De villa en de vereniging

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2023:9851

Een persoon richt een vereniging op, waar een pand ter waarde van  € 1,8 mio  in zat, en waar kennelijk alleen haar zoons bestuurslid van waren.

Artikel 2:23b lid 1 BW bepaalt dat bij ontbinding van de vereniging het vermogen verdeeld kan worden over de leden, als de statuten geen andere bestemming bepalen. Echter, bij zo’n kleine vereniging is een statutenwijziging vlak voor de ontbinding natuurlijk mogelijk. Bovendien is het lidmaatschap van een vereniging (meestal) niet overerfbaar (artikel 2:34 lid 1 BW.

“Ter zitting heeft [de ene broer] verklaard dat er geen ledenregister als bedoeld in de statuten bestaat, maar dat uit de lijst bij het ontslagbesluit van 30 december 2021 volgt wie destijds de leden waren. Desgevraagd kon [eiseres01] [= de vereniging] niet toelichten of uitleggen hoe en wanneer de betreffende toelatingsbesluiten van die leden tot stand zijn gekomen en waaruit dat zou kunnen blijken. Nu het ledenregister ontbreekt en evenmin is verduidelijkt wanneer welke personen lid van [eiseres01] zijn geworden, is niet te controleren of het bestreden ontslagbesluit van 30 december 2021 rechtsgeldig, dat wil zeggen in overeenstemming met de statuten, tot stand is gekomen. Alleen al hierom moet de door [eiseres01] gevorderde verklaring voor recht worden afgewezen.”

“Volgens [gedaagde01] volgt het ontslag uit zijn brief (namens [eiseres01]) aan [naam01] van 21 juni 2021, met daarbij de notulen van de bestuursvergadering van diezelfde datum. Ook voor dit ontslag geldt echter dat hiervoor op basis van de statuten een rechtsgeldig besluit is vereist van de algemene vergadering. Dat een dergelijk besluit is genomen door de algemene vergadering, na daartoe op de juiste wijze bijeen te zijn geroepen, volgt ook in dit geval niet uit de overgelegde notulen van de bestuurs vergadering van 21 juni 2018. Volgens [gedaagde01] heeft het bestuursbesluit van 21 juni 2018 echter óók te gelden als een besluit van de algemene vergadering omdat sprake was van een personele unie tussen het bestuur en de algemene vergadering. Los van het feit dat dit laatste door [naam01] wordt betwist, zouden ook in dat geval de door statuten voorgeschreven procedures moeten zijn gevolgd, waaronder die voor het bijeenroepen van de algemene vergadering. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat dit is gebeurd.”

“De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde01] als (mede)bestuurder van [eiseres01] zonder meer een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de door hem verlangde stukken. Als bestuurder van [eiseres01] heeft hij er immers belang bij om te kunnen controleren hoe het bestuur is gevoerd en ook of zich onregelmatigheden hebben voorgedaan. Als onbetwist staat vast dat de administratie van [eiseres01] zich fysiek bij [eiseres01], meer in het bijzonder bij [naam01] , bevindt en dat hij jarenlang iedere vorm van medewerking weigert om [gedaagde01] inzage in die administratie te verschaffen. De betreffende bescheiden zijn naar het oordeel van de rechtbank ook voldoende omschreven. [eiseres01] heeft op dit punt ook geen verweer gevoerd.”

“De rechtbank geeft partijen nadrukkelijk in overweging om na dit vonnis alsnog het overleg te zoeken met elkaar al dan niet onder begeleiding van een derde.”

De geschorste ALV (50Plus)

Rechtbank Den Haag 5 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15000

“Voor het laatst op 24 juni 2023 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor het HB van 50Plus. Toen is de [de voorzitter] door de AV [algemene vergadering] gekozen als voorzitter van het HB [hoofdbestuur], [de penningmeester] is gekozen als penningmeester en [bestuurslid1] als algemeen bestuurslid. Daarnaast is mevrouw [de vice-voorzitter] (hierna: [de vice-voorzitter] ), gekozen als vice-voorzitter en de heer [bestuurslid2] als algemeen bestuurslid. Omdat er bij de verkiezingen in juni 2023 niet voldoende kandidaten waren bestaat het HB momenteel uit vijf personen, waarbij de functies van secretaris en één algemeen bestuurslid niet zijn opgevuld. [de voorzitter] , [de vice-voorzitter] , en [de penningmeester] vormen momenteel het DB.”

“Op 30 september 2023 was een AV gepland. Op de agenda van deze AV stonden onder meer: -stemming over vijf “ontslagmoties”, die strekken tot ontslag per direct van het volledige HB”

“In aanloop naar de AV van 30 september 2023 heeft het DB, onder mandaat van het HB, twee besluiten genomen over de mogelijkheid van personen die zich na 7 juli 2023 als lid van 50Plus hebben aangemeld om bij de AV aanwezig te zijn (volgens het besluit waren deze personen ‘kandidaat-lid’, mochten zij aanwezig zijn op de AV, maar hadden zij geen stemrecht) en over de wijze waarop met volmacht gestemd kon worden op de AV.”

“Tussen partijen is in geschil wat de reden was van de schorsing / beëindiging van de AV op 30 september 2023. Volgens [eisende partij sub 1 c.s.] is dat gebeurd om te voorkomen dat voor [de voorzitter] , [de penningmeester] en [bestuurslid1] nadelige besluiten genomen zouden worden door de AV. Volgens 50Plus is de vergadering op advies van de zaalmanager beëindigd uit veiligheidsoverwegingen, vanwege ontstane onrust. Wat daar ook van zij, vast staat dat de vergadering is beëindigd – waarbij beide partijen uitgaan van een schorsing van de vergadering – en dat er door de AV niet is gestemd over de lijsttrekker en de kandidatenlijst.

4.4. Tijdens de zitting op 3 oktober 2023 is besproken dat partijen er een gezamenlijk belang bij hebben dat nog vóór 9 oktober 2023 een AV plaatsvindt, op 7 of 8 oktober 2023, zodat alsnog – zoals op grond van artikel 2.1.2 onder d van het HHR is vereist – gestemd kan worden over de lijsttrekker en de kandidatenlijst. [de penningmeester] heeft namens het HB gesteld dat het HB zich inspant om die AV nog tijdig – fysiek of digitaal – georganiseerd te krijgen.

4.5. Zoals ook tijdens de zitting is besproken gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat het HB uiterlijk dit weekend een AV laat plaatsvinden, waarbij de geschorste AV van 30 september 2023 wordt voortgezet. [de penningmeester] heeft tijdens de zitting toegezegd dat tijdens de hervatting van de geschorste AV de reeds eerder toegezonden agenda zal worden gehanteerd. Tussen partijen staat vast dat het eerste (inhoudelijke) punt op die agenda de moties tot ontslag van het HB zijn en [de penningmeester] heeft bevestigd dat daarover dan ook als eerste gestemd zal worden.

4.6. Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een ordemaatregel strekkende tot schorsing van [de voorzitter] , [de penningmeester] en [bestuurslid1] .”

… “De voorzieningenrechter merkt verder eigener beweging nog op dat 50Plus er volgens haar goed aan zou doen de komende AV door een onafhankelijke derde (bijvoorbeeld een notaris) te laten voorzitten. Gelet op de emoties op de AV van 30 september 2023 en de (tenminste) twee ‘kampen’ die er lijken te bestaan binnen 50Plus, komt het de voorzieningenrechter voor, dat de inzet van een onafhankelijk vergadervoorzitter de kansen op een rustig verloop van de komende AV aanzienlijk zou kunnen vergroten. Overigens wordt daarbij aangetekend dat de beslissing om een onafhankelijke derde in te schakelen als vergadervoorzitter uiteindelijk bij het HB ligt.”

Ieder lid mag de ledenlijst inzien

“De vereniging heeft een moskee in [vestigingsplaats] waar de activiteiten van de vereniging plaatsvinden. [eiser] is sinds 1 januari 2022 lid van de vereniging. Hij heeft het bestuur van de vereniging laten weten het niet eens te zijn met de manier waarop het bestuur de vereniging leidt. Hij wilde dit graag op een Algemene Ledenvergadering (hierna: ALV) bespreken. Het bestuur heeft laten weten dat zij dit niet toestaat. [eiser] heeft daarom met een beroep op artikel 15 lid 4 van de statuten een bijzondere ALV bijeengeroepen door op 17 juni 2023 in de moskee uitnodigingen op te hangen. Op deze uitnodiging stond dat de ALV zou plaatsvinden op 1 juli 2023 en dat er één agendapunt zou worden behandeld, namelijk het functioneren van de voorzitter. Toen [eiser] deze uitnodigingen aan het ophangen was heeft het bestuur zich daartegen verzet, is een conflict ontstaan, is de politie gebeld en heeft het bestuur [eiser] een pandverbod voor de moskee opgelegd. Bij brief van 29 juni 2023 heeft het bestuur het lidmaatschap van [eiser] opgezegd. [eiser] heeft laten weten in beroep te gaan tegen de opzegging van zijn lidmaatschap. De ALV zal hier in september of oktober van dit jaar over beslissen. Dat betekent dat het zittende bestuur er nog zit.” (het is een uitspraak in kort geding)

“In beginsel kan het bestuur een pandverbod geven als iemand de orde in de moskee verstoort. Het bestuur vertegenwoordigt immers de vereniging. Maar in dit geval is het pandverbod niet terecht opgelegd. Het staat vast dat er op 17 juni 2023 veel onrust is ontstaan en de orde in de moskee is verstoord. De politie is zelfs ter plaatse geweest. Maar de oorzaak van de onrust is hier wel van belang. De onrust is namelijk ontstaan doordat [eiser] iets wilde bereiken wat hij op grond van de statuten mocht bereiken. Hij heeft een achterban van zeker 10% van de leden. Omdat het bestuur weigerde zijn voorstellen op de agenda te zetten, mocht hij een bijzondere ALV bijeenroepen. In de statuten staat expliciet dat die ALV mag worden aangekondigd door mededeling op het in het clubgebouw (lees: moskee) aanwezig mededelingenbord. Dat was [eiser] op dat moment aan het doen. De onrust die de actie van [eiser] veroorzaakte zou normaliter een pandverbod rechtvaardigen, maar omdat [eiser] juist binnenkwam om iets te doen dat hij volgens de statuten mag doen, en het bestuur fout zat door hem daarin tegen te werken, mag zij hem dan niet een pandverbod geven. De onrust is immers ontstaan omdat het bestuur wil verhinderen dat [eiser] iets doet dat hij op basis van de statuten mocht doen. Als er onrust ontstaat door een conflict waar het bestuur in ieder geval medeschuldig aan is, mag het bestuur niet iemand vanwege die onrust een pandverbod geven. Dat zou onredelijk en in strijd met artikel 2:8 BW zijn.
De rechter neemt bij deze beslissing ook mee dat [eiser] vandaag heeft verklaard tot de ALV in september of oktober niets anders te willen doen in de moskee dan bidden, en dat de rechter het door het bestuur gevraagde contactverbod wel zal toewijzen, waarover later meer. Er is daarom ook geen aanleiding om verdere ordeverstoringen te verwachten.
De vordering tot opheffing van het pandverbod wordt dus toegewezen. De vereniging mag [eiser] de toegang tot de moskee niet weigeren. Dat betekent dat ook de reconventionele vordering van de vereniging voor het opleggen van een pandverbod wordt afgewezen.”

“[eiser] wil graag beschikking krijgen over de ledenlijst van de vereniging. Deze vordering wordt enigszins afgezwakt toegewezen. Iedereen die lid is van een vereniging heeft in beginsel recht om de ledenlijst in te zien. [*] Het betoog van de vereniging waarom zij de ledenlijst niet wil verstrekken, maar wel ter inzage wil geven, is begrijpelijk. Daarom wordt de vordering zo toegewezen dat [eiser] recht op inzage krijgt. Binnen twee weken na deze zitting moet het bestuur zorgen dat [eiser] in het gebouw van de vereniging (de moskee) de ledenlijst kan inzien. [eiser] heeft vandaag beloofd dat hij de inzage van de ledenlijst voor geen enkel ander doel gaat gebruiken dan om te weten wie er lid is en om in september en oktober te kunnen beoordelen of de ALV en de stemming netjes verlopen. Ook heeft hij beloofd dat hij de ledenlijst niet gaat gebruiken om leden te benaderen.”

[*] – Deze regel is conform de uitspraak in de BVKZ zaak uit 2018, zie deze post.

De vereniging vordert een contactverbod tussen [eiser] en het bestuur. Deze vordering wordt toegewezen. Deze ordemaatregel kan bijdragen aan rust in de moskee. Omdat vaststaat dat er in september of oktober van dit jaar een ALV wordt gehouden is het ook niet nodig dat [eiser] contact heeft met het bestuur of afzonderlijke bestuursleden. Dit contactverbod loopt tot in ieder geval die eerstvolgende ALV. Als op die ALV wordt beslist dat de opzegging in stand blijft zal het contactverbod vanaf vandaag voor de duur van één jaar worden opgelegd.

Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:3577

Afdeling wil zelfstandig worden, of toch niet

De vereniging “Westzaanse Gemeenschap is opgericht op 1 april 1946 met het doel om gemeenschapsactiviteiten te organiseren in de voormalige gemeente Westzaan, thans gemeente Zaanstad, op cultureel of enig ander gebied. De vereniging telt 760 leden en 15 afdelingen met van elkaar te onderscheiden activiteiten, waarvan er 5 de stichtingsvorm hebben”.

HVW is een informele vereniging, een afdeling vallend onder het bestuur van Westzaanse Gemeenschap. HVW heeft een eigen afdelingsbestuur. Gedaagde sub 2, [gedaagde2], is op 1 mei 2016 voorzitter geworden van het bestuur van HVW. Partijen verschillen van opvatting over de vraag of dat voorzitterschap nog voortduurt.

Westzaanse Gemeenschap heeft sinds 1986 bij de Rabobank een bankrekening met nummer [nummer], welke rekening specifiek voor HVW in het leven is geroepen. De penningmeester van HVW en de penningmeester van Westzaanse Gemeenschap (als penningmeester van de overkoepelende organisatie) hebben toegang tot die rekening. De penningmeester van HVW was gemachtigd om binnen een daglimiet van € 1.000,- van deze rekening uitgaven te doen binnen de doelstelling en begroting van HVW.

Eind 2022 hebben de voormalig secretaris en penningmeester van HVW aan Westzaanse Gemeenschap meegedeeld dat zij aftreden. De heer [I.] ([I.]) fungeert thans als secretaris van HVW. [gedaagde2] fungeert als (interim) penningmeester.

In een e-mail van 24 december 2022 heeft [I.] aan Westzaanse Gemeenschap meegedeeld dat het bestuur van HVW unaniem heeft besloten om te verzelfstandigen en zich onder dezelfde naam in te schrijven bij de Kamer van Koophandel. De penningmeester van Westzaanse Gemeenschap werd verzocht de Rabobank te informeren dat [gedaagde2] enig gemachtigde over de eerder genoemde bankrekening zou zijn.

Lees meer: Afdeling wil zelfstandig worden, of toch niet

De rechtbank:

Vooropgesteld wordt dat, anders dan Westzaanse Gemeenschap (en aanvankelijk ook HVW c.s.) lijkt te betogen, inschrijving van de vereniging HVW in de registers van de Kamer van koophandel niet betekent dat daarmee een nieuwe vereniging onder dezelfde naam is opgericht. Van zodanige oprichting is ook niet gebleken. HVW bestaat nog als vereniging en [gedaagde2] is de (destijds) formeel aangestelde voorzitter van die vereniging.

Aan Westzaanse Gemeenschap kan worden toegegeven dat de intentie van HVW zoals geformuleerd in de nieuwsbrief van juni 2023 de indruk heeft gewekt dat men zich geheel los wilde maken van Westzaanse Gemeenschap.

Dat doel is echter niet bereikt door de enkele inschrijving van HVW bij de Kamer van Koophandel. Uit het feit van die inschrijving volgt ook niet dat [gedaagde2] niet langer voorzitter is van de (oude) vereniging HVW, die bij gebrek aan opheffingshandelingen immers nog steeds voortbestaat.”

“In de voormelde vaststellingen ziet de voorzieningenrechter aanleiding een tussenvonnis te wijzen dat bedoeld is om langs democratische weg orde in de ontstane chaos te scheppen en daarmee de duidelijkheid te creëren die nodig is om verder te beslissen.

Dit kan binnen de grenzen van de ingestelde vordering alleen door [gedaagde2] in haar hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van HVW aan te sporen een afdelingsvergadering uit te schrijven op de wijze als hierna omschreven, met een agenda als hierna omschreven, en omtrent de resultaten van die vergadering op de hierna omschreven wijze verslag uit te brengen aan het bestuur van Westzaanse Gemeenschap. Partijen kunnen vervolgens beide verzoeken om voortzetting van de behandeling, met suggesties voor de nog verder te nemen beslissingen. Indien HVW op die voortzetting vorderingen wil instellen, dient zij zich van bijstand door een advocaat te voorzien. “

Er vooralsnog van uitgaande dat de afdelingsvergadering van HVW de ter zitting door [gedaagde2] beleden intentie om deel te blijven uitmaken van het statutaire verband van de Westzaanse Gemeenschap zal onderschrijven, wordt partijen geadviseerd om een poging te ondernemen om daarover onder leiding van een deskundige bemiddelaar -die binnen de Westzaanse Gemeenschap gezag heeft- afspraken met elkaar te maken, zodat niet hoeft te worden doorgeprocedeerd.

Daarbij moet, als gezegd, uitgangspunt zijn dat de afdelingen rechtspersonen zijn, die vermogen mogen hebben. Voor stichtingen is wettelijk bepaald dat hun vermogen doelgebonden moet worden aangewend. Voor verenigingen is dat niet gebeurd, onder meer omdat de besteding van middelen onder controle van meest aannemelijke verschaffers van die middelen kan plaatsvinden, maar doelgebonden besteding is wel een in de rede liggend uitgangspunt.

Ook ligt het in de rede om bij het uitwerken van een regeling bijzondere aandacht te schenken aan drie vragen:

  • -Wat is de gegroeide praktijk en leidde die, over het algemeen genomen, tot bevredigende resultaten?
  • -Waarover is in het verleden onduidelijkheid ontstaan en hoe kan die in de toekomst worden voorkomen?
  • -Wat is het meest democratisch: over welke bestedingen kan het best verantwoording op afdelingsniveau worden afgelegd en wat behoort op centraal niveau de revue te passeren?

4.14.

Een laatste voorlopige opmerking. Op toewijzing van een veroordeling in de werkelijke proceskosten behoeft in deze zaak niet te worden gerekend. Niet alleen gaat het hier in essentie om een verenigingsrechtelijk geschil, ook is van een geschil over een handelsnaam geen sprake omdat de betrokken rechtspersonen niet als ondernemingen werkzaam zijn. Gesteld noch gebleken is immers dat zij hun activiteiten verrichten met het oogmerk om stoffelijk voordeel te behalen.

https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBNHO:2023:7492