1 c.s.] zijn in strijd met artikel 13 lid 4 van de Statuten niet ten spoedigste van het de besluiten tot royement in kennis gesteld.
  8. Het gedrag van [geopposeerde 1 c.s.] is niet in strijd met de Statuten, zodat er geen grond voor royement bestaat.
  9. Het besluit tot royement had niet tijdens een BLV maar alleen tijdens een ALV kunnen worden genomen.
3.5.

Bij verstekvonnis van 31 januari 2018 zijn de vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] toegewezen, met uitzondering van de onder 2. gevorderde verklaring voor recht. De provisionele vorderingen zijn wegens gebrek aan belang afgewezen.
3.6.

De Vereniging vordert in het verzet dat het vonnis waartegen verzet is ingesteld te vernietigen en de vorderingen van [geopposeerde 1 c.s.] alsnog af te wijzen.

4De beoordeling

4.1.

Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat de Vereniging in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.

De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of het besluit tot ontzetting (de wettelijke term voor royement) in stand kan blijven. [geopposeerde 1 c.s.] hebben daartoe onder meer betoogd dat het bestuur niet rechtsgeldig is benoemd, aangezien het benoemingsbesluit niet met het vereiste quorum is genomen. Verder hebben [geopposeerde 1 c.s.] zich op het standpunt gesteld dat de besluiten niet geldig zijn omdat er geen huishoudelijk reglement is vastgesteld.
4.3.

Deze betogen hebben [geopposeerde 1 c.s.] ook in de vorige rechtbankprocedure gehouden, met dezelfde onderbouwing. In het vonnis van 14 februari 2018 heeft de rechtbank die betogen reeds verworpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar nu anders over te denken.
4.4.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben evenwel ook betoogd dat het ontzettingsbesluit dient te worden vernietigd omdat het bestuur ten onrechte heeft nagelaten de brief van [geopposeerde 1 c.s.] – waarin zij zich verweren tegen het verzoek tot ontzetting – onder de leden te verspreiden. Voorts hebben zij zich op het standpunt gesteld dat de ledenvergadering onvoldoende heeft onderbouwd dat [geopposeerde 1 c.s.] in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging heeft gehandeld of dat zij de Vereniging op onredelijke wijze zou hebben benadeeld. Deze beide betogen slagen. Ter toelichting dient het volgende.
4.5.

Uit artikel 2:35 BW lid 1 BW volgt dat het lidmaatschap van een vereniging onder meer eindigt door ontzetting. De rechtbank stelt voorop dat ontzetting een zwaar middel is. Ontzetting uit het lidmaatschap is een bestraffende vorm van opzegging en kan volgens artikel 2:35 lid 3 BW alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd handelt met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging, of wanneer een lid de Vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Een ontzettingsbesluit kan op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW worden aangevochten wanneer het is genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. De rechtbank is van oordeel dat de Vereniging in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld.
Reactie [geopposeerde 1 c.s.] op het verzoek tot ontzetting
4.6.

Het staat vast dat het bestuur de leden van de Vereniging heeft geïnformeerd over het verzoek van een aantal leden tot ontzetting van [geopposeerde 1 c.s.] als leden van de Vereniging. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het bestuur wist dat [geopposeerde 1 c.s.] zich bij het ontzettingsbesluit niet wensten neer te leggen. Het bestuur heeft immers een brief ontvangen van [geopposeerde 1 c.s.] met daarin hun standpunt op dit verzoek tot ontzetting en het verzoek om dit standpunt te verspreiden onder de leden van de Vereniging. Het bestuur heeft aan dit verzoek niet willen voldoen. Evenmin volgt uit de notulen – waarvan het relevante deel hiervoor onder 2.8 is weergegeven – dat deze leden hun standpunt op de vergadering van 17 maart 2018 voldoende voor het voetlicht hebben kunnen brengen.
4.7.

De rechtbank is van oordeel dat het bestuur zich door de brief – die uit slechts 5 pagina’s bestaat – niet te verspreiden, dan wel door de brief niet op de vergadering van 17 maart 2017 onder de aanwezigen onder de aandacht te brengen – zich onvoldoende de belangen van [geopposeerde 1 c.s.] heeft aangetrokken. Het is evident dat – zo staat tussen partijen ook niet ter discussie – het ontzettingsbesluit grote gevolgen heeft voor [geopposeerde 1 c.s.] Het lidmaatschap van de Vereniging vormt voor [geopposeerde 1 c.s.] een belangrijk onderdeel van hun leefwereld en identiteit. [geopposeerde 1 c.s.] hebben ter zitting toegelicht dat zij al gedurende vele jaren lid zijn van de Vereniging, dat zij opgegroeid zij met de Vereniging en dat familieleden de Vereniging mede hebben opgebouwd. Gelet op de grote gevolgen die ontzetting voor [geopposeerde 1 c.s.] met zich meebrengt, had het op de weg van de Vereniging gelegen ervoor te zorgen dat het verweer van [geopposeerde 1 c.s.] voldoende kenbaar was gemaakt. Door dat niet te doen, heeft de Vereniging zich onvoldoende de belangen van [geopposeerde 1 c.s.] aangetrokken en dus in strijd met de op haar rustende zorgvuldigheidsplicht gehandeld.
4.8.

De wijze waarop het ontzettingsbesluit tot stand is gekomen doorstaat de toets van artikel 2:15 lid 1 sub b BW reeds om deze reden niet.
4.9.

Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de inhoudelijke argumenten om tot ontzetting te komen – ook met inachtneming van de terughoudendheid waarmee de rechter besluiten als deze op hun inhoud behoort te toetsen (zie HR 2 december 1983, ECLI:NL:HR:1983:AG4702 en HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9145 VEB/KLM) – het besluit tot royement niet rechtvaardigen. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Strijd met statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging
4.10.

De Vereniging heeft betoogd dat [geopposeerde 1 c.s.] heeft gehandeld in strijd met de statuten, reglementen en besluiten van de Vereniging. De Vereniging heeft evenwel in het geheel niet geconcretiseerd welke specifieke bepalingen in statuten, reglementen of besluiten [geopposeerde 1 c.s.] heeft geschonden. Zulks volgt ook niet uit de brief van 11 januari 2017 waarin wordt opgeroepen tot ontzetting, noch uit de brief van 14 april 2017 gericht aan [geopposeerde 1 c.s.] Voor zover het besluit van de Ledenvergadering is gegrond op de stelling dat [geopposeerde 1 c.s.] in strijd heeft gehandeld met de statuten, reglementen of besluiten van de Vereniging, heeft de Vereniging niet in redelijkheid tot dat besluit kunnen komen.
Onredelijke benadeling.
4.11.

De Vereniging heeft zich ter onderbouwing van het ontzettingsbesluit op het standpunt gesteld dat [geopposeerde 1 c.s.] de Vereniging onredelijk heeft benadeeld. Ter toelichting op het besluit tot ontzetting is verwezen naar de brief van 11 januari 2017. Daaruit volgt de volgende onderbouwing:
  • Het aanspannen van juridische procedures;
  • Het verspreiden van nieuwsberichten die de moskee in een kwaad daglicht hebben gesteld;
  • Het misleiden van leden;
  • Het zaaien van verdeeldheid;
  • Het samenspannen tegen het bestuur;
  • Het verspreiden van smaad en laster.
4.12.

De rechtbank is van oordeel dat het aanspannen van juridische procedures op zichzelf beschouwd geen reden tot ontzetting kan zijn. Dat zou immers tot gevolg hebben dat leden onregelmatigheden binnen de Vereniging niet aan de orde zouden kunnen stellen. Het feit dat [geopposeerde 1 c.s.] in het ongelijk zijn gesteld in die procedures maakt dat niet anders. Dit oordeel zou anders kunnen luiden, indien [geopposeerde 1 c.s.] met opzet en tegen beter weten in procedures starten, met als doel de Vereniging op kosten te jagen of in een kwaad daglicht te stellen. Dat de procedures om die reden zijn gestart is evenwel niet gesteld.
4.13.

Verder hebben [geopposeerde 1 c.s.] met klem betwist dat zij nieuwsberichten waarin de Vereniging onterecht in een kwaad daglicht wordt gesteld hebben verspreid, dat zij leden hebben misleid, dat zij verdeeldheid hebben gezaaid en dat zij hebben samengespannen tegen het bestuur en smaad en laster hebben verspreid. [geopposeerde 1 c.s.] heeft toegelicht dat zij transparantie willen bewerkstelligen die naar hun overtuiging ontbreekt. Dat is evenwel evident iets anders dan het verspreiden van smaad en laster. De Vereniging heeft haar stellingen die daarop betrekking hebben niet nader kunnen onderbouwen, ook niet nadat daarover op zitting uitvoerig is doorgevraagd. Het had op de weg van de Vereniging gelegen om met betrekking tot deze punten nadere feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de Vereniging onredelijk is benadeeld. Nu zij dat heeft nagelaten, kan het besluit tot ontzetting ook om die reden niet in stand blijven.
4.14.

De overige door [geopposeerde 1 c.s.] aangevoerde argumenten tot vernietiging behoeven gelet op het voorgaande geen bespreking.
4.15.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben ook gevorderd te verklaren voor recht dat de besluiten nietig zijn. Die vordering wordt afgewezen. Het ontzettingsbesluit is gebaseerd op de juiste wettelijke gronden, genoemd in artikel 2:35 lid 3 BW, zodat nietigheid niet aan de orde is. In zoverre kan het verstekvonnis van 31 januari 2018 niet in stand blijven.
4.16.

[geopposeerde 1 c.s.] hebben niet toegelicht welk belang zij hebben bij de gevorderde verklaring voor recht dat de Vereniging onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld, dus deze vordering zal worden afgewezen.
4.17.

De slotsom is dat het verstekvonnis van 31 januari 2018 wordt vernietigd, nu de daarin gevorderde verklaring voor recht dat het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering nietig is, ten onrechte is toegewezen. In de plaats van dit oordeel zal de rechtbank oordelen dat het besluit wordt vernietigd. Voor het overige zal dat vonnis in stand worden gelaten, met inbegrip van de proceskostenveroordeling, nu het effect van onderhavig vonnis hetzelfde is als het verstekvonnis, te weten dat het besluit tot royement niet in stand blijft.
4.18.

De Vereniging zal in de proceskosten van de verzetprocedure worden veroordeeld. Die kosten worden begroot op € 452 (1 punt x tarief II).

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

vernietigt het vonnis dat op 31 januari 2018 onder rolnummer C/09/545563/HA ZA 18-19 bij verstek is gewezen voor zover daarin voor recht is verklaard dat het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] nietig is;
5.2.

verstaat dat het vonnis dat op 31 januari 2018 onder rolnummer C/09/545563/HA ZA 18-19 bij verstek is gewezen voor het overige in stand blijft;
5.3.

vernietigt het besluit van 2 april 2017 van de Ledenvergadering van de Vereniging tot royement van [geopposeerde 1 c.s.] ;

Niet te lang wachten met ALV bij schorsing

Een lid van een lokale vereniging meldt een vermeende misstand bij de federatie. Na een gesprek wordt het lid geschorst voor 3 maanden. Het lid stapt naar de rechter en vordert een verbod om het voorgenomen besluit om zijn lidmaatschap op te zeggen, wordt geagendeerd voor de ALV. De rechter wijst dit af, ook omdat 90 leden hebben verzocht om wel het voorgenomen besluit te agenderen. Wel duurt de schorsing te lang. ” Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestuur (te) lang heeft gewacht met het uitroepen van de ALV. [eiser] heeft op 4 september 2018 al beroep ingesteld, terwijl de vergadering aanvankelijk op 24 november 2018 en nu op 9 november 2018 is bepaald. Voor zover dit een bezwaar is tegen de procedurele gang van zaken omtrent de schorsing, die de voorzieningenrechter wel inhoudelijk kan beoordelen, is [eiser] hierdoor niet zodanig benadeeld dat de procedure en/of de schorsing als zodanig daardoor onrechtmatig is geworden. ”

ECLI:NL:RBNNE:2018:4449

Vonnis in kort geding van 2 november 2018

in de zaak van

[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,

tegen

de vereniging
LICHTBOND NOORD,
gevestigd te Bunne,
gedaagde,

Partijen zullen hierna [eiser] en Lichtbond Noord genoemd worden.


2De feiten

2.1.

Lichtbond Noord is een naturistenvereniging. [eiser] is per 1 juli 2016 kandidaat-lid geworden en daarna met ingang van 5 juni 2018 als stemgerechtigd lid toegelaten. [eiser] heeft zich als een actief lid opgesteld; hij is binnen de vereniging onder andere in diverse commissies/werkgroepen en als fotograaf actief geweest.
2.2.

In de statuten van de vereniging is over het einde van het lidmaatschap het volgende bepaald, voor zover hier van belang:
“(…) Artikel 11
1. Het lidmaatschap eindigt: 
a. door de dood van het lid; 
b. door opzegging van het lid; 
c. door opzegging namens de vereniging. Deze kan geschieden wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten voor het lidmaatschap bij de statuten gesteld te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen jegens de vereniging niet nakomt, als ook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren; 
d. door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. 
2. Opzegging namens de vereniging geschiedt door de algemene vergadering met twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 
(…). 
6. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur. 
7. Van een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open op de algemene vergadering. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld (…).

Artikel 12 
1. Indien een lid, waaronder te verstaan alle categorieën, in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt, doch het bestuur acht niet voldoende termen aanwezig om tot ontzetting over te gaan, dan kan het bestuur het betrokken lid schorsen voor een termijn van ten hoogste drie maanden. 
2. Het bepaalde in artikel 11 lid 7. is van overeenkomstige toepassing.(…)”. 
2.3. Op 23 juli 2018 heeft [eiser] een brief geschreven aan de veiligheidscommissie van de Naturistenfederatie Nederland (NFN). Hierin meldt hij dat de vereniging dan wel het bestuur van de vereniging mensen in hun goede naam en eer aantast, discrimineert en zich niet houdt aan het veiligheidsprotocol. [eiser] schrijft verder dat hij de schendingen van het protocol van dien aard acht dat de vereniging Lichtbond Noord het predicaat ‘prettig bloot’ niet langer zou kunnen dragen. In deze brief heeft hij dit aan de hand van één casus uitvoerig toegelicht.

2.4.

Het bestuur heeft [eiser] uitgenodigd voor een gesprek. Op 29 augustus 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vijf bestuursleden en [eiser] . [eiser] heeft een derde, de heer [X.] , naar dat gesprek meegenomen. Dit gesprek is ontaard in een ruzie waarna [eiser] en [X.] de bijeenkomst hebben verlaten.
2.5.

Bij brief van 31 augustus 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord [eiser] geschorst voor de periode 5 september 2018 tot 5 december 2018. In haar brief geeft het bestuur de volgende redenen voor schorsing:
“(…) 
• De vereniging in een kwaad daglicht stellen.
• Je gedrag waarbij je een voortdurende negatieve kritische houding uitdraagt met als gevolg veel onrust, polarisatie en excessen op ons terrein. Van verscheidene leden hebben wij signalen en brieven gekregen dat dit moet stoppen.
• Het mogelijk schade berokkenen aan de vereniging. 
• Verschijnen op het gesprek met het bestuur in ons verenigingsgebouw met een volstrekte buitenstaander ( geen lid en tevens geen NFN lid) zonder deze persoon vooraf aan te kondigen bij het bestuur.
• Tijdens de ALV van 7 juli 2018 ben je wat ons betreft over grenzen heen gegaan. 
(…)
In de ALV najaar 2018 gaat het bestuur de leden voorstellen te stemmen over beëindiging van je lidmaatschap. (…)”.
2.6.

[eiser] heeft bij brief van 31 augustus 2018 protest aangetekend tegen de schorsingsmaatregel en heeft het bestuur verzocht de maatregel terug te draaien en zich te onthouden van mededelingen over het schorsingsbesluit aan de leden.
2.7.

In haar rondzendbrief van 2 september 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord haar leden ingelicht over de schorsingsmaatregel van [eiser] en hen meegedeeld dat zij in de ALV van het najaar 2018 zal voorstellen te stemmen over opzegging namens de vereniging van het lidmaatschap van [eiser] .
2.8. Het bestuur van Lichtbond Noord heeft [eiser] bij brief van 3 september 2018 meegedeeld dat de schorsing wordt gehandhaafd.
2.9.

Op 12 september 2018 heeft [eiser] beroep ingesteld tegen het schorsingsbesluit. Daarbij heeft hij verzocht om uiterlijk 14 september 2018 een ALV uit te roepen voor de week van 24 september 2018.
2.10.

Het bestuur van Lichtbond Noord heeft de schorsing per 26 september 2018 beëindigd en de schorsing daarmee teruggebracht tot drie weken.
2.11.

Bij brief van 2 oktober 2018 aan [eiser] is het bestuur nader ingegaan op de gronden van het schorsingsbesluit en heeft zij nog twee gronden aan toegevoegd. Het gaat dan om de uiting van [eiser] aan NFN om het keurmerk “prettig bloot” niet meer voor Lichtbond Noord te laten gelden en twee voorvallen uit 2017 die in het dossier van [eiser] zouden zijn geregistreerd, namelijk het ontvreemden van een kettingzaag en de ontvreemding van een partij hout.
2.12.

Op 24 oktober 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord meegedeeld dat de op 24 november 2018 uitgeroepen vergadering wordt vervroegd. Zij heeft haar leden opgeroepen voor een ALV op 9 november 2018. Voor deze vergadering zijn, voor zover hier van belang, de volgende agendapunten bepaald:
“(…) 8. Het beroep van de heer [eiser] tegen het hem opgelegde schorsingsbesluit
9. Het horen van de heer [eiser]
10. Opzegging van het lidmaatschap van de heer [eiser] ex artikel 11 lid 1 sub c, lid 2 en lid 3 van de Statuten. (…)”.
2.13.

Negentig leden hebben in oktober 2018 hun handtekening gezet onder een verzoek om op de ALV het agendapunt “lidmaatschap [eiser] ” op te nemen omdat zij tegen de voortzetting van zijn lidmaatschap zijn.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert na wijziging van eis (samengevat): 
I. vervallen;
II. het bestuur van Lichtbond Noord te verbieden om het lidmaatschap van [eiser] op te zeggen, hetzij rechtstreeks, hetzij door opzegging voor te stellen, dan wel te agenderen tijdens de uitgeschreven ledenvergadering van 9 november 2018, op straffe van een dwangsom van € 10. 000,00 met bepaling dat [eiser] zich door zijn raadsman mag laten bijstaan als de gevraagde voorziening wordt geweigerd en het agendapunt opzegging lidmaatschap wel tijdens een ALV zal worden behandeld;
III. het bestuur van Lichtbond Noord te gebieden om:
– al haar leden door middel van een rondzendbrief te berichten dat aan [eiser] ten onrechte een schorsing is opgelegd voor de periode van 26 september 2018 tot 5 december 2018, 
– over de schorsing haar spijt te betuigen en excuses te maken voor het aantasten van de eer en goede naam van [eiser] 
– aan al haar leden door middel van een rondzendbrief te berichten dat aan [eiser] ten onrechte een schorsing is opgelegd voor de periode van 5 september 2018 tot 26 september 2018 als de meerderheid van de leden tijdens de uit te schrijven ALV oordeelt dat [eiser] ten onrechte geschorst is geweest voor de periode van 5 september 2018 tot 26 september 2018 en dat daarom de schorsing over voormelde periode met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt, 
– de leden te berichten dat het bestuur haar spijt betuigt over deze genomen maatregel en zij haar excuses aanbiedt voor het aantasten van de eer en goede naam van [eiser] , 
op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
IV. veroordeling van Lichtbond Noord om als voorschot op de buitengerechtelijke kosten en geleden vermogensschade € 3.432,75 te betalen;
V. Lichtbond Noord te veroordelen in de proceskosten. 
stelt hiertoe (samengevat) dat hij op onterechte gronden is geschorst en dat het onbegrijpelijk is dat het bestuur enerzijds de schorsing tot drie weken terugbrengt en anderzijds de opzegging van zijn lidmaatschap agendeert. [eiser] acht deze gang van zaken onbetrouwbaar en is van mening dat hij in zijn eer en goede naam wordt aangetast doordat het bestuur zolang heeft gewacht met het uitroepen van een ALV. 
3.2. Lichtbond Noord voert verweer. Zij voert daartoe (samengevat) aan dat zij grotendeels aan de eisen van [eiser] is tegemoetgekomen. Volgens Lichtbond Noord is het niet aan het bestuur maar aan de ALV als hoogste orgaan van de vereniging om te mogen besluiten over een eventuele opzegging van het lidmaatschap en over de rechtmatigheid van de schorsing. Overigens blijft Lichtbond Noord bij de eerder gegeven redenen voor de schorsing.
3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af gelet op het volgende.
beëindiging van het lidmaatschap 
4.2. De wet (artikel 2:35 BW) en de statuten (artikel 11) bieden de mogelijkheid om het iemands lidmaatschap te beëindigen op initiatief van anderen dan het lid zelf. Het lidmaatschap kan worden beëindigd door opzegging of ontzetting. Bij Lichtbond Noord bepalen de statuten dat een opzegging wordt gedaan door de ALV (met twee/derde meerderheid). Een ontzetting uit het lidmaatschap is een bevoegdheid van het bestuur. Tegen een ontzetting kan de betrokkene op basis van artikel 11 lid 7 van de statuten daarna beroep instellen bij het hoogste orgaan, de ALV.

4.3.

Voor het geval dat [eiser] bedoelt dat aan het bestuur verboden wordt om hem uit het lidmaatschap te ontzetten, overweegt de voorzieningenrechter dat uit de stukken en ter zitting niet is gebleken van een bestuursbesluit tot ontzetting en ook niet van een voorstel hiertoe. Overigens moet – alvorens de rechter over een dergelijke ontzetting kan oordelen- eerst beroep bij de ALV worden ingesteld en de beoordeling daarvan worden afgewacht (vgl. Tekst&Commentaar Burgerlijk Wetboek, aant. 5 bij artikel 2:35 BW). Zoals overwogen is van een besluit tot ontzetting echter reeds niet gebleken.
4.4.

Wat de opzegging betreft: het is niet aan het bestuur maar aan de ALV om te besluiten een lidmaatschap op te zeggen. De voorzieningenrechter kan het bestuur daarom niet verbieden het lidmaatschap op te zeggen. Dan zou een verbod opgelegd worden om gebruik te maken van een bevoegdheid die het bestuur niet heeft.
4.5.

Ook het verbod om opzegging aan de leden voor te stellen dan wel een verbod tot opzegging te agenderen, is niet toewijsbaar. Ter zitting is niet gebleken dat het huidige voorstel tot opzegging van het lidmaatschap een initiatief van het bestuur is. Uit de door Lichtbond Noord ingebrachte productie van 25 oktober 2018 blijkt dat negentig leden verzoeken de opzegging als agendapunt op te nemen. Op grond van artikel 19, vierde lid, van de statuten is het bestuur op schriftelijk verzoek van minstens tien stemgerechtigde leden verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken. In lijn met die bevoegdheid komt die leden het recht toe om punten te agenderen. Als ze dit recht niet zouden hebben, zou het recht om een vergadering uit te roepen, immers illusoir zijn. Uit de genoemde productie blijkt dat (ruimschoots) aan de voorwaarden van artikel 19, vierde lid, statuten is voldaan.
4.6.

De conclusie is dat niet het bestuur maar de ALV bevoegd is om het lidmaatschap op te zeggen en dat er geen grond is om de agendering van dit punt te verbieden.
schorsing van het lidmaatschap 
4.7. Ook voor de schorsing geldt (net als voor een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap) dat beroep daartegen openstaat op de ALV (artikel 12 lid 2 van de statuten). Dat beroep is door [eiser] ook ingesteld. Die vergadering moet eerst oordelen omtrent het bestuursbesluit tot schorsing. Niet valt uit te sluiten dat de schorsing door de vergadering wordt opgeheven. Zoals hiervoor overwogen ten aanzien van de ontzetting moet [eiser] dus eerst de uitkomst van de interne beroepsprocedure afwachten, voordat de rechter zijn oordeel kan geven.

4.8.

Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestuur (te) lang heeft gewacht met het uitroepen van de ALV. [eiser] heeft op 4 september 2018 al beroep ingesteld, terwijl de vergadering aanvankelijk op 24 november 2018 en nu op 9 november 2018 is bepaald. Voor zover dit een bezwaar is tegen de procedurele gang van zaken omtrent de schorsing, die de voorzieningenrechter wel inhoudelijk kan beoordelen, is [eiser] hierdoor niet zodanig benadeeld dat de procedure en/of de schorsing als zodanig daardoor onrechtmatig is geworden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de schorsing door het bestuur is verkort. Bovendien is ter zitting toegezegd door mr. Biesheuvel namens Lichtbond Noord dat de leden het beroep van [eiser] een week voor aanvang van de vergadering toegestuurd zullen krijgen en dat de raadsman van [eiser] ten aanzien van de schorsing (alsook overigens ten aanzien van het agendapunt ‘opzegging lidmaatschap’) [eiser] ter vergadering mag bijstaan. In die zin kunnen de leden kennis nemen van de bezwaren van [eiser] en kan [eiser] gemotiveerd – met juridische bijstand – zijn zienswijze aldaar naar voren brengen.
4.9.

De conclusie is dat het woord eerst aan de ALV is. De vorderingen onder II en III zijn daarom prematuur. Het spoedeisend belang ontbreekt daarmee overigens eveneens. Omdat de vorderingen onder II en III worden afgewezen, wordt ook de daarvan afhankelijke vordering onder IV. afgewezen.
proceskostenveroordeling 
4.10. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [eiser] in de reële proceskosten te veroordelen. Dat kan alleen bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Bij het aannemen daarvan door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. 
Volgens vaste rechtspraak is daarvan pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als [eiser] zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (ECLI:NL:HR:BA3516). Dat is in deze zaak niet aan de orde.
4.11.

De voorzieningenrechter zal bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd gelet op het volgende. Lichtbond Noord is [eiser] – kennelijk onder druk van een kort geding – tegemoet gekomen door de schorsing tot drie weken terug te brengen en door de ALV eerder te agenderen. Bovendien heeft Lichtbond Noord ter terechtzitting pas toegezegd het beroepschrift van [eiser] ook aan de leden toe te sturen.

5De beslissing


De voorzieningenrechter:
– wijst de vorderingen af

Royement Bootsmannen

Het bestuur royeert een lid. De vereniging is de KRVE, wat een organisatie is van bootmannen. Dat zijn de mensen die zeeschepen vast- en losmaken in de haven, de club heeft een monopolie meen ik. De reden is een postieve drugtests.
” De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk is dat de KRVE het besluit van royement baseert op een zero tolerance drugsbeleid. Door de KRVE is onbetwist gesteld dat dit beleid aansluit bij het beleid dat door het Rotterdamse havenbedrijf wordt geëist. Het is daarom in het belang van de KRVE en van de leden van KRVE om dit beleid te voeren om te voorkomen dat de KRVE het recht verliest om werkzaamheden in de haven uit te voeren.” De rechter gaat niet erg in op de quasi-arbeidsrechtelijke situatie, en de vraag of het lid zijn vak kan uitoefenen bij andere organisaties of nu maar moet omscholen naar een heel ander vak. Naar mijn mening betreft het meer arbeidsrecht van verenigingsrecht.

ECLI:NL:RBROT:2018:9304

Vonnis van 7 november 2018

in de zaak van

[eiser] ,

tegen

de vereniging
KONINKLIJKE ROEIERS VEREENIGING EENDRACHT,

Partijen zullen hierna [eiser] en KRVE genoemd worden.


2De feiten

2.1.

De KRVE is een vereniging van bootmannen die in de Rotterdamse haven diensten verrichten. De belangrijkste werkzaamheden van de bootmannen zijn het vast- en losmaken van zeeschepen, onder alle weeromstandigheden, met behulp van onder meer vaartuigen.
2.2.

In de statuten van de KRVE staat – voor zover relevant – het volgende:

(…)
Artikel 5 Leden algemeen5. Leden zijn verplicht tot naleving van de Statuten, het Huishoudelijk reglement en besluiten van de KRVE.(…)
Artikel 9 Einde lidmaatschap en schorsing1. Een Lid houdt op Lid van de KRVE te zijn door:(…)
d. royement als bedoeld in lid 3.(…)
3. Het bestuur kan een vol lid of aspirant-lid uit het lidmaatschap royeren doch slechts wanneer hij handelt in strijd met de Statuten, het Huishoudelijk Reglement of besluiten van de KRVE, of indien hij de KRVE op onredelijke wijze benadeelt.4. Het volle lid of aspirant-lid wordt ten spoedigste bij aangetekende brief van het besluit tot royement, onder opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat binnen zes (6) weken na ontvangst van de kennisgeving van het besluit, beroep open op de algemene vergadering. Indien de algemene vergadering besluit het royement ongedaan te maken dan wel niet binnen drie (3) maanden na het beroep aangaande het royement een besluit heeft genomen, wordt het lidmaatschap niet als geëindigd beschouwd. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het volle lid of aspirant-lid geschorst, ook ten aanzien van eventuele andere functies die hij binnen de KRVE bekleedt.(…)

2.3.

In de werkafspraken van de KRVE staat – voor zover relevant – het volgende:

Hoofdstuk C Alcohol- en drugsbeleidArtikel 1 Alcohol- en drugsverbod1. Het is verboden om onder invloed van alcohol of drugs, waaronder wordt verstaan de in de Opiumwet omschreven soft- en harddrugs, te verkeren op de werklocatie. Er mogen bij aanvang van de dienst en tijdens de uitvoering van het werk geen sporen van alcohol of drugs in het lichaam aanwezig zijn.(…)
Artikel 2 Controle1. Leden kunnen op de werklocaties steekproefsgewijs en/of bij vermoeden van alcohol- en drugsgebruik worden getest op het gebruik van alcohol en drugs. Hiervoor is een testprotocol opgesteld dat als bijlage bij dit reglement is toegevoegd. Van het lid wordt verwacht dat hij te allen tijde zijn medewerking verleent.(…)

2.4.

In Bijlage C bij de werkafspraken staat – voor zover relevant – het volgende:

Protocol afname alcohol en drugstest(…)
Wie voert de test uit?De test wordt uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf. Dit bedrijf hanteert de volgende regels:(…)

Het lid is bekend met de gevolgen van een positieve uitslag; de uitslag is bindend.

Het resultaat wordt z.s.m. aan het lid medegedeeld.

Het lid en de KRVE hebben bij gegronde twijfel de mogelijkheid tot het laten uitvoeren van een contra expertise die direct aansluitend dient plaats te vinden.(…)
Gevolgen bij een positieve uitslag

De uitslag wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Tevens meldt de tester het resultaat direct aan een lid van het bestuur.

Het lid wordt direct geschorst en naar huis gestuurd (gebracht).

Er vindt een gesprek plaats met een lid van het bestuur.

Het lid wordt doorverwezen naar een gespecialiseerde hulpverleningsinstantie.

Alle kosten als gevolg van een positieve test kunnen op het lid worden verhaald.

Er worden afspraken met het lid gemaakt over de gevolgen van dit incident en de te nemen maatregelen (zoals het opleggen van een delingskorting, schorsing etc)

Een positieve test betekent dat het lid regelmatig (onverwachts) opnieuw getest zal worden.

De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Bij recidive volgt royement uit het lidmaatschap van de KRVE.(…)

2.5.

[eiser] is per 1 december 2012 lid geworden van de KRVE. In de akte van samenwerking en toetreding die hij heeft getekend staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
roeier verklaart kennis te hebben genomen van en in te stemmen met de Statuten en het Huishoudelijk Reglement;
(…)

2.6.

Op 8 november 2016 is [eiser] in opdracht van de KRVE getest op sporen van drugs. Hij is positief bevonden op cannabis (THC). [eiser] is direct geschorst en naar huis gebracht. De KRVE heeft een maatregel opgelegd van twee weken vermindering van de winstuitkering van 2016. Verder is [eiser] in contact gebracht met een gespecialiseerde hulpinstantie Be-Responsible.
2.7.

Op 14 november 2016 heeft [eiser] een gesprek gehad met [persoon 1] van Be-Responsible. In het gespreksverslag staat –voor zover relevant – het volgende:
(…)
Het is [eiser] duidelijk dat een volgende positieve test het einde van zijn werk bij de KRVE tot gevolg heeft. [eiser] weet en beseft dat hij regelmatig getest gaat worden.
(…)
[eiser] zorgt ervoor dat hij ten alle tijden alcohol en drugsvrij werk en niet faciliteert in het afdekken van collega’s. Hij kent daarin zijn verantwoordelijkheid en de gevolgen die het voor hem heeft.
(…)

2.8.

Op 19 december 2016 is door de heer [persoon 2] en mevrouw [persoon 3] namens de KRVE een herhalingstest uitgevoerd. Deze speekseltest was positief op aanwezigheid van sporen van cocaïne. De test is daarna nog drie maal herhaald. De tweede en derde test waren positief, de vierde test negatief op sporen van cocaïne.
2.9.

Op 20 december 2016 heeft [eiser] een contra-expertise laten uitvoeren bij ‘Het Zorgkasteel’. In de laboratoriumuitslag van deze urinetest staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
Cannaboiden > 100
!THC kwalitatief: Positie(f)

Cocaine < 20
Cocaine kwalitatief Negatie(f)
(…)

2.10.

In het rapport van de contra-expertise staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
Benzoylecgonine < 25 ug/l
THC-COOH 238 ug/l
(…)

2.11.

Op de bestuursvergadering van 25 januari 2017 heeft het bestuur van de KRVE gesproken over de positieve testen. [eiser] is uitgenodigd om een toelichting te geven aan het bestuur en hij heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.12.

Op 26 januari 2017 heeft de KRVE een brief gestuurd aan [eiser] met daarin voor zover relevant het volgende:
(…)
Je bent met ingang van 25 januari 217 geroyeerd als lid van de KRVE. Tegen dit besluit van het bestuur kan je binnen zes weken na ontvangst van deze kennisgeving een beroep doen op de algemene vergadering.
(…)

2.13.

Op 6 maart 2017 heeft [eiser] een beroep gedaan op de algemene vergadering met het verzoek het besluit tot royement ongedaan te maken. Dit beroep is behandeld op de algemene ledenvergaderingen van 13 en 20 april.
2.14.

[eiser] is persoonlijk in de gelegenheid gesteld om het beroep mondeling op de algemene ledenvergaderingen toe te lichten. Zijn advocaat is niet tot de vergaderingen toegelaten. De algemene ledenvergadering heeft op beide dagen voor aanvang van de behandeling van het beroep gestemd over de aanwezigheid van de advocaat en met meerderheid van stemmen besloten om de advocaat van [eiser] beide keren niet toe te laten.
2.15.

Het royement van [eiser] is met meerderheid van stemmen akkoord bevonden door de algemene ledenvergadering.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard:
  • de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van de KRVE van 25 januari 2017 althans van 13 en 20 april 2017 te vernietigen;
  • KRVE te veroordelen om [eiser] binnen één week na betekening van de uitspraak wederom toe te laten als lid van de KRVE, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat KRVE hiermee in gebreke blijft;
  • KRVE te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, ter vergoeding van de door [eiser] geleden schade, als gevolg van het onrechtmatig handelen door KRVE jegens [eiser] ;
met veroordeling van KRVE in de kosten van de procedure.

3.2.

[eiser] legt hieraan ten grondslag dat er niet voldoende gronden zijn om een royement te rechtvaardigen. In de contra-expertise is [eiser] niet positief bevonden op cocaïne. Hij is in de contra-expertise positief bevonden op THC maar dat is weer niet gebleken uit de speekseltest. Op THC had in de contra-expertise daarom niet getest mogen worden. Verder vindt [eiser] het niet redelijk dat hij in zijn vrije tijd geen cannabis mag gebruiken en zijn collega’s wel alcohol mogen drinken. Hij was van dit verbod ook niet op de hoogte. Tot slot is het recht van [eiser] op hoor en wederhoor door het bestuur geschonden omdat zijn advocaat niet op de algemene leden vergaderingen is toegelaten.
3.3.

KRVE stelt dat er voldoende gronden zijn om een royement te rechtvaardigen. De speekseltesten waren positief op cocaïne. Dat [eiser] in de contra-expertise niet meer positief is bevonden op cocaïne heeft te maken met de snelheid waarmee cocaïne wordt afgebroken in het lichaam. Bovendien blijkt uit de contra-expertise dat [eiser] positief is bevonden op aanwezigheid van THC en ook dat is voldoende reden voor een royement. De advocaat van [eiser] is niet toegelaten op de algemene ledenvergaderingen omdat hij niet vooraf had aangekondigd dat zijn advocaat zou meegaan en omdat de meerderheid van de leden tegen de aanwezigheid van de raadsman heeft gestemd.

4De beoordeling

4.1.

Op grond van artikel 2:15 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens (onder andere) strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. De toetsingsmaatstaf is de vraag of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. De rechtbank moet dat terughoudend toetsen.
Materiële gronden besluit
4.2.

Partijen twisten ten eerste over de vraag of het bestuur voldoende gronden had om tot een royement te komen. Volgens [eiser] is hij in eerste instantie positief getest op cocaïne maar dit is weerlegd door de contra-expertise. In de contra-expertise is hij nog wel positief getest op THC maar de contra-expertise had hier niet op mogen testen omdat dat niet uit de eerste test is gekomen. KRVE betwist dat.
4.3.

De rechtbank is van oordeel dat de KRVE voldoende materiële gronden heeft om een besluit tot royement te kunnen nemen. Uit de contra-expertise is gebleken dat [eiser] tijdens werktijd een (grote) hoeveelheid THC in zijn urine had. Bovendien heeft [eiser] zelf toegegeven dat hij het weekend voorafgaand aan de test cannabis gebruikt heeft. Hieruit heeft het bestuur kunnen opmaken dat [eiser] heeft gehandeld in strijd met het alcohol- en drugsbeleid waarin is bepaald dat geen sporen van drugs aanwezig mogen zijn. Omdat bovendien niet is weersproken dat sprake was van recidive, was dit voldoende grond voor het bestuur om [eiser] als lid te royeren.
4.4.

Dat een contra-expertise alleen gebruikt zou mogen worden om te testen op het type drugs dat positief uit de eerste test (speekseltest) naar voren komt, blijkt niet uit het Protocol afname alcohol en drugstest van de KRVE (zie 2.4). Volgens dit protocol kunnen zowel [eiser] als de KRVE een contra-expertise laten uitvoeren en wordt daarbij geen beperking gesteld aan het gebruik of aan de omvang van deze contra-expertise. Het is ook niet onredelijk van de KRVE om de contra-expertise op deze manier te gebruiken. KRVE heeft een groot belang bij handhaving van haar alcohol- en drugsbeleid vanwege de veiligheid van haar leden en vanwege de eisen die door het Rotterdamse havenbedrijf worden gesteld aan de bedrijven die werkzaamheden verrichten in de haven. Daarom hoeft van haar niet verwacht te worden dat zij een resultaat dat uit de contra-expertise naar voren komt negeert, ook niet als dit resultaat in eerste instantie niet uit de speekseltest naar voren is gekomen. Dat dit – zoals [eiser] naar voren heeft gebracht – ook niet mag bij een strafrechtelijk onderzoek doet hier niets aan af. Het gaat in deze zaak om onderlinge afspraken die in verenigingsverband zijn gemaakt en waaraan leden zich vrijwillig onderwerpen en deze afspraken mogen verder gaan dan strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden.
Redelijkheid regeling
4.5.

Partijen twisten verder over de vraag of het toepassen door de KRVE van een ‘zero tolerance’ drugsbeleid (beleid waarbij geen enkel spoor van alcohol of drugs in het lichaam aanwezig mag zijn) onredelijk is.
Volgens [eiser] wordt door toepassing van dit beleid onderscheid gemaakt tussen leden die cannabis gebruiken en leden die alcohol gebruiken. Omdat cannabis relatief lang aanwezig blijft in het lichaam is het voor cannabis-gebruikers niet mogelijk om in hun vrije tijd cannabis te gebruiken. Alcoholgebruikers kunnen wel alcohol gebruiken in hun vrije tijd.

4.6.

De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk is dat de KRVE het besluit van royement baseert op een zero tolerance drugsbeleid. Door de KRVE is onbetwist gesteld dat dit beleid aansluit bij het beleid dat door het Rotterdamse havenbedrijf wordt geëist. Het is daarom in het belang van de KRVE en van de leden van KRVE om dit beleid te voeren om te voorkomen dat de KRVE het recht verliest om werkzaamheden in de haven uit te voeren. Dat hierdoor verschillen ontstaan in de mogelijkheid van het gebruik van verschillende soorten drugs en alcohol doet hier niet aan af. Deze ongelijkheid is niet gericht tegen bepaalde personen maar komt voort uit het verschil in snelheid waarin bepaalde stoffen worden afgebroken.
4.7.

[eiser] stelt verder dat hij niet op de hoogte was van het alcohol- en drugsbeleid, maar dat is gezien de gemotiveerde betwisting van KRVE onvoldoende onderbouwd. Uit het gesprekverslag van 14 november 2016 (zie 2.7) blijkt duidelijk dat na de eerste positieve drugstest is gesproken over de gevolgen van een nieuwe positieve test. Bovendien is door KRVE onweergesproken gesteld dat het alcohol- en drugsbeleid is besproken op verplichte algemene ledenvergaderingen en dat voorlichtingsbijeenkomsten zijn gehouden.
Hoor en wederhoor
4.8.

Tot slot twisten de partijen over de vraag of het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden omdat de advocaat van [eiser] niet aanwezig mocht zijn bij de bespreking van het beroep tijdens de algemene ledenvergaderingen .
4.9.

Het gaat hier om een besluit tot een royement. Een royement heeft een onterend karakter. Volgens vaste jurisprudentie moeten de procesrechtelijke grondbeginselen zoals hoor en wederhoor bij een dergelijk besluit in acht worden genomen.
4.10.

De rechtbank is van oordeel dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. Hoewel het de voorkeur verdient dat een advocaat op verzoek wordt toegelaten bij de bespreking van een beroep op een algemene ledenvergadering, is dit onvoldoende om ook tot het oordeel te komen dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en dat het besluit om die reden moet worden vernietigd.
4.11.

Ten eerste is [eiser] aanwezig geweest bij de bestuursvergadering waar het besluit tot royement is genomen. Hij heeft daar de mogelijkheid gehad om zijn standpunt toe te lichten. Hij heeft van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt door het voorlezen van een verklaring. Verder is hij tijdens de beide algemene ledenvergaderingen waar zijn beroep is besproken toegelaten om het beroep toe te lichten. Ook van deze mogelijkheid heeft hij gebruik gemaakt. Dat zijn advocaat er niet bij mocht zijn was voor hem vervelend en stressvol, maar niet onoverkomelijk. De leden van de KRVE zijn (net als [eiser] ) niet juridisch onderlegd en om die reden was het niet nodig om het standpunt juridisch toe te laten lichten door een advocaat.
Bovendien heeft [eiser] zich samen met zijn advocaat kunnen voorbereiden op de vergadering en heeft hij bij de tweede vergadering ook gebruik gemaakt van de door zijn advocaat gemaakte pleitaantekeningen.

4.12.

Kort samengevat is de rechtbank van oordeel dat het bestuur van de KRVE in redelijkheid tot het besluit van royement had kunnen komen. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.13.

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

wijst de vorderingen af,
5.2.

Nieuw uiterlijk

Dit weblog heeft vanaf nu een nieuw, modern uiterlijk. Het is nog wel een beetje work in progress. Ik hoop voorjaar 2019 alle puntjes op de i te hebben gezet. Suggesties voor aanpassingen zijn welkom. Peter.