Omzetten informele vereniging

Rb Middelburg 14 september 2005, LJN AY8005 (III)


Een informele vereniging kan besluiten de statuten vast te leggen in een notariële akte (2:28). Voor de notaris zal het echter eenvoudiger zijn als er een nieuwe vereniging wordt opgericht, omdat dan niet hoeft te worden gecontroleerd of aan de vereisten voor het nemen van een besluit door de ALV was voldaan. Het is de vraag of er sprake is van een nieuwe vereniging.


2.1 Het koor “Het Veerse Scheepstuig” is opgericht door leden van de kaartclub van de wijkvereniging “Sanddijck” te Veere.
Het koor voerde zijn eigen boekhouding en hield eens per jaar een ledenvergadering.
Het koor had geen statuten opgesteld.

2.2 De bestuurders van het koor “Het Veerse Scheepstuig” besloten om financieel-economische redenen over te gaan tot het bij notariële akte oprichten van de vereniging “Shantykoor Het Veerse Scheepstuig”. De oprichting vond plaats op 11 oktober 2004. De samenstelling van het bestuur en het koor bleef dezelfde. Ook vonden de repetities in dezelfde vorm plaats en werd eenzelfde soort muziek gemaakt.
De leden van het koor “Het Veerse Scheepstuig” hebben zich allen apart aangemeld als lid van de vereniging “Shantykoor het Veerse Scheepstuig”. De vereniging “Shantykoor het Veerse Scheepstuig” is op 1 december 2004 ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2.3 Eiser was tot 17 maart 2004 lid van het koor “Het Veerse Scheepstuig” (het lidmaatschap is op 17 maart opgezegd door de vereniging). Tussen eiser en het koorlid [dhr. H.] ontstond onenigheid. Deze onenigheid had haar weerslag op de sfeer tijdens de repetities en optredens van het koor.

3.2 Gedaagde concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van eiser in zijn vordering. Zij voert daartoe aan dat zij op 11 oktober 2004 is opgericht en derhalve op 17 maart 2004 nog niet bestond. Gedaagde kan dan ook niet aangesproken worden op het al dan niet terecht opzeggen van het lidmaatschap van eiser op 17maart 2004.

3.3 Eiser betwist de stelling van gedaagde dat hij niet-ontvankelijk is in zijn vordering. Eiser stelt dat hij ontvankelijk is in zijn vordering omdat de vereniging Shantykoordient te worden gezien als rechtsopvolger van de groep mensen die voor de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel op 11 oktober 2004 het koor vormden. Hij voert daartoe aan dat het koor onafhankelijk van de wijkvereniging waaruit zij is ontstaan functioneerde; door de leden werd contributie betaald, er werd een afzonderlijke boekhouding gevoerd en er werd eens per jaar een ledenvergadering gehouden.

4. De beoordeling van het geschil

4.1 De rechtbank overweegt omtrent de ontvankelijkheid van eiser als volgt.
Het koor “Het Veerse Scheepstuig” was een informele vereniging. Zij had haar oorsprong in de wijkvereniging en hoewel zij aanvankelijk niet fungeerde als rechtspersoon ontwikkelde zij zich geleidelijk aan tot een vereniging. Zij kreeg een eigen naam “Het Veerse Scheepstuig” en vormde haar eigen bestuur. Voorts had zij een financiële administratie en een ledenvergadering die één maal per jaar bijeen kwam. Naar het oordeel van de rechtbank functioneerde het koor derhalve toen reeds als een vereniging en kunnen kwesties als de onderhavige dan ook aan de rechtbank worden voorgelegd. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of eiser gedaagde in deze kan aanspreken nu het koor “Het Veerse Scheepstuig” niet meer bestaat. De rechtbank overweegt hieromtrent dat het koor in oktober 2004 enkel vanwege financieel-economische redenen besloot de informele vereniging om te zetten in een formele vereniging. De samenstelling van het bestuur en het koor bleef daarbij onveranderd. Ook overigens werd er niets binnen het koor veranderd. Naar het oordeel van de rechtbank kan gedaagde derhalve worden gezien als de rechtsopvolgster van het koor “Het Veerse Scheepstuig”. Eiser kan gedaagde dan ook in rechte aanspreken.


Heel zuiver is dit niet, door enerzijds te spreken over omzetting en anderzijds om de vereniging aan te duiden als rechtsopvolger. Overigens lijkt het me dat een notaris niet mee zou moeten werken aan een ‘neerleggen van de statuten in een notariële akte’ in de vorm van het oprichten van een nieuwe rechtspersoon.

Geschorst tot aan ALV (oud)

Rb. Breda, 27-6-1983, LJN AH0022, KG 1983, 227

Het lidmaatschap van een lid wordt opgezegd door het bestuur vanwege dringende redenenen. Het lid stelt beroep in bij de ALV, die maar een keer per jaar bijeenkomt. Moet er een extra ALV worden uitgeschreven? Het antwoord is ” ja”, volgens de rechtbank.


O. dat ingevolge art. 6 lid 1 sub c van de statuten van gedaagde het lidmaatschap onder meer eindigt door opzegging zijdens de vereniging wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren; dat voorts in art. 6 lid 3 wordt bepaald dat binnen een maand na kennisgeving van een zodanige opzegging beroep open staat op de algemene vergadering en dat het lid gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is geschorst;


O. dat naar Ons voorlopig oordeel het schrijven van het bestuur van gedaagde aan eiser d.d. 30 maart 1983 is aan te merken als een opzegging van het lidmaatschap zijdens de vereniging als vorenbedoeld, nu als reden is opgegeven dat het lidmaatschap van eiser de continuiteit binnen de bestuursactiviteiten in gevaar dreigt te brengen;
O. dat ter terechtzitting is gebleken dat een lid van het bestuur, die van de toelating van eiser als lid onkundig was gebleven, nadat hij zulks had vernomen op grond van persoonlijke bezwaren jegens eiser heeft aangekondigd dat hij, indien eiser lid van gedaagde blijft, zijn bestuursfunctie zal neerleggen en als lid zal uittreden, waarop een aantal andere bestuursleden heeft aangekondigd in dat geval ook hun functie te zullen neerleggen;
O. dat eiser bij schrijven d.d. 27 april 1983 beroep op de algemene vergadering heeft gedaan;
O. dat gedaagde heeft gesteld, zakelijk weergegeven, dat een algemene vergadering in het najaar gehouden pleegt te worden en dat het bestuur er niet voor voelt om ter behandeling van de zaak van eiser eerder een algemene vergadering bijeen te roepen, omdat men niet midden in het windsurf-seizoen het risico wil lopen dat, ingeval van gegrondverklaring van eisers beroep, het bestuur uiteenvalt;
O. dat de goede trouw welke het bestuur bij haar beleid ten aanzien van de leden in acht behoort te nemen, naar Ons voorlopig oordeel meebrengt dat het beroep van eiser ten spoedigste wordt behandeld, waarbij eiser, juist omdat het windsurf-seizoen reeds is aangevangen, een alleszins redelijk belang heeft, terwijl het aan de ledenvergadering is voorbehouden te beslissen of zich ten deze een situatie voordoet waarin van de vereniging redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat zij het lidmaatschap van eiser laat voortduren;
O. dat Wij niet bevoegd zijn in k.g. het besluit van het bestuur van gedaagde d.d. 30 maart 1983 te vernietigen, zodat het eerste deel van eisers primaire vordering niet toewijsbaar is;
O. dat eiser, gelijk vorenoverwogen, thans ingevolge de statuten verkeert in een positie van te zijn geschorst tot de algemene vergadering op zijn beroep uitspraak zal hebben gedaan;
O. dat die schorsing naar Ons voorlopig oordeel onrechtmatig is jegens eiser indien en voorzover gedaagde door geen algemene ledenvergadering bijeen te roepen, deze nodeloos laat voortduren;

Wie is er lid II

Hoge Raad  7 april 1989, LJN ZC4015


Klassieker


Gerechtshof:
3
Vaststaat dat Vinck ten tijde van de ten processe genoemde besluiten en nadien beedigd makelaar in onroerende goederen was, lid van de afdeling zomede enig directeur en enig aandeelhouder van Vinck Makelaardij BV gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam welke vennootschap de makelaardij uitoefende.
4
Vinck heeft bij dupliek in eerste aanleg gesteld dat bij het ‘merendeel van de leden geen woningen in verkoop zijn’ daar zij de makelaardij uitoefenen door middel van besloten vennootschappen; de afdeling heeft bij pleidooi in hoger beroep aangevoerd dat ‘vrijwel alle leden van geintimeerde — met name zij die in de stad Rotterdam gevestigd zijn — ’ het makelaarsvak uitoefenen ‘in de vorm van een rechtspersoon’. Dit een en ander brengt mede dat waar in de besluiten wordt gesproken van ‘bij hen in verkoop zijnde woningen’ — waarbij ‘hen’ terugslaat op ‘de leden’ — is gedoeld op, tevens, woningen welke in verkoop zijn bij de rechtspersonen, in het bijzonder besloten vennootschappen, door middel waarvan de leden — natuurlijke personen — de makelaardij uitoefenen en dat in die besluiten ligt opgesloten dat een lid, voorzover het niet zelf die woningen aanmeldt voor plaatsing in ‘De Makelaar’, ervoor moet zorgdragen dat de desbetreffende rechtspersoon dat doet, bij gebreke waarvan het lid het in de besluiten forfaitair bepaalde advertentiekostenbedrag in rekening kan worden gebracht.


De Hoge Raad doet de cassatie af met art. 81 RO.

Wie is er lid

Hof Leeuwarden, 28 juni 2008, LJN BD5872

Bij NVM zijn makelaars lid (natuurlijke personen) terwijl het makelaarsbedrijf wordt uitgeoefend in een bedrijf, vaak een BV of VOF.
Terzijde: kan een personenvennootschap zonder rechtspersoonlijkheid (VOF) eigenlijk lid zijn van een vereniging?

NVM vordert betaling van entreegeld van ERA Makelaardij Het Raadhuis VOF.

Rechtbank:
5.3. De vraag die uit het verweer van de vennootschap als eerste voortvloeit is of de entreegeldregeling haar kan binden, in die zin dat die regeling in de feitelijke omstandigheden waarin de vennootschap verkeerde haar de EUR 11.344,00 (exclusief BTW) verschuldigd deed zijn aan de NVM. Deze vraag spitst zich toe op het punt of de NVM een derde, [namelijk de VOF] die geen lid is van de NVM, door haar entreegeldregeling kan binden. Uitgangspunt moet dan zijn dat de NVM een vereniging is die valt onder de regels van titel 1 en 2 van Boek 2 BW.
Artikel 2:26 bepaalt dat een vereniging een rechtspersoon met leden is; het is een samenwerkingsverband van leden. Bij het verkrijgen van het lidmaatschap wordt de betreffende persoon gebonden door de toepasselijke wettelijke bepalingen, zoals artikel 2:8 BW,en door het interne verenigingsrecht, welk recht dient te voldoen aan de wet en tot stand komt door de werking van statuten en de op grond van die statuten tot stand komende regelingen. Een andere bron van verbintenissen is er niet: artikel 2:34a BW bepaalt dat aan het lidmaatschap slechts bij of krachtens statuten verbintenissen kunnen worden verbonden. Daarbij bepaalt artikel 2:34 BW dat het lidmaatschap persoonlijk is. Reeds hieruit vloeit voort dat de vennootschap niet door het interne verenigingsrechtkon worden gebonden: niet de vennootschap was lid van de NVM maar mevrouw [betrokkene 1 ]. Voor zover de entreegeldregeling anders bepaalt is deze strijdig met dwingend recht en dient zij buiten toepassing te worden gelaten.
(…)

Hof:
2.1. Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank en hetgeen de rechtbank ter motivering daarvan heeft overwogen – zoals hiervoor is geciteerd – en neemt die beslissing en motivering over. Ter toelichting voegt het hof daar nog aan toe dat een en ander betekent dat alleen de leden van de NVM door het interneverenigingsrecht gebonden kunnen worden.

2.2. Voor zover de NVM heeft betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het lidmaatschap van een vereniging persoonlijk is, in die zin dat slechts natuurlijke personen lid kunnen zijn van een vereniging, berusten de grieven op een onjuiste lezing van de hiervoor geciteerde rechtsoverweging 5.3. Het gaat erom dat de vennootschap niet door het interne verenigingsrecht kon worden gebonden, omdat niet de vennootschap lid is van de NVM maar mevrouw [betrokkene 1 ] en het lidmaatschap voorts niet overdraagbaar is (maar persoonlijk is) en dus niet overgedragen kan zijn van mevrouw [betrokkene 1 ] aan de vennootschap. Voor zover de entreegeldregeling anders bepaalt – en deze de vennootschap wèl heeft willen binden aan het interne verenigingsrecht – is deze strijdig met dwingend recht en dient zij buiten toepassing te worden gelaten.

vernietiging besluit en vervaltermijn

Rb Haarlem, 10 november 2010, LJN BO9392


Een vve wil een speeltuintje aanleggen, twee bewoners zijn het daar niet mee eens. De ALV is op 25 juni 2009, de vordering is op 1 juli 2010 ontvangen op de griffie. En dat is te laat. Zelfs nu het bestuur een langere termijn had aangegeven.

3. Artikel 2:15 lid 5 BW bevat een vervaltermijn waarbinnen de vordering tot vernietiging moet zijn ingediend. De bevoegdheid om vernietiging te vorderen vervalt een jaar na het einde van de dag, waarop hetzij aan het besluit voldoende bekendheid is gegeven, hetzij de belanghebbende van het besluit kennis heeft genomen of daarvan is verwittigd.

4. De onderhavige vordering is op 1 juli 2010 ter griffie ontvangen. Door [A. + B.] is niet gesteld, terwijl ook overigens niet is gebleken,dat zij eerst na 1 juli 2009 kennis hebben genomen of hebben kunnen nemen van het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 25 juni 2009, terwijl zij evenmin hebben gesteld dat zij toen niet ter vergadering aanwezig waren.

5. Op grond van het vorenstaande moet de kantonrechter ervan uitgaan dat [A. + B.] hun vordering buiten de vervaltermijn van één jaar hebben ingediend. Zij kunnen daarin derhalve niet meer worden ontvangen. Hieraan doet niet af dat in de brief van het bestuur van 15 juni 2010 aan de leden van de Vereniging van Eigenaars een termijn van twee maanden wordt gegund, omdat een dergelijke termijnstelling de wettelijke vervaltermijn niet opzij kan zetten.

Overigens gaat het hier om vernietiging ex 5:130 BW en daarvoor lijkt de termijn mij toch echt 1 maand (lid 2)