Zelfstandige (?) Stichting Sociaal Fonds

Rechtbank Rotterdam 13 juli 2012 LJN BX3840 (Oud-Mariniers)
In feite stichtingsrecht, maar toch relevant. De Vereniging heeft een Stichting Sociaal Fonds opgericht en gefinancierd. De Stichting heeft een eigen bestuur. Er ontstaat een geschil tussen het bestuur van de Stichting en het bestuur van de Vereniging. Het Stichtingbestuur geeft aan een nieuwe stichting op te richten (met andere statuten) en het werkkapitaal van de stichting onder te brengen in de nieuwe stichting. Het Verenigingsbestuur ziet dit niet zitten en schrijft een nieuw Stichtingbestuur in bij de KvK. Het Verenigingsbestuur had de statutaire bevoegdheid het Stichtingsbestuur te ontslaan en het ontslagbesluit is geldig. 

RECHTBANK ROTTERDAM
Vonnis in kort geding van 13 juli 2012

in de zaak van

1. de stichting
STICHTING SOCIAAL FONDS CONTACT OUD-MARINIERS,
gevestigd te Rotterdam,
2 –  2. [eiser 2] – [eiser 6] , ( worden [ X ] genoemd )

eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie sub 2 tot en met 6 in de hoofdzaak,
verweerders sub 2 tot en met 6 in het incident,

tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
CONTACT OUD-MARINIERS,  (Vereniging COM)

gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,

in welke procedure als gevoegde partij aan de zijde van gedaagde in conventie in de hoofdzaak, eiseres in reconventie in de hoofdzaak, optreedt:

de stichting
STICHTING SOCIAAL FONDS CONTACT OUD-MARINIERS, (SSF COM)
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.R. Kluyver te Utrecht.

2. De feiten
2.1. Vereniging COM is opgericht op 10 december 1949 en bij Koninklijk besluit van 9 december 1950 goedgekeurd. Nadien zijn haar statuten meermalen gewijzigd (laatstelijk op 7 februari 2011). Vereniging COM stelt zich o.a. ten doel het versterken van de onderlinge hulpvaardigheid en kameraadschap tussen oud-mariniers. De dagelijkse leiding van VerenigingCOM berust bij het Dagelijks Bestuur. Vereniging COM telt ongeveer 9.000 leden.

2.2. SSF COM is opgericht op 19 juni 1984. Het bestuur van SSF COM bestaat uit oud-mariniers. Het bestuur wordt niet bezoldigd. Het vermogen van SSF COM bedraagt op dit moment (ongeveer) tussen de € 60.000,00 – € 75.000,00. Dit vermogen is in belangrijke mate bijeengebracht door jaarlijkse donaties van Vereniging COM. Vanaf 2009 is de uitbetaling van deze donaties door Vereniging COM opgeschort.

2.3. In de (laatst gewijzigde) statuten d.d. 18 januari 1996 van SSF COM staat, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:

“VERMOGEN
Artikel 3
Het vermogen van de stichting wordt gevormd door subsidies, giften, legaten, hetgeen door erfstelling verkregen wordt, alsmede andere baten.
BESTUUR: SAMENSTELLING. BENOEMING, DEFUNGEREN
Artikel 4
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het dagelijks bestuur van de te Rotterdam gevestigde Vereniging “CONTACT OUD-MARINIERS” vast te stellen aantal van ten minste drie en ten hoogste vijf personen, en wel in de functies van voorzitter, secretaris, penningmeester en eventuele andere functies.
2. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn bevoegdheden.
Bestuursleden worden benoemd door het dagelijks bestuur van voornoemde Vereniging “CONTACT OUD-MARINIERS”. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
3. De functieverdeling wordt door het benoemende dagelijks bestuur vastgesteld.
(…)
Een bestuurslid defungeert: (…)f. door zijn ontslag, verleend door het benoemende dagelijks bestuur om gewichtige redenen;
(…)
(…)
BOEKJAAR EN JAARSTUKKEN
Artikel 8
(…)
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Het bestuur is verplicht jaarlijks vóór één juli de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken en op papier te stellen.
(…)
5. De in lid 3 van dit artikel bedoelde stukken worden vóór één augustus ter goedkeuring toegezonden aan het dagelijks bestuur van de Vereniging “CONTACT OUD-MARINIERS”, voornoemd.
(…)
STATUTENWIJZIGING
Artikel 9
1. Het bestuur is bevoegd met goedkeuring van het dagelijks bestuur van de Vereniging“CONTACT OUD-MARINIERS”, voornoemd, de statuten te wijzigen.
(…)
ONTBINDING
Artikel 10
1. Het bestuur is bevoegd met goedkeuring van het dagelijks bestuur van de Vereniging“CONTACT OUD-MARINIERS”, voornoemd, de stichting te ontbinden.
(…)
3. Het overschot na vereffening (…) wordt uitgekeerd aan de Vereniging “CONTACT OUD-MARINIERS”, voornoemd. (…)
4. (…)
De leden van het dagelijks bestuur van de Vereniging “CONTACT OUD-MARINIERS”, voornoemd, worden vereffenaars van het vermogen van de ontbonden stichting.
(…)”.

2.4. Tussen [X] c.s. en (het Dagelijks Bestuur) van Vereniging COM bestaat reeds geruime tijd verschil van inzicht over het te voeren beleid in SSF COM, wie dat beleid dient te bepalen, de besteding van de middelen van SSF COM, althans de bestemming van donaties van VerenigingCOM aan SSF COM, en het stopzetten van die donaties door Vereniging COM. Meer in het bijzonder bestaat tussen hen geschil over de vraag of sprake is van geoormerkte donaties vanVereniging COM aan SSF COM en of SSF COM gehouden is (gelet op haar statutaire doel) om (ook) doelstellingen van “klein lief en leed” uit te voeren en ten behoeve van wie. Voorts bestaat debat over de te hanteren wijze van (her-) benoeming van bestuursleden in SSF COM.

2.5. In een brief d.d. 8 februari 2012 van [X] c.s., verzonden namens SSF COM en ondertekend door [X] c.s., aan het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM staat het volgende vermeld:

“Het bestuur van onze stichting heeft zich het afgelopen jaar herhaaldelijk beraden over de vraag hoe de samenwerking met uw vereniging moet worden gezien. Hierbij kwamen de volgende zaken aan de orde :
– de Vereniging Contact Oud Mariniers heeft ons bij monde van haar voorzitter doen weten dat de activiteiten van onze stichting niet meer van deze tijd zijn. Zelf zal de vereniging zich beperken tot het uitvoeren van activiteiten op het gebied van “lief en leed” die niet onder de doelstelling van onze stichting vallen.
– vanaf 1 januari 2011 worden er door de vereniging geen financiële middelen meer ter beschikking gesteld aan onze stichting ondanks de in 2007 gemaakte afspraken die schriftelijk door uw penningmeester zijn bevestigd.
– de door uw vereniging toegezegde bedragen over de jaren 2009 en 2010 zijn zonder opgaaf van redenen tot heden toe niet uitbetaald.
– het Dagelijks Bestuur van de vereniging wenst niet mee te werken aan de door ons bestuurvoorgestelde wijzigingen van de statuten die het mogelijk zouden maken dat het Sociaal Fonds een onafhankelijke koers zou kunnen varen.
– er wordt weinig tot geen medewerking verleend als wij binnen de kring van de verenigingnieuwe donateurs trachten te werven.
– ons bestuur en de rapporteurs zijn van mening dat uit de dagelijkse praktijk blijkt dat er wel degelijk een functie is voor de doelstellingen van de stichting.
– veel aanvragen voor ondersteuning worden rechtstreeks ingediend door betrokkenen of worden bemiddeld door instellingen buiten uw vereniging,
– regelmatig zijn aanvragen afkomstig van oud mariniers die geen lid van de vereniging zijn.
Hieruit heeft ons bestuur de conclusie getrokken dat de vrees bestaat dat in de toekomst de belangen van alle oud mariniers die in behoeftige omstandigheden zijn gekomen niet voldoende zijn gewaarborgd als onze huidige activiteiten onder de vlag van de vereniging Contact Oud Mariniers worden voortgezet. Door ons bestuur is om die reden een nieuwe stichting opgericht met dezelfde doelstelling die deze activiteiten zal continueren los van de vereniging. Het werkkapitaal van de nieuwe stichting is afkomstig van het vermogen van onze stichting die naast de nieuwe zal blijven bestaan.
Het spijt ons dat wij deze stap hebben moeten zetten maar gezien de beleidswijziging van de vereniging alsmede de starheid en de financiële onbetrouwbaarheid van het Dagelijks Bestuur was deze onvermijdelijk.”

2.6. Op 30 december 2011 heeft [X] c.s. een stichting opgericht onder de naam Stichting Sociaal Fonds voor Oud Mariniers. De doelstelling van deze stichting is (min of meer) gelijk aan die van SSF COM. Bestuurders zijn eisers in conventie sub 2, 3, 4 en 6.

2.7. Bij (aangetekende) brief d.d. 29 maart 2012 heeft mr. Kluyver namens (het Dagelijks Bestuur van) Vereniging COM, onder verwijzing naar een eerdere (aangetekende) brief d.d. 17 februari 2012 en een rectificatiebrief d.d. 2 maart 2012 van zijn hand, waarop niet is gereageerd door de geadresseerden, aan [X] c.s. en SSF COM bericht dat (het DagelijksBestuur van) Vereniging COM, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 aanhef en lid 6 sub f van de statuten van SSF COM, op 27 maart 2012 heeft besloten [X] c.s. als bestuur van SSF COM te ontslaan (hierna ook: het ontslagbesluit).
Namens [X] c.s. en SSF COM is bij brief d.d. 20 april 2012 van mr. Mulder daarop afwijzend gereageerd.

2.8. In gemelde brief d.d. 17 februari 2012 van mr. Kluyver namens Vereniging COM verzonden aan [X] c.s. en SSF COM staat, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:

“(…)
Zeer recent hebt u bij brief d.d. 8 februari jl. laten weten, dat u het vermogen van uw stichting zal overdragen aan een nieuwe stichting, die soortgelijke activiteiten als van uw stichting zal ondernemen maar dan los van cliënte. Daarvoor kan cliënte uiteraard geen toestemming verlenen en zo’n besluit is daarnaast lijnrecht in strijd met de doelstellingen van uw stichting. Een dergelijke overdracht van het vermogen is te kwalificeren als een onrechtmatige onttrekking van gelden aan uw stichting.

Vanwege de overduidelijke schending van de doelstellingen van de stichting, van de bestemming van de schenkingen van cliënte en het gegeven, zoals hieronder uiteengezet, dat u de iure niet (meer) als bestuurders van de stichting kunt worden aangemerkt, kunt u ook persoonlijk aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen van de overdracht van het vermogen aan een andere stichting.

Bij deze verzoek ik u – en zo nodig sommeer ik u daartoe – binnen zeven dagen na heden aan mij te bevestigen, dat u geen uitvoering zult geven aan het voornemen om het vermogen van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud Mariniers over te dragen aan een andere stichting of rechtspersoon en dat het vermogen in uw stichting vooralsnog onaangetast blijft totdat de discussie over uw bestuurderschap is opgelost.
Mocht deze bevestiging niet tijdig worden verkregen, heb ik opdracht uw stichting en de bestuursleden persoonlijk te dagvaarden in kort geding.

In de tweede plaats zijn al geruime tijd bezwaren geuit tegen de benoeming van de huidige bestuursleden van uw stichting. Volgens uw statuten kunnen bestuursleden worden benoemd door alleen het dagelijks bestuur van cliënte. Dat geldt ook voor herbenoemingen na afloop van een zittingsperiode van vijf jaar dan wel volgens een rooster van aftreden.
De statuten van uw stichting zijn in de wijze van benoeming en aftreden volstrekt duidelijk.
Geen van uw bestuursleden is rechtsgeldig benoemd danwel herbenoemd.
Namens cliënte verzoek ik u mij binnen eveneens zeven dagen na heden te bevestigen, dat u vrijwillig medewerking zult verlenen aan uw aftreden als bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud Mariniers.
De klemmendheid van dit verzoek is mede veroorzaakt door uw voorgenomen besluit om het vermogen van de stichting naar een andere stichting over te hevelen, dat door alle bestuursleden is ondertekend.
Terstond na uw aftreden zal cliënte voorzien in de benoeming van nieuwe bestuursleden van uw stichting.
Mocht u aan dit verzoek geen gehoor willen geven, heb ik opdracht van cliënte bij de rechtbank een verzoek in te dienen tot uw aller ontslag, vergezeld van een verzoek tot benoeming van nieuwe bestuursleden.
(…)”.

2.9. In gemelde brief d.d. 29 maart 2012 staat, voor zover thans relevant, het volgende vermeld:

“Namens de Vereniging Contact Oud-Mariniers heb ik u op 17 februari en 2 maart jl. een brief gezonden met het verzoek binnen een week te bevestigen, dat geen uitvoering zal worden gegeven aan het voornemen om het vermogen van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud-Mariniers (SSF COM) over te dragen aan een andere stichting of rechtspersoon en dat het vermogen in die stichting vooralsnog onaangetast blijft totdat de discussie over uw bestuurderschap is opgelost. Tevens is u verzocht te bevestigen, dat u vrijwillig medewerking zult verlenen aan uw aftreden als bestuurslid van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud-Mariniers. Op mijn brieven d.d. 17 februari en 2 maart jl. is geen enkele reactie van u verkregen.

Nu geen enkele reactie van u is vernomen, is besloten tot een rechtstreeks ontslag van alle bestuursleden van het SSF COM in plaats van de eerder aangekondigde procedure bij de rechtbank te volgen.

Het dagelijks bestuur van de Vereniging Contact Oud-Mariniers heeft zich over de ontstane situatie beraden en op 27 maart jl. besloten u allen als bestuursleden met onmiddellijke ingang te ontslaan. Het dagelijks betuur van cliënte heeft volgens de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud-Mariniers daartoe het recht (zie artikel 4 lid 6 sub f).
Bij deze wordt u derhalve namens het dagelijks bestuur van de Vereniging Contact Oud-Mariniers medegedeeld, dat u met onmiddellijke ingang van heden bent ontslagen als bestuurder van de Stichting Sociaal Fonds Contact Oud-Mariniers.
De reden van het ontslag is gelegen in het feit, dat u allen op geen enkele wijze hebt gereageerd op mijn brieven d.d. 17 februari en 2 maart jl., waarin nog een laatste poging is ondernomen om in onderling overleg tot een oplossing te komen over behoud van het vermogen van het SSF COM en over een vrijwillig aftreden van het voltallige bestuur.
(…)”.

2.10. Tot 27 maart 2012 stond als bestuur van SSF COM in het handelsregister van de Kamer van Koophandel Rotterdam ingeschreven [X] c.s.
Op 20 april 2012 is zijdens Vereniging COM een wijziging in het handelsregister doorgevoerd, inhoudende dat per 27 maart 2012 het bestuur van SSF COM gevormd wordt door de [Y] c.s ( [Z], [Q], [W] en [A] (hierna – in mannelijk enkelvoud -: [Y] c.s.) en dat [Y] c.s. gezamenlijk bevoegd is SSF COM te vertegenwoordigen. Tegen deze wijziging is van de zijde van [X] c.s. bij de Kamer van Koophandel bezwaar gemaakt.

2.11. Vereniging COM heeft een website: www.contactoudmariniers.com. Vereniging COM heeft een ledenblad genaamd ‘Houwe Zo’.

3. Het incidentele geschil en de beoordeling daarvan
3.1. SSF COM heeft bij incidentele conclusie gevorderd te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van Vereniging COM en heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen in conventie en tot toewijzing van de vordering in reconventie in de hoofdzaak. Ter zitting heeft SSF COM daarnaast (subsidiair) gevraagd te mogen tussenkomen in dit geding.

3.2. [X] c.s. heeft tegen deze incidentele vorderingen bezwaar gemaakt en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. Gelet op de rechtspositie van SSF COM als eiseres in het incident kan zij niet ook als verweerster in het incident worden aangemerkt. Dit is reeds in de kop van dit vonnis tot uitdrukking gebracht.

3.3. Vereniging COM ondersteunt de incidentele vordering van SSF COM tot voeging, alsmede haar deelname in het verweer in conventie en in de vordering in reconventie in de hoofdzaak. Tegen de subsidiair ingestelde incidentele vordering tot tussenkomst heeft Vereniging COM geen verweer gevoerd.

3.4. De voorzieningenrechter heeft, met inachtneming van het door partijen over en weer gestelde, ter terechtzitting als volgt overwogen en beslist.
Tussenkomst

3.5. Gelet op het bepaalde in artikel 7.2 van het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie dient een partij die een incidentele vordering wenst in te stellen, de vordering en de gronden daarvan zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 uur vóór de terechtzitting, schriftelijk mede te delen aan de wederpartij, aan eventuele overige partijen en aan de voorzieningenrechter. Artikel 7.3 van het Procesreglement bepaalt bovendien dat een dergelijke vordering op schrift dient te worden gesteld – immers, volstrekt duidelijk dient te zijn hoe de vordering precies luidt – en dat deze ter terechtzitting wordt ingediend.

Nu SSF COM pas ter zitting (en niet al voorafgaand aan de zitting) en enkel mondeling kenbaar heeft gemaakt een incidentele subsidiaire vordering tot tussenkomst te willen instellen, zonder deze op schrift te hebben gesteld en zonder nadere (schriftelijke) onderbouwing van de gronden daarvan, handelt zij in strijd met een goede procesorde. Bovendien heeft [X] c.s. tegen de tussenkomst bezwaar gemaakt. De door SSF COM (subsidiair) gevorderde tussenkomst wordt daarom niet toegestaan. Dat heeft tot gevolg dat SSF COM niet als zelfstandige partij in de reconventie kan optreden, zoals mr. Kluyver kennelijk voorstaat (zie zijn pleitnota).

Voeging

3.6. SSF COM heeft voor wat betreft het instellen van haar incidentele vordering tot voeging voldaan aan de eisen die het Procesreglement in artikel 7 stelt.

3.7. Om te kunnen worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van Vereniging COM is voldoende dat een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde de derde (SSF COM) zich voegt, de rechtspositie van de derde nadelig kan beïnvloeden.

Van belang bij de beoordeling van de incidentele vordering tot voeging is dat uit de als productie 3 door [X] c.s. overgelegde uittreksels van de inschrijving in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel Rotterdam blijkt dat [X] c.s. met ingang van 27 maart 2012 (datum registratie 20 april 2012) niet langer meer als bestuurder fungeert van SSF COM, doch dat per die datum als bestuurder van SSF COM [Y] c.s. in functie is getreden. Aangenomen mag dan vooralsnog worden dat [Y] c.s. bevoegd is SSF COM (gezamenlijk) te vertegenwoordigen en haar te laten voorzien van rechtsbijstand. [Y] c.s. wordt tot dusver geacht als bevoegd vertegenwoordiger van SSF COM op te treden. Klaarblijkelijk heeft [Y] c.s. de advocaat vanVereniging COM opdracht gegeven om SSF COM in rechte te vertegenwoordigen. Gezien de inleidende dagvaarding in de hoofdzaak moet ervan uitgegaan worden dat een dergelijke opdracht door [Y] c.s. niet aan mr. Mulder is verleend, maar dat de opdracht aan haar afkomstig was van [X] c.s. SSF COM kan derhalve niet (ook) hebben te gelden als eiseres in conventie in de hoofdzaak.

Nu in de hoofdzaak in conventie (onder meer) beoordeeld zal moeten worden of het door het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM genomen ontslagbesluit van [X] c.s. rechtsgeldig is genomen en of [Y] c.s. (met ingang van 27 maart 2012) het bevoegde bestuur van SSF COM geacht kan worden te zijn en een negatieve beslissing daarop de rechtspositie van SSF COM nadelig kan beïnvloeden (zij fungeert dan bij de gratie van een onbevoegd bestuur) is voldoende aannemelijk geworden dat SSF COM een eigen belang heeft bij (afwijzing van) de vorderingen in conventie in de hoofdzaak. Bij een beslissing op de vordering van VerenigingCOM in reconventie strekkende tot afgifte van recente administratie en bescheiden van SSF COM zelf kan, logischerwijs, eveneens een eigen belang van SSF COM worden aangenomen.

3.8. De voorzieningenrechter heeft SSF COM derhalve toegelaten zich te voegen in de procedure in conventie en in reconventie in de hoofdzaak aan de zijde van Vereniging COM, nu ook de bij kort geding vereiste spoed en de goede procesorde hieronder niet lijden.

Voorts

3.9. Voor de vorderingen in reconventie in de hoofdzaak heeft het hiervoor overwogene tot gevolg dat SSF COM niet ook, naast de ondersteuning van Vereniging COM in haar vorderingen als eiseres in reconventie, (mede) als verweerster in reconventie kan worden aangemerkt.
Voorts vloeit uit de beslissing dat SSF COM wordt toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van Vereniging COM voort dat zij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vorderingen in conventie in de hoofdzaak die zij mede heeft ingesteld jegens Vereniging COM, zoals hierna onder 6.1 ook aan de orde zal komen.
Het voorgaande is reeds in de kop van dit vonnis en de beschrijving van de vorderingen in conventie en in reconventie tot uitdrukking gebracht.

Proceskosten

3.10. De voorzieningenrechter ziet aanleiding de proceskosten in het incident te compenseren op de wijze als hierna in het dictum vermeld.

4. Het geschil in conventie in de hoofdzaak

4.1. [X] c.s. vordert (zakelijk weergegeven) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om VerenigingCOM, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat Vereniging COM in gebreke is geheel of ten dele aan het te dezen te wijzen vonnis te voldoen, alsmede voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat daarmee in gebreke wordt gebleven:
1. te verbieden uitvoering te geven aan het ontslagbesluit;
2. te verbieden het ontslag (verder) openbaar te maken;
3. te gebieden de tekst van de website van Vereniging COM daar waar melding wordt gemaakt van [Y] c.s. als bestuur van SSF COM binnen twee dagen na dag-tekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, alsmede te verbieden melding te maken in ‘Houwe Zo’ of elders of anderszins van het ontslag en/of van een wijziging in de bestuurssamenstelling en/of van enig ander bericht ten aanzien van SSF COM, met uitzondering van aangeleverde stukken door SSF COM en vermelding van [X] c.s. (zoals gebruikelijk) in de colofon;
4. te gebieden, zoals te doen gebruikelijk, medewerking te verlenen aan:
a. plaatsing c.q. toelating van advertenties van SSF COM in ‘Houwe Zo’ voor het werven van donateurs;
b. inbinding van een flyer met hetzelfde doel, althans toelating daarvan;
c. plaatsing c.q. toelating stukje in ‘Houwe Zo’ over activiteiten van SSF COM;
d. plaatsing c.q. toelating aankondigingen van SSF COM om haar (meer) bekendheid te geven onder de nieuwe leden;
e. toelating van een stand van SSF COM bij de stand ter zake van Werving Oud Mariniers tijdens militaire bijeenkomsten;
5. te gebieden binnen twee dagen na dagtekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis de uitschrijving in het Handelsregister van de bestuurders (Nb. [X] c.s., opm. vzr) ongedaan te maken;
6. te gebieden binnen twee dagen na dagtekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis de inschrijving in het Handelsregister van [Y] c.s. ongedaan te maken;
7. te gebieden binnen zeven dagen na dagtekening van het door de voorzieningenrechter te wijzen vonnis de leden van Vereniging COM en eventuele relaties te informeren dat de bestuurders niet zijn ontslagen, indien en voor zover die leden en relaties reeds geïnfor-meerd waren over dat ontslag, met kopie aan SSF COM;
8. te veroordelen in de kosten van dit geding.

4.2. Vereniging COM voert verweer.

4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5. Het geschil in reconventie in de hoofdzaak

5.1. Vereniging COM vordert (zakelijk weergegeven) bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, (ieder van) [X] c.s. hoofdelijk te veroordelen om:
1. binnen twee dagen na betekening van het ten dezen te wijzen vonnis de volgende bescheiden te verstrekken door middel van afgifte ten kantore van KBS Advocaten N.V. te Utrecht aan de Ramstraat 31-33:
a. notulen van bestuursvergaderingen van SSF COM in de jaren 2011 en 2012;
b. gewisselde correspondentie (brieven, faxen en e-mailberichten) met verzoekers voor bijstand in de jaren 2011 en 2012;
c. de gevoerde financiële administratie over de jaren 2011 en 2012, met inbegrip van bankafschriften van de aan SSF COM toebehorende bankrekeningen;
d. op schrift of digitaal vastgelegde afspraken met derden, welke in 2012 of daarna van kracht zijn;
e. al het overige dat zich in de administratie resp. het archief van SSF COM bevindt met betrekking tot het hiervoor sub a tot en met d gevorderde,
2. althans een voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, teneinde de continuïteit van de activiteiten van SSF COM zoveel mogelijk zeker te stellen;
3. zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [X] c.s. daarmee in gebreke is;
4. met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van het geding in reconventie.

5.2. [X] c.s. voert verweer.

5.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6. De beoordeling in conventie in de hoofdzaak
Ontvankelijkheid

6.1. In het verlengde van de ter zitting gegeven beslissing in het incident tot voeging zal SSF COM als eiseres in conventie sub 1 in de hoofdzaak niet worden ontvangen in de door haar – mede – jegens Vereniging COM ingestelde vorderingen in conventie.

Spoedeisend belang

6.2. Het spoedeisend belang van [X] c.s. bij zijn vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen. Bovendien hebben Vereniging COM en met haar ook SSF COM het spoedeisend belang niet (voldoende gemotiveerd) betwist.

Grondslag van de vorderingen

6.3. [X] c.s. heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat Vereniging COM jegens hem (op de eerste plaats) onrechtmatig heeft gehandeld door [X] c.s. als bestuur van SSF COM te ontslaan, terwijl het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM geen bevoegdheid tot ontslag had, althans dat de ingeroepen bevoegdheid niet rechtsgeldig is, wegens strijd met het bepaalde in artikel 2:285 lid 1 BW. In de visie van [X] c.s. fungeert het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM feitelijk als ledenvergadering van SSF COM. Dit is in strijd met het voor de stichting geldende ledenverbod. (Het Dagelijks Bestuur van) Vereniging COM heeft derhalve in strijd met de wet gehandeld. Het ontslagbesluit is dan ook nietig. Vereniging COM is bovendien rauwelijks overgegaan tot ontslag met onmiddellijke ingang van [X] c.s., terwijl in de eerdere brieven van haar raadsman een ontslagprocedure (ex artikel 2:298 BW) via de rechtbank werd aangekondigd. Daarnaast zijn geen geldige en gewichtige redenen voor het ontslag gegeven. (Het Dagelijks Bestuur van) Vereniging COM heeft ook nimmer een inhoudelijke klacht over het functioneren van [X] c.s. geuit. Met deze handelwijze belemmert (het Dagelijks Bestuur van) Vereniging COM naar de mening van [X] c.s. de werkzaamheden van SSF COM en brengt zij aan de eer en goede naam van SSF COM en van een ieder van [X] c.s. schade toe. Daarbij betoogt [X] c.s. nog dat, hoewel Vereniging COM bepaalde bevoegdheden toegekend heeft gekregen, dit niet betekent dat Vereniging COM het beleid van SSF COM kan of mag bepalen; het bepalen van beleid binnen SSF COM is nog altijd voorbehouden aan het (zelfstandige)bestuur van SSF COM. In de visie van [X] c.s. heeft het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM een ‘coup’ willen plegen, waarbij op basis van uitsluitend (onjuiste) formalistische grondslagen en op onzorgvuldige wijze tot het ontslag van [X] c.s. is gekomen. Bij [X] c.s. bestaat de vrees dat de reden hiervoor is dat het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM SSF COM wenst te ontbinden om daarna de middelen van SSF COM over te maken aan Vereniging COM.

Beoordeling van de materiële geschilpunten

6.4. De kernvraag die in dit kort geding (vooruitlopend op een beslissing in een eventuele bodemprocedure) beantwoord moet worden is of het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM rechtsgeldig en op juiste gronden het besluit tot ontslag van [X] c.s. als bestuurder van SSF COM heeft genomen en kunnen nemen en daarmee of dit besluit rechtsgevolg heeft gesorteerd.
Ledenverbod in de zin van artikel 2:285 lid 1 BW

6.5. De wet bepaalt in artikel 2:285 lid 1 BW dat de stichting geen leden kent. Van leden in de zin van deze bepaling is slechts sprake indien de stichting aldus is geconstrueerd dat zij een orgaan heeft dat op één lijn is te stellen met de ledenvergadering van een verenging en dat de bevoegdheden heeft, welke voor de ledenvergadering gebruikelijk zijn. Indien de statuten een of meer personen de bevoegdheid geven in de vervulling van ledige plaatsen in organen van de stichting te voorzien, wordt zij niet uit dien hoofde aangemerkt leden te hebben (artikel 2:285 lid 2 BW). De voorzieningenrechter neemt in beginsel aan, hoewel daarover in de rechtsliteratuur verschillend wordt gedacht, dat zeggenschapsrechten (zoals benoeming en ontslag) die aan een of meer personen zijn toegekend geen ‘lidmaatschap’ impliceren.

6.6. [X] c.s. heeft niet weersproken dat krachtens de statuten van SSF COM aan het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM (o.a.) de bevoegdheid toekomt leden van het bestuur van SSF COM om gewichtige redenen te ontslaan (zie artikel 4 aanhef en lid 6 sub f). Deze en andere (goedkeurings-)bevoegdheden (zie artikel 4 leden 1 en 2, artikel 8 lid 5, artikel 9 lid 1 en artikel 10 leden 1, 3 en 4 van de statuten) die zijn toegekend aan het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM zijn neergelegd in een akte van statutenwijziging daterend uit 1996, welke akte is opgesteld en gepasseerd door een notaris en welke statuten sindsdien ongewijzigd gelding hebben en ook zo gehanteerd moeten zijn door SSF COM en het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM.

6.7. Op het eerste gezicht kan enkel op basis van deze statuten uit 1996 niet aannemelijk worden geacht dat in het bijzonder de gemelde statutaire bevoegdheid tot ontslag ten aanzien van bestuursleden van SSF COM – welke bevoegdheid voor de beoordeling in dit kort geding centraal staat (en vooralsnog niet ook de rechtsgeldigheid van de benoeming van [X] c.s. destijds als bestuurder; dat die benoeming een (rechtsgeldig) gegeven is neemt de voorzieningenrechter vooralsnog gevoeglijk aan) – op gespannen voet staat met het in artikel 2:285 lid 1 BW genoemde ledenverbod. [X] c.s. heeft dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende geconcretiseerd gesteld en met stukken onderbouwd, terwijl Vereniging COM en, met Vereniging COM, ook SSF COM dit hebben betwist.
Indien al geoordeeld zou moeten worden dat andere statutaire bepalingen (elk afzonderlijk dan wel in samenhang bezien (al dan niet in het verband met de statutaire bepaling tot ontslag om gewichtige redenen) aan het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM bevoegdheden zouden geven die wel een overtreding van het ledenverbod inhouden, geldt dat de sanctie op overtreding van het ledenverbod niet is nietigheid van de stichting (of zoals [X] c.s. heeft betoogd nietigheid van slechts de statutaire bevoegdheidsbepalingen van het DagelijksBestuur van Vereniging COM), maar ontbinding door de rechtbank (artikel 2:21 BW). Indien en voor zover er sprake zou zijn van een ingediend verzoek tot ontbinding van SSF COM als stichting geldt dat SSF COM, zolang er niet onherroepelijk door de rechtbank is beslist op een dergelijk verzoek, rechtsgeldig deelneemt aan het rechtsverkeer en dat het Dagelijks Bestuurvan Vereniging COM de haar in de statuten van SSF COM gegeven bevoegdheden tot dat moment mag blijven verrichten. Overigens is gesteld noch gebleken dat dit punt eerder dan in het kader van deze procedure tussen partijen aan de orde is geweest. Dat kennelijk reeds jarenlang discussie tussen betrokkenen bestaat over de inhoud en feitelijke uitvoering van de statuten van SSF COM doet vooralsnog niet aan het hiervoor overwogene af.

Gewichtige redenen voor het ontslag

6.8. In artikel 4 aanhef en lid 6 sub f van de statuten van SSF COM is bepaald dat “Een bestuurslid defungeert (…) door zijn ontslag, verleend door het benoemende dagelijks bestuurom gewichtige redenen”.
Blijkens lid 2 van dat artikel is het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM het benoemende dagelijks bestuur. Voorshands is de voorzieningenrechter van oordeel dat Vereniging COM door in de hiervoor onder 2.9 deels geciteerde brief d.d. 29 maart 2012, waarin het ontslagbesluit van [X] c.s. aan hem is medegedeeld, te verwijzen naar de inhoud van met name de brief d.d. 17 februari 2012 (zie hiervoor onder 2.8) de redenen die Vereniging COM als gewichtig aanmerkt en die zij ten grondslag legt aan het ontslag van [X] c.s. genoegzaam kenbaar zijn gemaakt. Van een plotseling en ongemotiveerd besluit is geen sprake. Als voldoende gerechtvaardigde gewichtige reden dient voorshands in het bijzonder aangemerkt te worden de omstandigheid dat [X] c.s. namens SSF COM aan Vereniging COM bij brief d.d. 8 februari 2012 (zie hiervoor onder 2.5) heeft laten weten een nieuwe stichting te hebben opgericht en dat het werkkapitaal van die stichting afkomstig is van het vermogen van “onze stichting” (SSF COM, opm. vzr). Dit raakt rechtstreeks het bestaansrecht van SSF COM. Gebleken is dat [X] c.s., los van Vereniging COM, op 30 december 2011 daadwerkelijk tot de oprichting van een nieuwe stichting is overgegaan. De ter zitting gegeven weliswaar aannemelijk te achten toelichting dat het (na voortschrijdend inzicht van [X] c.s., althans nadat hij zich had voorzien van rechtsbijstand) uiteindelijk niet tot vermogensoverheveling is gekomen en dat ook geen wijzigingen zijn doorgevoerd ten aanzien van de bankrekening van SSF COM bij ABN AMRO/Mees Pierson doet aan het voorgaande niet af. Niet bestreden is dat pas na de brief d.d. 29 maart 2012 jegens Vereniging COM is bevestigd dat daartoe van de zijde van [X] c.s. niet is/zal worden overgegaan.

6.9. In de rechtsverhouding tussen [X] c.s. en Vereniging COM, waarin sprake was van een onbezoldigd bestuur van [X] c.s. in SSF COM en waarin in de statuten van SSF COM niet is voorzien in formaliteiten en termijnen voor het ontslag op grond van gewichtige redenen, terwijl daarnaast niet expliciet gesteld en voorshands evenmin aannemelijk is dat sprake is van strijdigheid met de wet bij het nemen van het ontslagbesluit, kan in het kader van dit kort geding niet geoordeeld worden dat, mede gelet op het reeds gedurende lange tijd bestaande debat tussen partijen, sprake is van een rauwelijks door Vereniging COM genomen ontslagbesluit, zoals door [X] c.s. is betoogd. Dit geldt ook ondanks dat eerder zou zijn aangekondigd dat Vereniging COM een ontslagprocedure bij de rechtbank zou entameren; immers, een reactie op de brieven d.d. 17 februari en 2 maart 2012 bleef geheel uit (dit is onweersproken gesteld), terwijl tegelijkertijd de (eerdere dan wel latere) ontvangst van deze brieven door een ieder van [X] c.s. niet in geschil lijkt. Niet aannemelijk is dat in onvoldoende mate sprake is geweest van hoor en wederhoor, ook niet op het specifieke punt van het ontslag, nu, zoals [X] c.s. zelf ook stelt, de discussie over de te volgen koers en aanverwante zaken in SSF COM al jaren bestaat en er voorts bijna 1,5 maand gelegen is tussen de brieven d.d. 17 februari 2012 en 29 maart 2012. Nu de brief d.d. 8 februari 2012 door allen van [X] c.s. is ondertekend heeft het ontslagbesluit betrekking op alle (voormalig) bestuurders, vooralsnog zonder onderscheid naar persoon en functie. Het beroep van [X] c.s. op het bepaalde in artikel 2:8 BW mag hem daarbij niet baten. Het ligt in het onderhavige geval voorts redelijkerwijs niet voor de hand dat de weg van artikel 2:298 BW als eerste door het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM bewandeld had moeten worden, nu Vereniging COM heeft aangegeven rekening te hebben willen houden met de eventuele toekomstige belangen van [X] c.s., zulks gelet op het bepaalde in artikel 2:298 lid 3 BW.

6.10. Vooralsnog dient er dan ook vanuit gegaan te worden dat het op 27 maart 2012 genomen ontslagbesluit geldend is en dat [Y] c.s. als bestuur van SSF COM geldig door het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM is benoemd. Dit leidt ertoe dat de vordering die ertoe strekt Vereniging COM te verbieden uitvoering te geven aan het ontslagbesluit zal worden afgewezen. Reeds in het verlengde daarvan, althans bij gebrek aan belang (ten aanzien van de vordering weergegeven onder 3.1 sub 4), moeten de hiervoor onder 3.1 sub 2 tot en met 7 weergegeven vorderingen eveneens worden afgewezen. Met de vermelding van het ontslag van [X] c.s./de benoeming van [Y] c.s. als bestuurder van SSF COM op de website van Vereniging COM en in het ledenblad ‘Houwe Zo’ is er, indien en voor zover [X] c.s. dit heeft willen betogen, gelet op het voorshands geldig genomen ontslagbesluit, geen sprake van dat de inhoud en de strekking van de vermeldingen onrechtmatig van aard zouden zijn, althans is de onrechtmatigheid daarvan betwist door Vereniging COM.

6.11. De voorzieningenrechter acht het volgende nog van belang om op te merken. Niet in geschil tussen partijen lijkt te zijn dat de leidraad in de rechtsverhouding tussen partijen is het geven van uitvoering aan de sociale doelstelling van SSF COM ten behoeve van de doelgroep. Niet aannemelijk is dat het door [Y] c.s. te voeren bestuur in SSF COM in hoofdlijnen en in oogmerk afwijkend zal zijn van dat van [X] c.s. en dat [Y] c.s. niet zelfstandig, doch afhankelijk van Vereniging COM, zal opereren. Van (andere) feiten en/of omstandigheden op grond waarvan het huidige bestuur niet zou kunnen aanblijven is niet gebleken noch zijn deze concreet en met stukken onderbouwd gesteld. In het kader van de sociale doelstelling van SSF COM en haar doelgroep acht de voorzieningenrechter het raadzaam dat partijen de effecten van de onderhavige beslissing zullen bevriezen door, al dan niet onder begeleiding van een mediator, in constructief overleg te treden. Partijen blijven anders immers in de impasse verkeren waarin zij zich – al langere tijd – bevinden (naar verwachting van de voorzieningenrechter was dit overigens niet anders geweest als de vorderingen zouden zijn toegewezen). Indien partijen in staat zijn met neutrale en redelijke blik dit overleg in te gaan (van hen kan en mag dit verwacht worden) en te spreken over de definitief te varen koers in SSF COM (en daarmee samenhangend mogelijk een statutenwijziging), zal de continuïteit van het onder waarborgen verlenen van (financiële) steun aan oud-mariniers en/of hun nabestaanden, al dan niet via SSF COM, geborgd lijken te zijn.

Proceskosten

6.12. [X] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De (totale) kosten aan de zijde van Vereniging COM en de gevoegde partij SSF COM worden begroot op:
– griffierecht € 575,00
– salaris advocaat € 816,00
Totaal € 1.391,00

7. De beoordeling in reconventie in de hoofdzaak
Geschikt voor behandeling in kort geding?

7.1. Indien en voor zover [X] c.s. ter zitting (zie punten 15 en 16 van de pleitaantekeningen van mr. Mulder) heeft willen betogen dat de onderhavige zaak in reconventie te ingewikkeld is om in kort geding te worden behandeld, volgt de voorzieningenrechter dit standpunt niet. Zowel vanuit feitelijk als juridisch oogpunt is het thans voorliggende reconventionele geschil niet dusdanig ingewikkeld en omvangrijk te achten dat beslechting daarvan in kort geding niet mogelijk is.

Beoordeling van het materiële geschilpunt

7.2. De vordering in reconventie richt zich tegen [X] c.s. Vereniging COM vraagt – op vennootschapsrechtelijke gronden, teneinde [Y] c.s. in staat te stellen zijn bestuurlijke taken uit te voeren, – afgifte van de (financiële) administratie van SSF COM over de jaren 2011 en 2012. Het spoedeisend belang daarbij volgt reeds uit de aard van de vordering, waarbij mede de termijnen genoemd in artikel 8 van de statuten van SSF COM in aanmerking zijn genomen.

Als uitgangspunt moet gelden dat een vennootschap eigenaar is van haar eigen boeken, administratie en aanpalende stukken. In beginsel is het vragen van afgifte van deze stukken dus voorbehouden aan de vennootschap zelf en haar bestuurders. SSF COM noch het zittende bestuur heeft daartoe evenwel een (zelfstandige) vordering ingesteld. Immers, SSF COM is in dit geding slechts toegelaten om zich te voegen aan de zijde van Vereniging COM, hetgeen inhoudt dat zij Vereniging COM ondersteunt en niet dat zij een zelfstandig vorderingsrecht geldend heeft gemaakt.
Blijkens artikel 8 leden 3 en 5 van de statuten van SSF COM dient het bestuur van SSF COM de door dit bestuur op te stellen balans en de staat van baten en lasten op te maken en op papier te stellen, waarna deze aan het Dagelijks Bestuur van Vereniging COM dienen te worden gestuurd ter goedkeuring. Dit op grond van de statuten bestaande recht tot goedkeuring van financiële stukken van SSF COM door Vereniging COM en daarmee (min of meer) op inzage in die stukken is aan te merken als een afgeleid recht (van het bepaalde in artikel 8 lid 2 van de statuten, zie voorts artikel 2:10 BW) dat thans te weinig is om de vordering tot afgifte toe te wijzen.

Proceskosten

7.3. Vereniging COM en SSF COM zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [X] c.s. worden, gelet op de samenhang die bestaat tussen de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak, begroot op:
– salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
-Totaal € 408,00

8. De beslissing
De voorzieningenrechter

in het incident

8.1. laat SSF COM als gevoegde partij toe aan de zijde van Vereniging COM,

8.2. compenseert de kosten van de procedure in het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

8.3. wijst het meer of anders gevorderde af,

in conventie in de hoofdzaak
8.4. verklaart SSF COM niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens Vereniging COM,

8.5. wijst de vorderingen van [X] c.s. af,

8.6. veroordeelt [X] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Vereniging COM en SSF COM tot op heden begroot op € 1.391,00,

8.7. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

in reconventie in de hoofdzaak
8.8. wijst de vorderingen af,

8.9. veroordeelt Vereniging COM en SSF COM in de proceskosten, aan de zijde van [X] c.s. tot op heden begroot op € 408,00,

8.10. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Onrechtmatige weigering toelating lid

Rechtbank Alkmaar 8 september 2011, LJN BX8540 (Traditioneel Gerij)


In beginsel houdt de vrijheid van vereniging ook in dat een vereniging leden kan weigeren. In bepaalde gevallen wordt dit onrechtmatig gevonden door de rechter, zoals in deze zaak. Van belang lijkt te zijn dat het gaat om een nationale sportbond en er dus geen alternatieve vereniging is. Daarnaast kan het bestuur geen loyaliteit aan het bestuur eisen, omdat de vrijheid van meningsuiting, ook wat betreft kritiek op het bestuur, een fundamenteel beginsel van het Nederlandse verenigingsrecht is.

vonnis
RECHTBANK TE ALKMAAR


Vonnis in kort geding van 8 september 2011
in de zaak van [NAAM EISER],


tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
[NAAM GEDAAGDE],

2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van diverse historische rijtuigen. [eiser] ment deze rijtuigen, hetgeen wordt aangeduid als traditioneelgerij.


2.2. [eiser] ment eveneens rijtuigen van derden, waaronder het rijtuig van [naam]. Laatstgenoemde is eigenaar van een rijtuig, maar verkiest niet (meer) zelf te rijden. In 2009 heeft [eiser] met het rijtuig van [naam] het Nederlands Kampioenschap (NK) traditioneel gerij gewonnen en hierdoor is [eiser] de facto aan te merken als titelverdediger.


2.3. De [gedaagde] is een vereniging die zich bezig houdt me traditioneel gerij. In de statuten van de [gedaagde] is in artikel 2 onder andere bepaalddat de vereniging als doel heeft een organisatie in stand te houden en te leiden ter bewaring en vermeerdering van de kennis van authentieke rijtuigen en aanspanningen. Het lidmaatschap staat ingevolge art. 5 lid 1 open voor (onder meer) natuurlijke personen in het bezit van een authentieke aanspanning.


2.4. In artikel 22 van het reglement klassenritten [gedaagde] is bepaald dat deelnemers aan een klassementsrit die geen lid zijn van de [gedaagde] geen kandidaat kunnen zijn voor deelname aan het NK indien zij zich niet drie weken voor het NK hebben aangemeld als lid en de contributie hebben voldaan.


2.5. In artikel 6, eerste lid, onder a en d, van de statuten van de [gedaagde] is bepaald dat leden verplicht zijn de statuten en reglementen van de [gedaagde] en de besluiten van de organen van de [gedaagde] na te leven respectievelijk de belangen van de [gedaagde] in het algemeen en/of van de paardensport te bevorderen en niet te schaden.


2.6. Bij brief van 21 maart 2010 heeft [eiser] zijn lidmaatschap bij de [gedaagde] opgezegd. [eiser] heeft zich op 13 augustus 2011 (opnieuw) opgegeven als lid en op 17 augustus 2011 een bedrag aan contributie betaald van [euro] 20,00. Bij brief van 19 augustus 2011 heeft de [gedaagde] de ontvangst van de aanmelding van [eiser] bevestigd. In deze brief is voor de aanmelding als voorwaarde gesteld dat [eiser] zich in de toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde] en zich aan de statuten en reglementen te houden. Bij e-mail van 19 augustus 2011 heeft [eiser] bevestigd hiermee akkoord te gaan.

2.7. Bij brief van 28 augustus 2011 heeft de [gedaagde] aan [eiser] laten weten dat hij in zijn reactie van 19 augustus 2011 niet aan alle voorwaarden heeft voldaan die de [gedaagde] heeft gesteld. 


4. De beoordeling
Voorvragen


4.1. De [gedaagde] heeft allereerst de bevoegdheid van de voorzieningenrechter bestreden. Volgens haar stond voor [eiser] een alternatieve rechtgang open: hij had zich schriftelijk tot de algemene ledenvergadering kunnen wenden met het verzoek stappen te nemen die er toe leiden dat [eiser] als lid wordt toegelaten.


4.2. De voorzieningrechter is van oordeel dat deze mogelijkheid niet als alternatieve rechtsgang kan worden beschouwd en dat het bestaan daarvan, wat daarvan verder zij, reeds daarom geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheid van de rechter in kort geding.


4.3. De [gedaagde] heeft voorts het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering betwist. Volgens de [gedaagde] heeft [eiser] zich eerst op 13 augustus 2011 als lid aangemeld en was reeds twee jaar lang bekend wanneer het NK plaats zou vinden. [eiser] had dan ook al een jaar geleden een bodemprocedure aanhangig kunnen maken. [eiser] heeft hiertegen ingebracht dat hij er redelijkerwijs geen rekening mee heeft kunnen houden dat hij niet zou worden toegelaten bij herinschrijving. Dat is niet weersproken. Gelet hierop oordeelt de voorzieningenrechter dat [eiser] een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering.


Ten gronde


4.4. Niet in geschil is dat de beslissing van de [gedaagde] om [eiser] niet als lid toe te laten is genomen binnen het kader van wet, statuten en reglementen. Bij de beoordeling van de over en weer ingenomen standpunten is dan ook uitgangspunt dat het bestuur als terzake bevoegd orgaan de vrijheid heeft om vast te stellen of er gronden zijn om iemand die aan de formele criteria voor toelating voldoet, niettemin als lid te weigeren. De rechter past terzake terughoudendheid. Slechts indien aannemelijk is dat het bestuur in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen, kan een voorlopige voorziening op haar plaats zijn.


4.5. Ter zitting heeft de [gedaagde] gesteld dat [eiser] niet aan alle aan hem gestelde voorwaarden heeft voldaan, omdat hij zich niet loyaal heeft verklaard jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde]. Desgevraagd heeft de [gedaagde] verklaard dat deze voorwaarde erop is gericht dat [eiser]zijn lidmaatschap niet direct weer opzegt na het NK en dat [eiser] verder niets toevoegt aan de vereniging.


4.6. [eiser] heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij niet voornemens is zijn lidmaatschap na het NK weer te beëindigen. Verder heeft hij aangegeven dat hij wenst bij te dragen aan de kwaliteit van de rijsport. [eiser] heeft erop gewezen dat hij zich in het verleden ook altijd verdienstelijk heeft gemaakt voor de vereniging. 


4.7. De voorzieningenrechter oordeelt hieromtrent als volgt. Gegeven het werkterrein van de vereniging en de toelatingsregeling in de staturen moet worden aangenomen dat het bestuur in geval van weigering om een belangstellende die aan de voorwaarden voor het lidmaatschap voldoet als lid toe te laten de plicht heeft om dat besluit te voorzien van een deugdelijke motivering. Aan die verplichting heeft het bestuur in casu niet voldaan, ook niet na aanvulling van de motivering ter zitting. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter het volgende.


4.8. Voor zover de motivering erop berust dat [eiser] niet met zoveel woorden heeft verklaard dat hij zich in de toekomst loyaal zal opstellen jegens de leden en het bestuur van de [gedaagde], wordt allereerst opgemerkt dat de wet en de statuten deze eis niet stellen en dat de eis zich ook niet verdraagt met het in fundamentele rechtsbeginselen van de Nederlandse rechtsorde verankerde uitgangspunt dat democratie – ook verenigingsrechtelijke democratie – wordt gediend met vrijheid van meningsuiting, ook indien dat een het bestuur of andere leden onwelgevallige mening behelst.


4.9. De [gedaagde] heeft erop gewezen dat er inhet verleden onenigheid is geweest tussen [eiser] en het bestuur en dat de vrees bestaat dat [eiser] de in het verleden gevoerde discussie weer zal aanwakkeren. [eiser] heeft in reactie laten weten dat hij geenszins van plan is “oude koeien uit de sloot te halen” en dat hij het doel en de belangen van de vereniging een warm hart toedraagt en zich daarvoor wil inzetten. Daarmee lijkt voldoende verzekerd dat het bestuur mag rekenen op een constructief samenwerkend lid.


4.10. Ten slotte heeft de [gedaagde]gesteld dat vele leden verbolgen waren over de artikelen in “Mensport”. Zij is bevreesd dat er reuring zal ontstaan indien [eiser] weer en dat andere leden hun lidmaatschap zullen beëindigen. 


4.11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de [gedaagde] – mede gelet op hetgeen hiervoor over het democratisch karakter van een vereniging is opgemerkt – volstrekt niet onderbouwd dat [eiser] zich zodanig heeft gedragen dat dit in redelijkheid een grond zou kunnen zijn omhem toelating als lid te weigeren. Tegenover betwisting door [eiser] heeft de [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat hij de hand heeft gehad in de artikelen in Mensport, noch daargelaten dat de inhoud daarvan de grenzen van het betamelijke geenszins overschrijdt. Ook heeft de [gedaagde] niet aannemelijk gemaakt dat een terugkeer van [eiser] als lid tot schade voor de vereniging zou kunnen leiden. Daarvoor is meer nodig dan het risico dat enkele andere leden hun lidmaatschap zullen opzeggen. Ook dat risico is overigens niet aannemelijk gemaakt.


4.12. Gelet op het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de [gedaagde] in redelijkheid niet tot haar beslissing heeft kunnen komen om [eiser] als lid te weigeren. De gevorderde voorziening komt daarom voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. 


4.13. De [gedaagde] heeft ter zitting heeft aangegeven bereid te zijn [eiser] in te schrijven als lid, zij het voorwaardelijk: [eiser] wordt lid tot de eerstvolgende algemeneledenvergadering en over zijn toelating na dat tijdstip wordt door het bestuur beslist gehoord die vergadering. Zij heeft op die grond bepleit dat een kostenveroordeling achterwege blijft.


4.14. Dat pleidooi wordt niet gevolgd. Het voorstel is door de [gedaagde] eerst aan het slot van de zitting en dan nog op aangeven van de voorzieningenrechter gedaan. Bovendien komt het voorstel op een belangrijk punt niet tegemoet aan de door [eiser] ingestelde vordering: [eiser] wil herstel vanzijn status als volwaardig lid. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat [eiser] bij dat herstel spoedeisend belang heeft, nu niet onaannemelijk is dat de voorlopige oplossing die de [gedaagde] aanhangt binnen de wereld van het traditioneel gerij – waarbinnen [eiser] een bekende persoon is – stigmatiserend zou kunnen uitwerken, zoals [eiser] heeft betoogd. Dat brengt mee dat de [gedaagde] moet worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

Royement (Slagvast)

Hof Den Haag 14 febrauri 2012,  LJN BV5605 (Slagvast)


Lid wordt geroyeerd na 30 jaar lidmaatschap en 10 jaar bestuurslidmaatschap. Dat kan, maar de procedure duurt wel op de dag af 4 jaar. Gerechtelijke vernietiging van ALV besluit tot bevestiging van bestuursbesluit tot ontzetting tast het bestuursbesluit niet aan. 

Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-GRAVENHAGE
in de zaak van

[X.], appellante, tegen:

SPORTVERENIGING SLAGVAST-KAMPERLAND,
geïntimeerde, hierna te noemen: Slagvast,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 1 november 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Middelburg onder nummer 71245 / HA ZA 10-12 gewezen vonnis van 30 juni 2010.

8 De verdere beoordeling

8.1.1 Slagvast is een tennisvereniging. [appellante] is vanaf ongeveer 1980 lid van Slagvast geweest.

8.1.2 Bij brief van 26 juli 2007 heeft het bestuur van Slagvast [appellante] meegedeeld dat zij per direct wordt geschorst als lid van Slagvast naar aanleiding van een brief die zij aan één van de leden van Slagvast heeft gezonden en eerdere incidenten.

8.1.3 Bij brief van 2 augustus 2007 heeft het bestuur van Slagvast [appellante] in kennis gesteld van haar definitieve besluit van 1 augustus 2007 om de opgelegde schorsing te handhaven tot en met de eerst komende Algemene Ledenvergadering. Het bestuur heeft tevens aangekondigd dat zij tijdens deze Algemene Ledenvergadering een voorstel tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap zal indienen.

8.1.4 Bij brief van 14 februari 2008 heeft het bestuur van Slagvast [appellante] meegedeeld dat het heeft besloten haar uit het lidmaatschap van Slagvast te ontzetten en haar gewezen op de mogelijkheid van schriftelijk bezwaar.

8.1.5 Bij brief van 29 februari 2008 aan de Algemene Ledenvergadering van Slagvast heeft de (toenmalige) advocaat van [appellante] meegedeeld bezwaar te maken tegen, respectievelijk in beroep te komen van, het besluit van het bestuur tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast.

8.1.6 Bij brief van 16 maart 2008 heeft het bestuur van Slagvast [appellante] meegedeeld dat het bezwaar zou worden behandeld in de Algemene Ledenvergadering van 21 maart 2008 en dat [appellante] geen toegang had tot die vergadering.

8.1.7 Bij brief van 5 april 2008 heeft het bestuur van Slagvast [appellante] meegedeeld dat de Algemene Ledenvergadering op 21 maart 2008 heeft ingestemd met het besluit van het bestuur tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast. Van de 50 aanwezige seniorleden hebben 49 voor het besluit gestemd en 1 tegen.

8.1.8 Bij verstekvonnis van de rechtbank Middelburg van 22 april 2009 is het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 21 maart 2008 vernietigd, voor zover dit ziet op de beslissing van het bestuur van Slagvast om [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast te ontzetten.

8.1.9 Op 8 mei 2009 heeft een nieuwe Algemene Ledenvergadering plaatsgevonden. [appellante] en haar (toenmalige) advocaat waren hierbij aanwezig. De Algemene Ledenvergadering heeft gestemd over het bestuursbesluit van 14 februari 2008 tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast. Met 38 stemmen voor, 2 stemmen tegen en 2 onthoudingen is het bestuursbesluit bekrachtigd.

8.1.10 Bij brief van 1 december 2009 aan de secretaris van Slagvast heeft [appellante] meegedeeld dat zij geen schriftelijke bevestiging heeft ontvangen van de mondelinge mededeling aan haar dat zij opnieuw was ontzet uit het lidmaatschap van Slagvast.

8.1.11 Bij brief van 3 december 2009 heeft de advocaat van het bestuur van Slagvast aan [appellante] bevestigd dat de Algemene Ledenvergadering van Slagvast op 8 mei 2009 een beslissing heeft genomen op het door haar ingediende bezwaarschrift, waarbij 38 van de 42 stemgerechtigde leden hebben ingestemd met haar royement als lid van Slagvast.

8.2.1 [appellante] vordert zowel in eerste aanleg als in hoger beroep vernietiging van het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009, voor zover dit ziet op de beslissing om [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast te ontzetten, primair op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW en subsidiair op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW. Voorts vordert zij haar toe te laten tot de terreinen en gebouwen van Slagvast op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag of gedeelte daarvan bij gebreke daarvan, met een maximum van € 10.000,- en Slagvast te veroordelen aan haar een bedrag van € 2.500,- te voldoen als vergoeding van door haar geleden immateriële schade. Tot slot vordert [appellante] Slagvast te veroordelen in de proceskosten.

8.2.2 Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] afgewezen. De rechtbank was van oordeel dat het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 niet vernietigbaar was wegens strijd met een statutaire of wettelijke bepaling betreffende de totstandkoming van besluiten of strijd met de redelijkheid en billijkheid. [appellante] kan zich met dit vonnis niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.

8.3 Het gaat in hoger beroep om de vraag of het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009, voor zover dit ziet op de beslissing om [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast te ontzetten, vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 BW wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen of wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. In dit kader zijn artikel 2:35 lid 1, 3 en 4 BW en artikel 10 van de statuten van Slagvast van belang. Artikel 10 van de statuten van Slagvast luidt, voor zover hier aan de orde :

1. Het lidmaatschap van een lid van de vereniging eindigt door:
a. …
b. …
c. ontzetting.
2. Gronden voor ontzetting uit de vereniging zijn:
a. nalatigheid in het voldoen van de aan het lid door de vereniging opgelegde financiële verplichtingen;
b. handelen in strijd met de statuten, huishoudelijk reglement en/of andere door de Algemene Ledenvergadering vastgestelde reglementen of regelingen;
c. het bij voortduring schaden van de belangen van de vereniging.
3. De ontzetting wordt door het bestuur uitgesproken.
4. Een lid van het lidmaatschap ontzet op de gronden als genoemd in lid 2 van dit artikel wordt van deze ontzetting door het bestuur bij aangetekend schrijven mededeling gedaan.
5. Het lid bedoeld in het voorgaande lid kan tegen zijn ontzetting binnen een maand na ontvangst van het desbetreffende schrijven schriftelijk bezwaar indienen bij het bestuur.
6. Het bestuur brengt de inhoud van het bezwaarschrift ter kennis van de Algemene Ledenvergadering, welke vergadering op het bezwaarschrift bij schriftelijke stemming een definitieve beslissing neemt. Tot het tijdstip waarop het definitieve besluit van de Ledenvergadering is genomen, blijft het lid van het lidmaatschap ontzet.
7. …

8.4 De eerste drie grieven van [appellante] richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van strijd met een statutaire of wettelijke bepaling betreffende de totstandkoming van besluiten. [appellante] voert in haar eerste grief aan dat na het vonnis van de rechtbank Middelburg van 22 april 2009 een nieuw bestuursbesluit genomen had moeten worden en dat de Algemene Ledenvergadering een beslissing had moeten nemen over dit nieuwe bestuursbesluit in plaats van een nieuwe beslissing over het bestuursbesluit van 14 februari 2008. Volgens [appellante] is ook het bestuursbesluit van 14 februari 2008 door het vonnis van de rechtbank Middelburg van 22 april 2009 vernietigd. Het besluit is destijds niet op de juiste wijze tot stand gekomen, noch op de juiste wijze aan [appellante] kenbaar gemaakt. Deze gebreken kunnen niet worden verholpen door een nieuwe beslissing van de Algemene Ledenvergadering.

8.5 Het hof stelt voorop dat indien een besluit van een bestuursorgaan (bedoeld zal zijn: orgaan, red.) in strijd is met een statutaire of wettelijke bepaling betreffende de totstandkoming van besluiten in de zin van artikel 2:15 lid 1 BW, dit besluit op grond van artikel 2:15 lid 3 BW alleen door de rechter vernietigd kan worden. De rechtbank Middelburg heeft in haar vonnis van 22 april 2009 het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 21 maart 2008 tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap vernietigd, niet het bestuursbesluit van 14 februari 2008. Vernietiging van een besluit van de Algemene Ledenvergadering over een bestuursbesluit leidt niet van rechtswege tot vernietiging van dat bestuursbesluit. Dit betekent dat het bestuur geen nieuw besluit tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast hoefde te nemen. Immers het bestuursbesluit van 14 februari 2008 is in stand gebleven. De Algemene Ledenvergadering diende naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Middelburg van 22 april 2009 een nieuw besluit te nemen over het bestuursbesluit van 14 februari 2008. Gezien het voorgaande behoeft de stelling dat het bestuursbesluit niet op de juiste wijze tot stand is gekomen en kenbaar is gemaakt, geen bespreking en faalt de eerste grief.

8.6 [appellante] voert in haar tweede grief aan dat het bijeenroepen van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, gezien het beperkte aantal leden dat aanwezig was. Volgens [appellante] is niet duidelijk of alle leden uitgenodigd waren en was de opkomst bij eerdere Algemene Ledenvergaderingen aanmerkelijk hoger. Slagvast heeft deze stellingen gemotiveerd betwist. Zij stelt onder meer dat op 15 april 2009 aan alle leden een uitnodiging voor de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 is verzonden onder meezending van de agenda. Voorts stelt Slagvast dat een opkomst van 42 stemgerechtigde leden (van de in totaal 180 leden, waaronder 20 jeugdleden) een gebruikelijke opkomst is bij de Algemene Ledenvergadering van Slagvast. Tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft mevrouw [bestuurslid], bestuurslid van Slagvast, verklaard dat in de jaren vóór de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 dertig leden aanwezig waren.
Het hof is van oordeel dat [appellante], gelet op de gemotiveerde betwisting door Slagvast, onvoldoende nader heeft onderbouwd dat en in hoeverre het bijeenroepen van de Algemene Ledenvergadering niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden en dat de opkomst bij eerdere Algemene Ledenvergaderingen aanmerkelijk hoger was. Ook de tweede grief faalt derhalve.

8.7. [appellante] voert in haar derde grief aan dat op de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 haar bezwaarschrift voor de stemming onvoldoende inhoudelijk is behandeld. Pas na de stemming kreeg haar toenmalige raadsman het woord en konden de bezwaren verder uiteen gezet worden. Ook deze grief faalt. Uit het door Slagvast als productie 1 bij de conclusie van antwoord in eerste aanleg overgelegde (concept)verslag van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009, blijkt dat de raadsman van [appellante] voor de stemming aan het woord is geweest en de bezwaren van [appellante] uiteen heeft gezet. Voorts blijkt uit dit verslag dat de voorzitter aan [appellante] en haar raadsman heeft gevraagd of zij voldoende gelegenheid hebben gekregen om hun verhaal te doen en dat daarop bevestigend is geantwoord. [appellante] heeft niet dan wel onvoldoende onderbouwd gesteld dat de inhoud van het verslag van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 niet juist is.

8.8 De vierde grief van [appellante] richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. [appellante] voert aan dat zij nooit een correcte uiteenzetting heeft gekregen over de achterliggende redenen waarom zij uit het lidmaatschap werd ontzet. Voorts voert zij aan dat er geen grond was om haar uit het lidmaatschap te ontzetten. Er was van haar zijde geen sprake van ongewenst en onacceptabel gedrag jegens andere (bestuurs)leden. Tevens voert [appellante] onder meer aan dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is dat zij wel uit het lidmaatschap is ontzet, terwijl de gedragingen van andere (bestuurs)leden zijn gedoogd.
Voor de vraag of het besluit van de Algemene Ledenvergadering van 8 mei 2009 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist, dient bekeken te worden of de Algemene Ledenvergadering, bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen van Slagvast en degenen die krachtens de wet en de statuten bij de organisatie van Slagvast zijn betrokken, in redelijkheid en naar billijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. Naar het oordeel van het hof heeft de Algemene Ledenvergadering in redelijkheid kunnen komen tot het besluit tot ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap van Slagvast.
Het hof is van oordeel dat uit de correspondentie tussen het bestuur en [appellante] de redenen voor de ontzetting voldoende duidelijk blijken, zodat de stelling van [appellante] dat zij daarover niet of onvoldoende is ingelicht geen doel treft. Bij brief van 26 juli 2007 wordt [appellante] door het bestuur geschorst vanwege de brief van 25 juli 2007 die zij aan de heer [Y.] heeft verzonden en vanwege eerdere incidenten. Uit de uitgebreide correspondentie tussen [appellante] en het bestuur voorafgaand aan 26 juli 2007, die in eerste aanleg bij de dagvaarding en de conclusie van antwoord is overgelegd, blijkt om welke incidenten het gaat en dat dit op 26 juli 2007 ook aan [appellante] duidelijk is geweest. Uit de brief van het bestuurvan 14 februari 2008 aan [appellante] blijkt dat deze incidenten, alsmede het feit dat zij tijdens de schorsing zich, ondanks een verbod daartoe, de toegang heeft verschaft tot het tenniscomplex, hebben geleid tot het besluit tot ontzetting. Het bestuur vermeldt tevens de statutaire gronden voor ontzetting, namelijk dat [appellante] door haar handelen voor en tijdens de schorsing voortdurend de belangen van Slagvast schaadt en dat zij tevens in strijd handelt met de statuten en het huishoudelijk reglement. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen moet uit bedoelde correspondentie, waarvan de inhoud door [appellante] niet, dan wel onvoldoende, is betwist, worden geconcludeerd dat er van de zijde van [appellante] ongewenst en onacceptabel gedrag jegens andere (bestuurs)leden heeft plaatsgevonden. Door dit gedrag wordt Slagvast op onredelijke wijze benadeeld. [appellante] stelt dat juist andere leden van Slagvast zich onbetamelijk gedroegen en dat zij die leden daarop heeft aangesproken. Wat hiervan zij, dit doet niets af aan de laakbare manier waarop [appellante] zelf zaken aan de orde heeft gesteld. Ook indien wordt meegenomen dat [appellante] reeds dertig jaar lid was van Slagvast en tien jaar bestuurslid is geweest, is het hof van oordeel dat de Algemene Ledenvergadering – gehoord de bezwaren van de zijde van [appellante] tegen het bestuursbesluit – in redelijkheid de belangen van Slagvast bij ontzetting van [appellante] uit het lidmaatschap zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van [appellante] bij voortduring van het lidmaatschap. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het gaat om meerdere incidenten, verspreid over een aantal jaren, dat [appellante] diverse malen schriftelijk is gewaarschuwd en gewezen op de mogelijke consequenties van haar gedrag en dat dit niet heeft geleid tot een andere houding en andere toon van [appellante]. Dit betekent dat ook de vierde grief faalt.

8.9 Doordat de eerste vier grieven falen, faalt ook de vijfde grief. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

9 De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

Uitleg statuten (Winkeliersvereniging Rembrandt)

Rb. Haarlem 22 maart 2012 LJN BW2217 (Winkeliersvereniging Rembrandt)

Winkeliersvereniging. Quasi-VVE. Vereniging vordert contributiebetaling van eigenaars appartementsrecht die winkelruimte verhuren. Partijen zijn het erover eens dat gedaagden op grond van een bepaling in het eigendomsbewijs van het appartementsrecht lid zijn van de vereniging. (Dit lijkt mij overigens onjuist.) Uitleg statuten. Uit de structuur van de statuten volgt dat gedaagden “adviserende leden” zijn en geen “leden” en dus geen contributie hoeven te bepalen. Overweging ten overvloede t.a.v. free-riders problematiek.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
datum uitspraak: 22 maart 2012

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
WINKELIERSVERENIGING REMBRANDT

tegen gedaagden

2. De feiten
2.1. De Winkeliersvereniging Rembrandt heeft tot doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de ondernemers gevestigd aan een deel van de [adres] te [vestigingsplaats].

2.2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 15 juli 1988 het appartementsrecht verkregen dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de winkelruimte met achtergelegen uitbouw aan [adres] te [vestigingsplaats]

2.3. In artikel 30 lid 4 van het eigendomsbewijs staat het volgende: ‘Het lidmaatschap van de vereniging is van rechtswege verbonden aan de hoedanigheid van appartementseigenaar. Daarnaast zal aan de hoedanigheid van appartementseigenaar (…) verbonden zijn het lidmaatschap van de te [vestigingsplaats] gevestigde vereniging Winkeliersvereniging Rembrandt, zoals deze werd opgericht bij akte (….)’.

2.4. De statuten van de Winkeliersvereniging Rembrandt vermelden het volgende: ‘
LIDMAATSCHAP
Artikel 4
1. De vereniging bestaat uit leden en kent adviserende leden, donateurs en ereleden.
2. Leden zijn:
a. de natuurlijke personen, die lid zijn van de Vereniging van Eigenaars gebouw [adres] (…) 104-162, te [vestigingsplaats] en zelf dan wel middels een (mede) aan hen toebehorende rechtspersoon of personenvennootschap een bedrijf exploiteren in de winkelruimte tot het uitsluitend gebruik waarvan het appartementsrecht, op grond waarvan zij lid van een der voornoemde verenigingen zijn, recht geeft;
b. de rechtspersonen, die lid zijn van een der vier hiervoor genoemde verenigingen en zelf dan wel middels een (mede) aan hen toebehorende rechtspersoon of personenvennootschap een bedrijf exploiteren in de winkelruimte tot het uitsluitend gebruik waarvan het appartementsrecht, op grond waarvan zij lid zijn van een der voornoemde verenigingen, recht geeft.
c. de natuurlijke- en rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen, die geen lid zijn van een der vier hiervoor genoemde verenigingen, doch een bedrijf exploiteren in het hiervoor in artikel 2 omschreven gebied, zich daartoe hebben aangemeld, voldoende zekerheid bieden voor nakoming van hun financiële verplichtingen en als lid zijn toegelaten.
3. Adviserende leden zijn de natuurlijke en rechtspersonen, die lid zijn van een der vier hiervoor genoemde verenigingen en de winkelruimte tot het uitsluitend gebruik waarvan het appartementsrecht, op grond waarvan zij lid zijn van een der voornoemde vereniging, recht geeft, hebben verhuurd of verpacht of onder welke andere titel ook in gebruik hebben afgestaan aan een of meer andere natuurlijke personen en/of een of meer andere niet (mede) aan hen toebehorende rechtspersonen of personenvennootschappen.
(…)
Artikel 9
De leden en de donateurs zijn gehouden tot het betalen van een jaarlijkse bijdrage, die door de algemene vergadering jaarlijks, op voorstel van het bestuur, wordt vastgesteld. Zij kunnen daartoe in categorieën worden ingedeeld, die een verschillende bijdrage betalen’.

2.5. Winkeliersvereniging Rembrandt heeft het incasseren van de contributie sinds 1997 laten uitvoeren door de op 14 mei 1997 opgerichte vereniging “Winkeliersvereniging Stadshart [vestigingsplaats]’.

2.6. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben de winkelruimte sinds de datum van de aankoop verhuurd, …
3. De vordering
3.1 Winkeliersvereniging Rembrandt vordert (samengevat)
a. een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] als appartementseigenaar ieder afzonderlijk uit hoofde van hun van rechtswege geldende lidmaatschap van Winkeliersvereniging Rembrandt gehouden zijn tot het betalen van contributie aan Winkeliersvereniging Rembrandt of haar rechtsopvolger; …


5. De beoordeling
5.1 Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van artikel 30 lid 4 van het eigendomsbewijs lid zijn van Winkeliersvereniging Rembrandt. Winkeliersvereniging Rembrandt verbindt aan deze omstandigheid, anders dan [gedaagde 1] en [gedaagde 2], de conclusie dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gehouden zijn contributie te betalen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich ter afwering van hun betalingsverplichting op de tekst van de artikelen 4 en 9 van de statuten van Winkeliersverenging Rembrandt.

5.2 De statuten van Winkeliersvereniging Rembrandt zijn in een notariële akte vastgelegd. Dat betekent dat voor de beoordeling van het voorliggende geschil de structuur en de tekst van de statuten doorslaggevend is. De statuten definiëren in artikel 4 wie de leden zijn. Artikel 9 legt op de leden een betalingsverplichting.

5.3 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn geen leden in de zin van artikel 4 lid 2. Immers, kort gezegd, zijn leden van Winkeliersvereniging Rembrandt in de zin van dit artikellid, zij die lid zijn van één van de Verenigingen van Eigenaars van de verschillende gebouwen aan de [adres] en (tegelijkertijd) een bedrijf exploiteren in de winkelruimte waarop het appartementsrecht recht geeft. Dit laatste doen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet en hebben zij ook nooit gedaan. Zij hebben het appartementsrecht gekocht en van meet af aan de winkelruimte verhuurd en door een derde laten exploiteren.

5.4 De statuten hebben met deze mogelijkheid rekening gehouden in artikel 4 lid 3. Artikel 4 lid 3 ziet op de situatie van [gedaagde 1] en [gedaagde 2], te weten, eigenaars van een appartementsrecht, leden van een van de Vereniging van Eigenaars gebouwen [adres], die de winkelruimte hebben verhuurd. Artikel 4 lid 3 van de statuten definieert deze natuurlijke- en rechtspersonen als adviserende leden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kwalificeren, zoals zij zelf ook betogen, als adviserende leden in de zin van artikel 4 lid 3 van de statuten.

5.5 Vervolgens moet de vraag worden beantwoord wie gehouden zijn tot het betalen van een jaarlijkse bijdrage. Artikel 9 is daar helder over. Leden en donateurs zijn gehouden tot het betalen van een jaarlijkse bedrage. Wie ‘leden’ zijn is gedefinieerd in artikel 4 lid 2. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] vallen daar niet onder. Adviserende leden worden in artikel 9 niet genoemd. Dat is ook niet onlogisch, omdat het doel van Winkeliersvereniging Rembrandt immers is het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de ondernemers gevestigd aan een deel van de [adres] te [vestigingsplaats] en niet het behartigen van de belangen van de eigenaars van de appartementsrechten; daarvoor is de Vereniging van Eigenaars actief. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn mitsdien niet gehouden tot het betalen van een jaarlijkse bijdrage. Mitsdien zal de vordering worden afgewezen.

5.6 Ten overvloede: de kantonrechter realiseert zich dat door deze beoordeling de situatie in de hand wordt gewerkt van ‘free riders’, ondernemers (niet-eigenaars) die een winkel exploiteren aan de [adres] die geen jaarlijkse bijdrage betalen aan Winkeliersvereniging Rembrandt, omdat zij zich niet als lid van deze vereniging hebben aangemeld, maar wel profiteren van de activiteiten van Winkeliersvereniging Rembrandt. Deze situatie wordt evenwel in de hand gewerkt door de inhoud van de statuten die Winkeliersvereniging Rembrandt zelf heeft opgesteld; die statuten geven daarvoor de ruimte. Deze omstandigheid maakt niet dat voor eigenaars, niet-ondernemers- de verplichting ontstaat om een jaarlijkse bijdrage te voldoen en (eventueel) te verleggen naar de ondernemer.

5.7 Omdat Winkeliersvereniging Rembrandt in het ongelijk wordt gesteld, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten.

De beslissing
De kantonrechter:

– wijst de vordering af;

– veroordeelt Winkeliersvereniging Rembrandt tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot en met vandaag worden begroot op € 500,00 aan salaris van de gemachtigde;

– verklaart dit vonnis voor zover het de proceskosten veroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.

Alsnog niet-toelaten lid niet mogelijk (Zwolse Ruiterclub)

Rechtbank Zwolle-Lelystad, 6 april 2012, LJN BW1156 (Zwolse Ruiterclub)


Eerdere omzetting vereniging in stichting (met vastgoed) en nieuwe vereniging. Stichting verkoopt vastgoed aan bestuurder en familie. Toelating lidmaatschap, aanbod en aanvaarding, ongeldig verklaring toelating niet mogelijk, hoor-en-wederhoor bij royement van actief lid. Zwolse manegestrijd. Vordering tegen voorzitter in persoon afgewezen.


Uit Rb. Zwolle, 1-3-2010, LJN BM1708
“2.1. De Ruitersportvereniging Ritsaert was een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid. Deze vereniging is omgezet in Stichting Ruitersport Zwolle Zuid (gedaagde). Door de leden van de omgezette (oude) Ruitersportvereniging Ritsaert is een nieuwe vereniging opgericht met de naam Zwolse Ruiterclub Ritsaert (eiseres).
2.2. De stichting is destijds opgericht om het vermogen (van de oude vereniging) in onder te brengen.Tot dat vermogen behoort onder meer een gebouwencomplex bestaande uit meerdere binnen- en buitenmaneges, stallen, een weide en een kantine (het hierna nader omschreven “Ruitersportcentrum Zwolle”) en paarden en pony’s.”



Het stichtingsbestuur schrapt nu de statutaire link met de Zwolse Ruiterclub en verkoopt het vastgoed aan de penningmeester van de stichting en een dochter van een bestuurslid van de stichting. Enkele personen worden lid van de Zwolse Ruiterclub en vragen om agendering van ontslag van het bestuur op de ALV. Het bestuur verklaart hun lidmaatschap ongeldig. Media spreken van jarenlang plan van bestuurders om manage voor zacht prijsje in handen te krijgen.








Vonnis in kort geding van 6 april 2012in de zaak van
[leden], eisers, tegen
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheidZWOLSE RUITERCLUB “RITSAERT”,gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,2. [gedaagde], in zijn hoedanigheid als voorzitter van de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Zwolse Ruiterclub “Ritsaert”,
2. De feiten2.1. Ritsaert is een vereniging die – kort gezegd – als doelstelling heeft het (doen) beoefenen en bevorderen van de paarden- en/of ponysport. De activiteiten van Ritsaert vinden plaats op het Ruitersportcentrum Zwolle (verder: het ruitersportcentrum).
2.2. De statuten van Ritsaert van 26 april 2011 houden – voor zover van belang – het volgende in:
Artikel 4 lid 1 en 2:
“1. Leden van de vereniging zijn natuurlijke personen. (…). Een lid kan slechts tot het lidmaatschap worden toegelaten indien hij tevens als lid tot de KNHS wordt toegelaten, tenzij het lid reeds uit andere hoofde lid is van de KNHS.
2. De toelating tot de vereniging kan nader worden geregeld in een reglement.”
Artikel 6 lid 1, 3 en 5, eerste zinsnede:
“1. Het lidmaatschap van de vereniging eindigt door het overlijden van het lid, alsmede door opzegging of royement door de vereniging of opzegging door het verenigingslid.”
“3. Opzegging door de vereniging geschiedt door het bestuur. De vereniging kan het lidmaatschap opzeggen tegen het einde van zijn boekjaar. Opzegging door de vereniging kan geschieden wanneer:a. het lid zijn verplichtingen tegenover de vereniging niet of niet tijdig nakomt, waaronder begrepen het niet nakomen van financiële verplichtingen tegenover de vereniging;b. het lid de belangen van de vereniging of van de paardensport schaadt;c. het lid niet voldoet aan de vereisten die de statuten voor het lidmaatschap stellen;d. de KNHS het lid het lidmaatschap opzegt.Voorts kan de vereniging het lidmaatschap met onmiddellijke ingang door opzegging doen beëindigen indien redelijkerwijs van de vereniging niet kan worden verlangd het lidmaatschap te laten voortdurenen/of indien de KNHS het lid het lidmaatschap opzegt.”
“5. Het bestuur is bevoegd een lid te ontzetten uit diens lidmaatschap (royement) wanneer het lid in ernstige mate in strijd handelt met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt.”
Artikel 15, lid 1, 3, 4 en 5
“1. De agenda van de algemene vergadering wordt ten minste drie weken voor de dag van de algemene vergadering ter kennis van de leden gebracht door publicatie in de officiële mededelingen of door toezending aan de leden.”
“3. Uiterlijk twee weken voor de dag van de vergadering van de algemene vergadering kunnen ten minste drie leden voorstellen aan de agenda toegevoegd worden.
4. Het bestuur is bevoegd later ingekomen voorstellen, alsmede eigen voorstellen alsnog op de agenda te plaatsen.
5. De algemene vergadering kan geen besluiten nemen over voorstellen die niet in de agenda zijn vermeld, tenzij de algemene vergadering bij meerderheid anders beslist.”
2.3. Het ruitersportcentrum bestaat uit een terrein met daarop een gebouwencomplex gelegen aan de Hollewandsweg 15-15c te Zwolle. De Stichting Ruitersport Zwolle-Zuid (verder: de stichting) heeft in 2001 – onder meer – het ruitersportcentrum in eigendom verkregen.
2.4. In de statuten van de stichting van 13 april 2001 is in artikel 2 het doel van de stichting vastgelegd. Artikel 2 lid 1 luidde – voor zover van belang – als volgt:
“De stichting heeft ten doel: de instandhouding en exploitatie van een binnen- en buitenmanege ter bevordering van de paardensport in Zwolle en omgeving, alsmede de verbetering van de kwaliteit daarvan, alles in de ruimste zin des woords. Zulks in het bijzonder ten gunste van de Zwolse Ruiterclub “Ritsaert” dan wel de leden van die vereniging. (…).” 
2.5. Op grond van artikel 4 van voornoemde statuten had Ritsaert een benoemingsrecht ten aanzien van ten minste twee en ten hoogste drie bestuursleden in het bestuur van de stichting. 
2.6. In april 2011 zijnde statuten van de stichting gewijzigd. In de nieuwe statuten is de zinsnede dat de stichting ten gunste van de vereniging opereert niet meer opgenomen.
2.7. In artikel 4 lid 2 van de statuten is – voor zover van belang – het volgende bepaald: 
“Het bestuur van de vereniging: Vereniging Zwolse Ruiterclub “Ritsaert”, gevestigd te Zwolle heeft een recht tot voordracht ten aanzien van ten minste twee en ten hoogste drie bestuursleden; (…).”
2.8. Op dit moment hebben drie bestuursleden van Ritsaert zitting in het bestuur van de stichting.
2.9. Eisers sub 1 en 5 tot en met 13 hebben zich begin maart 2012 als niet-rijdend leden van Ritsaert aangemeld. Bij brieven van 1 en 2 maart 2012 heeft [naam A] de lidmaatschappen van hen als niet-rijdende leden bevestigd. In deze brieven is het volgende opgenomen:
“Hierbij bevestig ik uw lidmaatschap als niet-rijdend lid van de Zwolse Ruiterclub Ritsaert en ik dank u voor het aanmelden.
Met vriendelijke groet,[naam A]Secretaris Zwolse Ruiterclub Ritsaert”
2.10. De stichting heeft alle activa, opstallen en andere (on)roerende goederen verkocht. Het erfpachtrecht van het perceel, plaatselijk bekend Hollewandsweg 15, 15A en 15C, te Zwolle, en de opstallen zijn op 15 maart 2012 voor € 250.000,– geleverd aan WIKA Holding B.V., die (middellijk) toebehoort aan [naam B] en [naam C]. [naam B] is bestuurslid van de stichting en [naam C] is dochter van [naam D], eveneens bestuurslid van de stichting. 
2.11. Het bestuur van Ritsaert heeft haar leden schriftelijk uitgenodigd voor een algemene ledenvergadering op 28 maart 2012 onder vermelding van de agendapunten.
2.12. [eiser A], [eiser B] en [eiser C] hebben bij e-mail en brief van 17 maart 2012 het bestuur van Ritsaert verzocht een viertal punten op de agenda van de algemene ledenvergadering te plaatsen. Het betreft de volgende punten:
“1. De aanpassing van de statuten van de stichting in april 20112. De voorgenomen verkoop van de stichting van alle activa, opstallen en andere(on)roerende zaken die destijds aan de vereniging toebehoorden aan een bestuurslid van de stichting en een dochter van een bestuurslid van de stichting.3. Ontslag/schorsing huidig bestuur4. Benoeming nieuw bestuur.” 
2.13. Bij brieven van 22 maart 2012 heeft Ritsaert de inschrijvingen van eisers sub 1 en 4 tot en met 13 als lid ongeldig verklaard. In de brieven staat het volgende vermeld:
“U heeft zich aangemeld als lid van de vereniging Zwolse Ruiterclub Ritsaert, en als zodanig bent u door onze secretaris ingeschreven.
Men kan echter alleen lid worden van onze vereniging indien men diensten afneemt van het Ruitersportcentrum Zwolle, dat wil zeggen indien men rijlessen volgt of een paard in pensionstalling heeft. 
Nu gebleken is dat u noch rijlessen volgt op het Ruitersportcentrum Zwolle, noch een paard in pensionstalling heeft, heeft de secretaris u ten onrechte als lid ingeschreven. 
Middels deze brief wordt uw inschrijving dan ook ongeldig verklaard.” 
2.14. [eiser C] is door Ritsaert bij besluit van 16 maart 2012 met onmiddellijke ingang geroyeerd als lid. Zij is daar enige dagen later bij ongedateerde brief van in kennis gesteld. In de brief is– voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Dit royement is gebaseerd op de volgende overwegingen.1. Door uw acties om de verkoop van het Ruitersportcentrum Zwolle te voorkomen heeft u tevens de vereniging benadeeld. Hiertoe wordt opgemerkt dat de (mede) op uw initiatief verschenen publicaties in “De Stentor” en uw ingezonden brief in deze krant een negatieve uitstraling op de vereniging hebben.2. Daarnaast heeft u leden van de vereniging telefonisch en per mail benaderd om uw verhaal te vertellen met betrekking tot de verkoop van het Ruitersportcentrum Zwolle, waarbij u deze leden dringend verzocht heeft om naar de algemene ledenvergadering te komen om het huidige verenigingsbestuur af te zetten. Tevens heeft u oud leden benaderd om nog even lid van de vereniging te worden zodat ook zij toegang hebben tot de ledenvergadering en dat u bereid bent om de contributie voor hen te betalen.3. In dit kader heeft u gebruik gemaakt van gegevens die de leden van de vereniging in vertrouwen aan het bestuur van de vereniging gegeven hebben. Hiervan had u, alleen al uit privacy-overwegingen, geen gebruik mogen maken.”
2.15. Ritsaert heeft bij brief van 22 maar 2012, gericht aan [eiser B], het verzoek om de agenda van de algemene ledenvergadering aan te vullen met de voorgestelde onderwerpen afgewezen. In de brief is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“Het bestuur richt haar antwoord op dit verzoek alleen aan u, aangezien mevrouw [eiser] geroyeerd is als lid en de inschrijving van [naam E] ongeldig is, omdat hij niet in aanmerking komt voor een lidmaatschap gelet op het beleid dat de vereniging dienaangaande heeft. (Hij neem geen diensten afvan het ruitersportcentrum.)
Uw verzoek om aanvulling van de agenda voor de Algemene Ledenvergadering is, gelet op het bepaalde in artikel 15, derde lid, van de statuten van de vereniging, niet alleen te laat ingediend, maar moet tevens door drie leden worden gedaan. Ingevolge het vierde lid van dit artikel is het bestuur echter bevoegd later ingekomen voorstellen alsnog op de agenda te plaatsen.
Het bestuur zal echter geen gebruik maken van deze bevoegdheid, omdat de eerste twee door u aangevoerde punten geen verenigingsaangelegenheden zijn. Als bestuur zullen wij in de ledenvergadering wel een uitleg geven naar de leden over de verkoop van het Ruitersportcentrum Zwolle.
Evenmin bestaat aanleiding om het derde en vierde punt aan de agenda toe te voegen, aangezien het bestuur geen enkele reden ziet om af te treden.”
3. Het geschil

4. De beoordeling4.1. Ritsaert c.s. heeft gesteld dat zij rauwelijks is gedagvaard, zodat [eiser] c.s. niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vorderingen, althans in de proceskosten moet worden veroordeeld. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het feit dat de ene partij de andere partij zonder voorafgaande sommatie dagvaardt nog niet meebrengt dat eerstgenoemde partij niet ontvankelijk is in haar vorderingen. Wel kan dit onder omstandigheden meebrengen dat de rauwelijks dagvaardende partij, ondanks dat zij in het gelijk wordt gesteld, geen of slechts in beperkte mate aanspraak kan maken op de gebruikelijke vergoeding voor proceskosten.
In het onderhavige geval kan aangenomen worden dat [eiser] c.s. niet voorafgaande aan het uitbrengen van de dagvaarding in gesprek is gegaan met Ritsaertc.s. en evenmin Ritsaert c.s. heeft gesommeerd datgene te doen wat thans in kort geding is gevorderd. Dit kan echter niet tot het door Ritsaert c.s. gewenste gevolg leiden. Immers, de brieven waarin de inschrijvingen ongeldig werden verklaard en de brief waarin [eiser B] werd meegedeeld dat de agenda niet werd aangevuld zijn gedateerd 22 maart 2012, terwijl [eiser C] rond die tijd de brief betreffende haar royement heeft ontvangen. Nu de algemene ledenvergadering op 28 maart 2012 stond gepland, was er sprake van een dusdanige spoedeisendheid dat [eiser] c.s. niet verweten kan worden dat zij direct tot dagvaarding is overgegaan.
4.2. Van een spoedeisend belang is – hoewel de algemene ledenvergadering is uitgesteld – nog steeds sprake aangezien op korte termijn een nieuwe datum te verwachten is.
4.3. De voorzieningenrechter zal thans beoordelen of er redenen bestaan om de besluiten van Ritsaert c.s. om eisers als lid te weigeren te schorsen. Deze besluiten gelden niet voor [eiser B] en [eiser C], zodat devoorzieningenrechter ervan uitgaat dat uitsluitend eisers 1 en 4 tot en met 13 dit vorderen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat artikel 4 van de statuten van Ritsaert slechts twee eisen stelt aan het lidmaatschap: het moet gaan om een natuurlijk persoon en de persoon moet als lid worden toegelaten tot de KNHS. Niet is gebleken dat deze eisen in onderhavig geval een belemmering vormen om betrokkenen als lid toe te laten. In de brieven van Ritsaert van 22 maart 2012 staat voorts vermeld dat men alleen lid kan worden van Ritsaert indien men diensten afneemt van het Ruitersportcentrum Zwolle. Dit is echter in de statuten van de vereniging niet terug te vinden, terwijl de vereniging blijkens het contributieoverzicht ook niet-rijdende leden heeft. Ritsaert c.s. heeft in dat verband aangevoerd dat het algemeen beleid is dat zij alleen leden toelaat die actief deelnemen dan wel betrokken zijn bij de vereniging. Dat dit beleid op rechtsgeldige wijze is vastgelegd, heeft Ritsaert c.s. echter niet aannemelijk gemaakt.Bovendien hebben de betreffende eisers met kracht van argumenten bepleit zeer betrokken te zijn bij de vereniging. Door hen, zonder navraag naar hun bedoelingen, uit te sluiten van het lidmaatschap heeft Ritsaert naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter in strijd gehandeld met de vereiste redelijkheid en billijkheid, alsmede het hierna in rechtsoverweging 4.4 te vermelden beginsel van hoor en wederhoor.
Voorts geldt het volgende.In de statuten van Ritsaert is over de toelating als lid uitsluitend bepaald dat dit nader kan worden geregeld in een reglement. Niet gesteld is dat dit heeft plaatsgevonden, zodat de aanvullende regel van artikel 2:33 BW geldt. Volgens deze bepaling beslist het bestuur van de vereniging over de toelating van een lid en kan bij niet-toelating de algemene vergadering alsnog tot toelating besluiten.In casu hebben de betrokkenen zich als lid aangemeld en vervolgens het lidmaatschap bevestigd gekregen door [naam A]. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is volgens de regels van aanbod en aanvaarding een geldig lidmaatschap tot stand gekomen. Ritsaert c.s. heeft weliswaar betoogd dat zij niet aan de bevestiging van [naam A] is gebonden, omdat zij dit op persoonlijke titel heeft gedaan, maar dat kan Ritsaert c.s. niet baten. Als vaststaand kan immers aangenomen worden dat [naam A] blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel sinds 24 november 2010 bestuurder van Ritsaert is. Weliswaar staat zij niet als secretaris van Ritsaert geregistreerd,maar aannemelijk is geworden dat zij wel belast is met het secretariaat van Ritsaert. In de brieven van 22 maart 2012 heeft Ritsaert verwezen naar de inschrijving“door onze secretaris”. Daar komt bij dat, blijkens de door Ritsaert c.s. overgelegde productie E, Ritsaert er eveneens van uitgaat dat haar secretariaat bestaat uit [naam F] en [naam A]. Nu [naam A] bestuurder van Ritsaert is en daarbij (feitelijk) is belast met het secretariaat en betrokkenen na hun aanmelding bij de vereniging vervolgens een reactie hebben ontvangen van de vereniging in de vorm van een bevestiging van het lidmaatschap afkomstig van een bestuurslid, hebben zij redelijkerwijs mogen aannemen dat zij lid waren geworden van de vereniging.
Artikel 6 van de statuten bepaalt op welke wijze het lidmaatschap eindigt. De door Ritsaert gehanteerde methode om de inschrijving ongeldig te verklaren is daarin niet vastgelegd. Voor zover dit – welwillend lezend – als een opzegging zou moeten worden beschouwd als bedoeld in lid 3 sub c van artikel 6 geldt dat in dat geval pas tegen het einde van het boekjaar mag worden opgezegd.
Slotsom is dat in hoge mate aannemelijk is dat een bodemrechter, later oordelend, de onderhavige besluiten als in strijd met de statuten, althans op basis van de gronden als bedoeld in artikel 2:14 of 2:15 BW nietig zal verklaren. Er bestaat derhalve aanleiding om de onderhavige besluiten te schorsen, totdat in de bodemprocedure is beslist.
4.4. De voorzieningenrechter komt vervolgens toe aan de beoordeling van het besluit van het bestuur van Ritsaert van 14 maart 2012 om [eiser C] met onmiddellijke ingang te royeren als lid van de vereniging. Dit besluit is bij ongedateerd schrijven aan [eiser C] kenbaar gemaakt. De voorzieningenrechter constateert dat de statuten in artikel 6 lid 5 de bevoegdheid geven aan het bestuur om een lid te royeren, onder meer wanneer het lid de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Deze grond heeft het bestuur in haar ongedateerd schrijven ook gebruikt. De voorzieningenrechter laatin het midden het antwoord op de vraag of de gedragingen van [eiser C] (voldoende) reden waren tot royement, omdat reeds op andere gronden de vordering tot schorsing toewijsbaar is.


Royement is de zwaarst mogelijke verenigingsrechtelijke sanctie en is een maatregel van tuchtrechtelijke aard. Dit brengt mee dat de besluitnemende instantie grote zorgvuldigheid moet betrachten bij de besluitvorming en dient te handelen conform de algemene rechtsbeginselen, waaronder het beginsel van hoor en wederhoor. Ditgeldt te meer wanneer het iemand betreft die, zoals wel vaststaat, meer dan 10 jaar lid is van de vereniging, bestuurslid is geweest en ten tijde van het royement nog in een of meer commissies zat.



Vaststaat dat in de bestuursvergadering van Ritsaert van 14 maart 2012 het besluit is genomen [eiser C] als lid van de vereniging te royeren en dat zij vóór dat besluit niet is gehoord door het bestuur. 
Nu vóór het nemen van het royementsbesluit door Ritsaert geen hoor en wederhoor is toegepast, heeft Ritsaert bij de voorbereiding van dat besluit een elementair rechtsbeginsel geschonden. De voorzieningenrechter acht de kans zeer gering dat het royementsbesluit– indien beoordeeld in een bodemprocedure – in stand zal blijven. De vordering tot schorsing van het besluit om [eiser C] als lid van Ritsaert te royeren zal dan ook worden toegewezen. 
4.5. Uit het vorenstaande volgt dat Ritsaert [eiser] c.s. op dit moment dient aan te merken als volwaardigeleden (met stemrecht) en dat zij haar dient toe telaten tot de (eerstvolgende) algemene ledenvergadering(en). Zij dient aldaar in staat te worden gesteld haar rechten als lid uit te oefenen. Dit wordt slechts anders indien het lidmaatschap van een betrokkene (op andere, rechtsgeldige wijze) eindigt. De vorderingen onder 2 en 3 zijn in zoverre toewijsbaar.
4.6. De vordering onder 4 zal worden afgewezen, nu de algemene ledenvergadering van 28 maart 2012 is uitgesteld.
4.7. [eiser] c.s. heeft aangevoerd dat zij belang heeft om op korte termijn geïnformeerd te worden over de statutenwijziging van de stichting en de verkoop van het ruitersportcentrum, omdat zij mogelijk de vernietiging van deze besluiten wil inroepen, hetgeen binnen een termijn van één jaar dient plaats te vinden. De voorzieningenrechter ziet hierin, gelet op de in statuten voorgeschreven termijnen, aanleiding om Ritsaert te gebieden om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een algemene ledenvergadering bijeen te roepen op de volgens de statuten voorgeschreven wijze, waarbij devergadering binnen een termijn van vier weken dient plaats te vinden.
4.8. Ten slotte is aan de orde de vordering om alle aan te dragen onderwerpen te agenderen en te behandelen, waaronder de eerder aan de orde geweest zijnde onderwerpen, als vermeld in rechtsoverweging 2.12.
De voorzieningenrechter merkt in dat verband op dat het haar verbaast dat het bestuur nietal uit zichzelf de verkoop van de ruitersportcentrum op de agenda van de algemene ledenvergadering heeft gezet. Naar het oordeel van devoorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een verwevenheid tussen Ritsaert en de stichting, die ertoe noopt de gang van zaken bij de stichting af te stemmen met Ritsaert. Van belang is dat de stichting in het leven is geroepen ten dienste van Ritsaert. Daar komt bij dat statutair is bepaald dat drie bestuursleden van Ritsaert tevens bestuurslid van de stichting zijn. Ritsaert c.s. heeft weliswaar betoogd dat de desbetreffende bestuursleden zitting hebben in het stichtingsbestuur zonder last of ruggespraak, maar voorshands moet worden aangenomen dat de bestuursleden van Ritsaert haar belangen vertegenwoordigen in het stichtingsbestuur.Naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter zijn de statutenwijziging van de stichting en de verkoop van het ruitersportcentrum veranderingen die de vereniging direct raken en daarmee, anders dan Ritsaert c.s. stelt, een verenigingsaangelegenheid. [eiser] c.s. heeft terecht zorg geuit over de gang van zaken bij de stichting. Niet uit te sluiten valt dat zij, en andere leden, in het uitoefenen van hun hobby beknot dreigen te worden. De leden van Ritsaert zijn niet, dan wel in beperkte mate, geïnformeerd over de veranderingen, terwijl daar wel alle aanleiding toe was. Ook het bestuur vindt dat op haar de plicht rust om op de ledenvergadering verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Zelfs op het verzoek tot agendering van deze onderwerpen heeft het verenigingsbestuur afwijzend gereageerd, terwijl de stichting en het verenigingsbestuur zich ondanks alle onrust is blijven hullen in een zweem van geheimzinnigheid. [eiser] c.s. heeft derhalve alle belang bij agendering van deze onderwerpen. Dat het bestuur tijdens de algemene ledenvergadering wel uitleg wil geven, is geen argument om deze punten niet te agenderen.
Het belang van [eiser] c.s. bij de agendering van de voorgedragen vergaderpunten is alleen al gelegen in het feit dat, gelet op het bepaalde in artikel 15 lid 5 van de statuten, de agendering daarvan van invloed kan zijn op de besluitvorming tijdens de algemene ledenvergadering.
Er bestaat eveneens aanleiding de punten 3 en 4 te agenderen. Dat het bestuur geen reden ziet af te treden, betekent nog niet dat deze punten niet behoren te worden geagendeerd. Kennelijk gaat Ritsaert c.s. ervan uit dat het bestuur zal worden weggestemd, maar [eiser] c.s. wil niet meer en niet minder dan de mogelijkheid hebben deze punten op de vergadering aan de orde te stellen. Ritsaert heeft daartegen onvoldoende ingebracht.
Slotsom isdat er met betrekking tot deze vier punten reden bestaat de vordering toe te wijzen. De voorzieningenrechter acht de vordering voor het overige te ruim geformuleerd, zodat de vordering onder 6 zal worden toegewezen als na te melden.
4.9. De door [eiser] c.s. gevorderde dwangsommen zullen, gelet op de geringe inkomsten van Ritsaert, worden beperkt tot € 500,00 per overtreding, met dien verstande dat tegen ieder afzonderlijk lid een afzonderlijke overtreding kan worden begaan, en gemaximeerd tot een bedrag van in totaal€ 15.000,00. De dwangsommen zullen worden toegewezen als volgt. 
4.10. Met betrekking tot de vordering tegen [gedaagde], als voorzitter van Ritsaert, oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. [eiser] c.s. heeft aangevoerd dat zij [gedaagde] heeft gedagvaard, omdat hij als voorzitter van Ritsaert uitvoering dient te geven aan het gevorderde. De voorzieningenrechter ziet in hetgeen door [eiser] c.s. is aangevoerd geen reden om de vorderingen ook tegen [gedaagde] toe te wijzen, daar het voor zich spreekt dat de voorzitter van Ritsaert zorg zal dragen voor de uitvoering van hetgeen waartoe Ritsaert is veroordeeld, mede gezien de op te leggen dwangsommen. Daarnaast is van belang dat [gedaagde] als afzonderlijk bestuurslid van Ritsaert te weinig beschikkingsmacht heeft en hij afhankelijk is van de medewerking van (een) andere bestuurder(s).

5. De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1. schorst de besluiten van Ritsaert waarbij [eiser C] als lid is geroyeerd en de inschrijvingen van eisers 1 en 4 tot en met 13 ongeldig zijn verklaard, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist,
5.2. gebiedt Ritsaert [eiser] c.s. als volwaardig lid (met stemrecht) te accepteren, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist. 
5.3. gebiedt Ritsaert [eiser] c.s. toe te laten in de eerstvolgende algemene ledenvergadering en iedere daarop volgende ledenvergadering en haar aldaar in staat testellen haar rechten als lid uit te oefenen, totdat in de bodemprocedure zal zijn beslist,
5.4. gebiedt Ritsaert om binnen twee weken na betekening van dit vonnis op de volgens de statuten voorgeschreven wijze een algemene ledenvergadering bijeen te roepen, waarbij de vergadering binnen een termijn van vier weken dient te worden gehouden;
5.5. gebiedt Ritsaert in de eerstvolgende algemene ledenvergadering de volgende onderwerpen te agenderen en te behandelen:a. de aanpassing van de statuten van de Stichting Ruitersport Zwolle-Zuid in april 2011b. de verkoop en levering door de Stichting Ruitersport Zwolle-Zuid van alle activa, opstallen en andere (on)roerende zaken, gelegen te Zwolle aan de Hollewandsweg 15 en 15 a t/m c;c. ontslag/schorsing huidig bestuur

d. benoeming nieuw bestuur.