Hof Amsterdam 12 maart 2013 LJN BZ5184 (Lid / FNV)
Een werknemer van FNV is tevens lid van FNV en heeft recht op rechtsbijstand via FNV. Verhouding tussen arbeidsovereenkomst en lidmaatschapsovereenkomst. Terughoudende toetsing, beleidsvrijheid vereniging.
GERECHTSHOF AMSTERDAM
arrest van de derde kamer van 12 maart 2013
in de zaak van
[appellant], tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV Bondgenoten,
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 13 oktober 2010 dat de kantonrechter (rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht) tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde heeft gewezen alsmede naar de inhoud van de vonnissen van 24 november 2010, 30 maart 2011 en 10 augustus 2011 die de rechtbank Utrecht tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 [appellant] heeft bij exploot van 9 november 2011 FNV Bondgenoten aangezegd van de vonnissen van 13 oktober 2010, 30 maart 2011 en 10 augustus 2011 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van FNV Bondgenoten voor dit hof.
2.2 Bij memorie van grieven heeft [appellant] één grief tegen het vonnis van 13 oktober 2010 en vijf grieven tegen het vonnis van 10 augustus 2011 aangevoerd, bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Hij heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigenen, opnieuw recht doende, de vorderingen van [appellant]zal toewijzen, met veroordeling van FNV Bondgenoten in de kosten van beide instanties.
2.3 Bij memorie van antwoord heeft FNV Bondgenoten verweer gevoerd en bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof [appellant] in zijn beroep niet-ontvankelijk zal verklaren, althans zijn vorderingen zal afwijzen en het vonnis van de rechtbank Utrecht van 10 augustus 2011, al dan niet onder verbetering van gronden, zal bekrachtigen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in hoger beroep de navolgende feiten vast:
3.1 [appellant] is op [datum] in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) FNV Bondgenoten.
3.2 Op de arbeidsovereenkomst was de CAO voor FNV-organisaties van toepassing.
3.3 Werknemers van FNV Bondgenoten zijn uit hoofde van hun dienstverband lid van FNV Bondgenoten.
3.4 Leden van FNV Bondgenoten hebben recht op kosteloze rechtsbijstand op een aantal rechtsgebieden, waaronder arbeidsrecht.
3.5 Artikel 7 van de algemene voorwaarden van FNV Bondgenoten (per 1 januari 2009) luidt:
“Geen rechtshulp wordt verleend indien: (…)
7.2.5 het een zaak betreft tegen FNV Bondgenoten, de FNV of een aan FNV gelieerde organisatie. Indien het een zaak betreft waarin het lid is betrokken als werknemer en de betreffende FNV-organisatie als werkgever, dan wordt rechtshulp verleend conform de door de Sectorraad Vakbonden van FNV Bondgenoten te treffen regels en voorzieningen.”
3.6 In oktober 2009 is tussen [appellant] en FNV Bondgenoten een arbeidsconflict ontstaan, dat onder meer resulteerde in de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter te Rotterdam.
3.7 [appellant] heeft op 26 oktober 2010 op grond van zijn lidmaatschap aanspraak gemaakt op rechtshulp.
3.8 Hierop heeft FNV Bondgenoten aan [appellant] verzocht om een case-beschrijving te maken. Deze case-beschrijving heeft [appellant] op 6 november 2010 aan FNV Bondgenoten verzonden.
3.9 Op 8 november 2010 heeft FNV Bondgenoten aan [appellant] laten weten dat hij de zaak op kosten van FNV Bondgenoten kon voorleggen aan Zumpolle Advocaten te Utrecht.
3.10 Op 11 november 2010 heeft [appellant] een gesprek gehad met mr. Machielsen van Zumpolle Advocaten. [appellant] heeft vervolgens besloten dat hij zich niet door mr. Machielsen wilde laten bijstaan.
3.11 Voorafgaand aan de bespreking met mr. Machielsen had [appellant] zich al gewend tot mr. Van Minnen en/of mr. Bosveld.
3.12 Op 28 april 2010 schrijft G. van Eeden, voorzitter Sectorraad Vakbonden FNV Bondgenoten:
“L.S.,
De Sectorraad Vakbonden van FNV Bondgenoten heeft als regel/voorziening als bedoeld in artikel 7.2.5 van de algemene voorwaarden (per 1 januari 2009) dat ingeval van een geschil de desbetreffende werknemer wordt doorverwezen naar Zumpolle Advocaten te Utrecht. Eén van de advocaten van Zumpolle advocaten treedt dan als advocaat op voor de werknemer tegen de desbetreffende FNV organisatie. De kosten van Zumpolle Advocaten worden in dat geval rechtstreeks aan de Sectorraad Vakbonden in rekening gebracht. “
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 [appellant] heeft FNV Bondgenoten in rechte betrokken. Hij heeft een verklaring voor recht gevorderd dat FNV Bondgenoten gehouden is om de kosten voor rechtsbijstand die hij redelijkerwijs heeft moeten maken en nog zal maken in verband met zijn arbeidsconflict met FNV Bondgenoten te vergoeden. Voorts vordert hij, na vermindering van eis, veroordeling van FNV Bondgenoten om aan [appellant] te voldoen een bedrag van € 15.346,24 aan gemaakte advocaatkosten en een bedrag van € 2.873,00 plus btw aan buitengerechtelijke kosten.
[appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat FNV Bondgenoten zich, door [appellant] te verplichten om rechtshulp af te nemen bij een door haar aangewezen advocatenkantoor, niet als goed werkgever gedraagt en dat FNV Bondgenoten op grond van een redelijke uitleg van de lidmaatschapsvoorwaarden gehouden is om zijn advocaatkosten te vergoeden. Verder betoogt [appellant], onder verwijzing naar artikel 4 lid 1 sub b EG-richtlijn 87/344 en de uitspraak van het Hof van Justitie van 10 september 2009 (Erhard Eschig/ Uniqa Sachversicherung AG), dat FNV Bondgenoten het recht op vrije advocatenkeuze moet respecteren.
FNV Bondgenoten heeft verweer gevoerd.
4.2 Derechtbank heeft bij vonnis van 10 augustus 2011 de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
Daartegen richten zich de grieven.
4.3 Tegen het tussenvonnis van 30 maart 2011 zijn geen grieven aangevoerd, zodat het hof het hoger beroep in zoverre zal verwerpen.
4.4 Grief I richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter in het vonnis van 13 oktober 2010 dat de vordering van [appellant] geen betrekking heeft op een onderwerp dat door de kantonrechter mag worden behandeld.
[appellant] dient in zijn hoger beroep tegen dat vonnis van de kantonrechter niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu ingevolge artikel 71 lid 5 Rv tegen de beslissing tot verwijzing geen hogere voorziening openstaat.
Voor zover hetgeen hij in de toelichting bij grief I aanvoert van belang is bij de beoordeling van de overige grieven, zal het hof daarop hierna terugkomen.
4.5 Met grief II komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat de afwijzing van FNV Bondgenoten om[appellant] een eigen advocaatkeuze toe te staan, niet kan worden getoetst aan goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek (BW).
Deze grief faalt.
[appellant] kan op grond van zijn lidmaatschap van de vereniging FNV Bondgenoten aanspraak maken op rechtshulp. Leden van de vakbond hebben ingevolge artikel 3 van de lidmaatschapsvoorwaarden recht op kosteloze rechtsbijstand op het gebied van arbeid en inkomen, sociale zekerheid en letselschade.
In artikel 7.2 van de voorwaarden is bepaald in welke gevallen er geen rechtshulp aan de leden wordt verleend.
Ingevolge artikel 7.2.5 kan een lid geen aanspraak maken op rechtshulp indien het een zaak betreft gericht tegen FNV Bondgenoten, de FNV of een aan de FNV gelieerde organisatie. Deze uitzondering geldt, gelet op het vervolg van deze bepaling, niet als het een zaak als de onderhavige betreft, waarbij het lid als werknemer, en de betreffende FNV organisatie als werkgever, is betrokken. In dat geval wordt wel rechtshulp verleend, en wel overeenkomstig de door de Sectorraad Vakbonden van FNV Bondgenoten te treffen regels en voorzieningen. Deze regels en voorzieningen moeten naar het oordeel van het hof worden gezien als een nadere uitwerking van de lidmaatschapsvoorwaarden en staan, anders dan door [appellant] wordt betoogd, los van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst.
Het hof verwerpt het betoog van [appellant] dat de aanspraak op rechtshulp, doordat hij uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst verplicht lid is van FNV Bondgenoten, onderdeel is gaan uitmaken van de arbeidsovereenkomst en het dus in feite een arbeidsrechtelijk geschil betreft. Voorts leidt de omstandigheid dat deze regels en voorzieningen voor werknemers een aanvullende, van de voor andere leden geldende regeling afwijkende, regeling bieden, er niet toe dat een geschil over de aanspraken op grond van die regels en voorzieningen een arbeidsrechtelijke kwestie is.
Artikel 7:611 BW ziet op de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Nu de aanspraken waarop [appellant] zich beroept voortvloeien uit de lidmaatschapsovereenkomst en niet uit arbeidsovereenkomst, faalt het door [appellant] gedane beroep op goed werkgeverschap.
Overigens is het hof van oordeel dat het gegeven dat partijen tevens (ex-)werkgever en
(ex-)werknemer van elkaar zijn, wel een inkleuring kan geven aan de toepassing van verenigingsrechtelijke regels in hun verhouding van vereniging tot lid. Het hof verwijst in dat verband naar hetgeen het hierna in rechtsoverweging 4.9 zal overwegen.
4.6 Grief III richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat een redelijke uitleg van de lidmaatschapsvoorwaarden niet meebrengt dat elke werknemer in een conflict met FNV Bondgenoten aanspraak kan maken op (onbeperkte) vergoeding van kosten van een door de werknemer aangezochte advocaat. Volgens [appellant] brengt een redelijke uitleg van de voorwaarden mee dat hij in vrijheid een advocaat moet kunnen kiezen en dat de kosten daarvan tot een redelijk bedrag door FNV Bondgenoten moeten worden vergoed.
Met grief IV richt [appellant] zich tegen de verwerping door de rechtbank van de stelling van [appellant] dat het door FNV Bondgenoten gecontracteerde kantoor Zumpolle niet onafhankelijk is vanwege de commerciële relatie tussen dit kantoor en FNV Bondgenoten.
4.7 Het hof overweegt als volgt.
Het betreft in dit geval de uitleg en toepassing van artikel 7.2.5 van de door FNV Bondgenoten als vereniging gehanteerde lidmaatschapsvoorwaarden, die door de algemene ledenvergadering zijn vastgesteld, en de ter nadere uitwerking van die voorwaarden door de Sectorraad gehanteerde regels en voorzieningen. Deze uitleg en toepassing moeten in het kader van het verenigingsrecht worden beoordeeld.
Wat betreft de uitleg van artikel 7.2.5 overweegt het hof dat in de tekst van die bepaling geen recht op vrije advocaatkeuze valt te lezen. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan hij mocht verwachten dat hij zelf een advocaat kon inschakelen en de kosten daarvan vervolgens (tot op redelijke hoogte) op FNV Bondgenoten kon verhalen.
Ingevolge artikel 2:8 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) is een tussen een rechtspersoon en degenen die krachtens de wet en de statuten bij zijn organisatie zijn betrokken krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel niet van toepassing voor zover dit onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De rechter dient hierbij terughoudend te toetsen.
4.8 Uit de door FNV in het geding gebrachte verklaring van Van Eeden, voorzitter van de Sectorraad Vakbonden FNV, van 28 april 2010 maakt het hof op dat het gebruik is dat een werknemer van FNV Bondgenoten in geval van een arbeidsrechtelijk geschil tussen hem en FNV Bondgenoten voor rechtshulp wordt verwezen naar Zumpolle Advocaten te Utrecht.
[appellant] heeft aangevoerd dat de regels en voorzieningen op het moment dat hij in oktober 2009 verzocht om rechtsbijstand nog niet definitief waren vastgesteld. FNV erkent dat, maar stelt dat het al enkele jaren praktijk is dat verwijzing naar Zumpolle Advocaten plaatsvindt en dat FNV ook dienovereenkomstig heeft gehandeld. Dit wordt door [appellant] niet (voldoende gemotiveerd) bestreden, zodat het hof hiervan uitgaat.
4.9 [appellant] betoogt dat FNV Bondgenoten geen enkel te respecteren belang heeft om hem te verplichten rechtsbijstand af te nemen door een door FNV Bondgenoten aan te wijzen advocaat, terwijl hij goede argumenten heeft om te kiezen voor een eigen advocaat. Het hof deelt die opvatting niet.
Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling of de toepassing van een regel in de verenigingsrechtelijke verhouding tussen FNV Bondgenoten en een lid van FNV Bondgenoten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, mede een rol kan spelen dat het betreffende FNV-lid tevens (ex-) werknemer is van FNV Bondgenoten, zeker indien de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst lid is van FNV Bondgenoten en het gaat om de toepassing van een algemene lidmaatschapsvoorwaarde die recht geeft op kosteloze rechtshulp in arbeidsrechtelijke kwesties. Dit baat in het onderhavige geval [appellant] evenwel niet.
FNV Bondgenoten heeft als vereniging te maken met financiële beperkingen, zoals een plafond voor de maximaal voor vergoeding in aanmerking komende advocaatkosten, en heeft in dat kader kennelijk tariefafspraken met Zumpolle Advocaten gemaakt. FNV Bondgenoten heeft er dan ook een gerechtvaardigd (financieel) belang bij dat de zaken die zij aan een advocaat uitbesteed, bij dat kantoor worden uitbesteed. Dat staat haar als vereniging vrij en is als zodanig immers een verenigingsbeslissing. Bezwaren tegen verenigingsbeslissingen en de door de vereniging gemaakte keuzes kunnen door een lid als [appellant] binnen de vereniging en overeenkomstig het verenigingsrecht aan de orde worden gesteld. Nu daarvan niet is gebleken, mag FNV Bondgenoten van de toepasselijkheid van deze regels uitgaan.
Van een verplichting om rechtsbijstand af te nemen bij een door FNV Bondgenoten aangewezen advocaat is geen sprake, het is slechts een service die FNV Bondgenoten aan [appellant] als lid, tevens werknemer, biedt.
Dat de vereniging ook een andere keuze had kunnen maken, is op zich juist, maar dat brengt niet mee dat een beroep op deze keuze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
[appellant] heeft aangevoerd dat hij geen goed gevoel had bij rechtsbijstand door mr. Machielse. Die vertrouwensbreuk had er echter naar het oordeel van het hof toe kunnen leiden dat een andere advocaat van Zumpolle met de zaak werd belast.
Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat hij, in verband met de commerciële binding tussen FNV Bondgenoten en Zumpolle Advocaten, moet kunnen kiezen voor een advocaat van een ander kantoor. Hij heeft zich in dat verband op het standpunt gesteld dat door die commerciële binding de mogelijkheid van beïnvloeding aanwezig is, maar door hem zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of bewezen waaruit kan worden opgemaakt dat zijn vrees voor beïnvloeding in dit geval reëel was. Het hof is van oordeel dat de enkele suggestie van de mogelijkheid van beïnvloeding, mede gezien het hiervoor genoemde financiële belang van FNV Bondgenoten, onvoldoende is om te kunnen concluderen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat FNV Bondgenoten een beroep doet op de door haar gehanteerde lidmaatschapsvoorwaarden en de in dat kader getroffen regels en voorzieningen.
4.10 Het hof concludeert op basis van het voorgaande dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat [appellant] op grond van de lidmaatschapsvoorwaarden en de door FNV Bondgenoten ter uitwerking daarvan gehanteerde regels en voorzieningen van de Sectorraad niet een eigen advocaatkon kiezen op kosten van FNV Bondgenoten. Dat wordt niet anders indien die advocaat FNV niet méér heeft gekost dan dat zij in dit individuele geval voor de diensten van Zumpolle zou hebben betaald.
Van FNV kan niet worden verlangd dat zijzich in een discussie begeeft over de hoogte van die kosten in een individueel geval. FNV Bondgenoten is dan ook niet gehouden om het aanbod van [appellant] om eventuele meerkosten die het gevolg zijn van zijn eigen advocaatkeuze voor zijn rekening te nemen en zijn vordering dienovereenkomstig te verminderen, te accepteren. Derhalve falen de grieven III en IV.
4.11 Met grief V betoogt [appellant] ten slotte dat FNV Bondgenoten materieel gezien moet worden beschouwd als een rechtsbijstandsverzekeraar, zodat hij op grond van art. 4:67 Wft en/of artikel 4 van de richtlijn 87/344 EG een recht op vrije advocaatkeuze heeft.
Hij verwijst in dat verband naar de uitspraak van het Hof van Justitie van 10 september 2009 in de zaak van Erhard Eschig tegen Uniqa Sachversicherung AG). Ingevolge die uitspraak heeft een verzekerde op grond van de betrokken rechtsbijstandsverzekering recht op vrije advocaatkeuze.
Het hof is echter met de rechtbank van oordeel dat FNV Bondgenoten geen rechtsbijstands-verzekeraar is en daarmee ook niet gelijk is te stellen, zodat [appellant] geen beroep op artikel 4:67 Wft en/of artikel 4 van de richtlijn 87/344 EG toekomt.
Artikel 2 van de richtlijn 87/344 EG definieert een rechtsbijstandsverzekering als volgt:
“een rechtsbijstandsverzekering voorziet erin dat tegen betaling van een premie de verbintenis wordt aangegaan om de kosten van gerechtelijke procedures te dragen en andere diensten te verlenen die voortvloeien uit de door de verzekering geboden dekking.”
De voorziening die FNV Bondgenoten biedt, voldoet niet aan die omschrijving.
FNV Bondgenoten is een (vak)vereniging en behartigt de maatschappelijke belangen van haar leden. Vakverenigingen verlenen sinds jaar en dag diensten, waaronder juridische diensten, aan hun leden en het recht daarop is inherent aan de lidmaatschapsverhouding.
De vergoeding die de leden betalen ligt besloten in hun contributie en deze is niet als een premie uit hoofde van een rechtsbijstandsverzekering te beschouwen. Grief V faalt.
4.12 Grief VI mist zelfstandige betekenis en behoeft na het voorgaande geen verdere bespreking.
5. Slotsom
…