Kernpunten
- Dit is een zaak over een vereniging waar er twee kampen zijn, die allebei vinden dat ze het bestuur zijn. In dit geval proberen drie personen zich te laten inschrijven bij de KvK als bestuurslid. De KvK kan een inschrijving weigeren als ze “gerede twijfel heeft over de juistheid van een opgave”. Dat is hier het geval. Dat de personen niet worden ingeschreven als bestuurder in het Handelsregister door de KvK, betekent overigens niet dat ze geen bestuurslid zijn. De inschrijving bij de KvK is namelijk niet ‘constitutief’. De personen stellen beroep in bij de bestuursrechter. De bestuursrechter benadrukt dat ” Een daadwerkelijk oordeel over de vraag wie de stemgerechtigde leden van de vereniging zijn en over de rechtsgeldigheid van de op de vergadering van 1 september 2018 genomen besluiten tot benoeming is immers uitsluitend voorbehouden aan de civiele rechter.”
- ” dat [de KvK] op goede gronden heeft geconcludeerd dat zij niet kan vaststellen of de vergadering van 1 september 2018 was bijeengeroepen door tenminste 10% van de stemgerechtigde leden van de vereniging. Besluiten genomen in een vergadering waaraan geen geldig besluit tot bijeenroeping ten grondslag ligt zijn nietig. Het gevolg hiervan is dat [de KvK] op goede gronden kon concluderen dat zij er niet van overtuigd was dat [naam 1] in de vergadering van 1 september 2018 is benoemd als bestuurder van de vereniging” .
- Voor procederen bij de bestuursrechter is geen advocaat nodig. Dat kan aantrekkelijk lijken, het is meestal niet wat werkt bij een conflict binnen een vereniging. Het is eigenlijk alleen mogelijk zinvol als iemand anders zich ten onrechte heeft laten inschrijven als bestuurslid en je dat ongedaan wil maken. Verder is mijn advies: raadpleeg een advocaat! En liever aan het begin van het traject dan laat.
6. Het College ziet zich gesteld voor de vraag of verweerster [de KvK] bij het bestreden besluit op goede gronden de weigering om [naam 1] , [naam 2] en [naam 4] in te schrijven als bestuurder van de vereniging heeft gehandhaafd. Het College beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
7.1 Op grond van de artikelen 4 en 5 van het Hrb rust op [de KvK] een onderzoeksplicht ten aanzien van de bevoegdheid tot het doen van een opgave en de juistheid daarvan. Op grond van artikel 5 van het Hrb dient [de KvK] te onderzoeken of een opgave afkomstig is van een persoon die tot het doen daarvan bevoegd is, en of de opgave juist is. Indien [de KvK] er niet van overtuigd is dat de opgave afkomstig is van een tot opgave bevoegd persoon weigert zij tot inschrijving over te gaan (artikel 5, eerste lid). Indien [de KvK] gerede twijfel heeft over de juistheid van een opgave, kan zij weigeren tot inschrijving over te gaan (artikel 5, tweede lid, aanhef en onder e).
7.2 Het College stelt vast dat aan elke vergadering van de vereniging een rechtsgeldig besluit tot bijeenroeping ten grondslag moet liggen. Dat is het besluit dat op een bepaalde datum een vergadering zal plaatsvinden. Vergaderingen moeten op grond van artikel 2:41, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 7, lid 4, van de statuten van de vereniging, worden bijeengeroepen door het bestuur van de vereniging. Ook leden van de vereniging kunnen, voor zover zij ten minste 10% van de gerechtigde stemmen kunnen uitbrengen, een vergadering bijeenroepen als zij eerst een verzoek hebben ingediend tot bijeenroeping bij het bestuur en als het bestuur daaraan niet binnen vier weken na ontvangst van het verzoek gevolg geeft.
7.3 Het College is met [de KvK] van oordeel dat om te kunnen beoordelen of is voldaan aan het hierboven genoemde vereiste dat het aantal leden dat besluit tot bijeenroeping van een vergadering tenminste 10% van de gerechtigde stemmen kan uitbrengen, duidelijk moet zijn wie stemgerechtigde leden van de vereniging zijn. Naar het oordeel van het College heeft [de KvK] op goede gronden geconcludeerd dat uit het door appellanten overgelegde ledenbestand van 30 september 2016, met daarop bijgeschreven de mutaties die volgens appellanten binnen de vereniging zouden hebben plaatsgevonden, onvoldoende duidelijk blijkt wie ten tijde van de bijeenroeping van de vergadering van 1 september 2018 stemgerechtigd lid waren van de vereniging.
In dit verband mocht verweerster in redelijkheid veel gewicht toekennen aan de complexe en langdurige voorgeschiedenis van het onderhavige geschil, waarbij door appellanten veelvuldig verschillend opgave is gedaan aan het handelsregister en veelvuldig procedures zijn gevoerd tegen besluiten van verweerster. Vorenstaande betekent dat [de KvK] op goede gronden heeft geconcludeerd dat zij niet kan vaststellen of de vergadering van 1 september 2018 was bijeengeroepen door tenminste 10% van de stemgerechtigde leden van de vereniging. Besluiten genomen in een vergadering waaraan geen geldig besluit tot bijeenroeping ten grondslag ligt zijn nietig. Het gevolg hiervan is dat [de KvK] op goede gronden kon concluderen dat zij er niet van overtuigd was dat [naam 1] in de vergadering van 1 september 2018 is benoemd als bestuurder van de vereniging en bevoegd was tot het doen van opgaven aan het handelsregister en heeft geweigerd om [naam 1] , [naam 2] en [naam 4] in te schrijven als bestuurder van de vereniging.
7.4 Voor zover appellanten aanvoeren dat [de KvK] niet mag eisen dat toekomstige opgaven worden gedaan door een notaris dan wel dat zij een verklaring voor recht van de civiele rechter dienen te overleggen waaruit blijkt dat op de vergadering van 1 september 2018 rechtsgeldige besluiten tot benoeming zijn genomen overweegt het College dat de in punt 7.1 genoemde onderzoeksplicht niet zover gaat dat verweerster, in het kader van de door haar bij de toepassing van deze wettelijke bepalingen aan te leggen toetsing, zich een oordeel zou moeten vormen over de vraag wie de stemgerechtigde leden zijn van de vereniging of de rechtsgeldigheid van de op de vergadering van 1 september 2018 genomen benoemingsbesluiten.
Zoals [de KvK] onder meer ter zitting heeft aangevoerd gaat zij als beheerder van het handelsregister slechts over de inschrijvingen in dat register. Het handelsregister is in deze niet constitutief. Dienaangaande dient [de KvK] de juistheid van opgaven te beoordelen en een inschatting te maken van bovengenoemde civielrechtelijke feiten. Deze inschatting heeft ertoe geleid dat [de KvK] er niet van overtuigd is dat de opgaven zijn gedaan door een daartoe bevoegd persoon nu niet kan worden vastgesteld wie de leden van de vereniging zijn. Indien appellanten vasthouden aan de bevoegdheid van de persoon die de opgaven heeft gedaan mag [de KvK] , mede gelet op de lange en complexe voorgeschiedenis van onderhavig geschil, van hen in redelijkheid verlangen dat de opgaven worden gedaan met tussenkomst van een notaris, dan wel worden ondersteund door een verklaring voor recht van de civiele rechter waaruit blijkt dat op de vergadering van 1 september 2018 rechtsgeldige besluiten tot benoeming zijn genomen. Een daadwerkelijk oordeel over de vraag wie de stemgerechtigde leden van de vereniging zijn en over de rechtsgeldigheid van de op de vergadering van 1 september 2018 genomen besluiten tot benoeming is immers uitsluitend voorbehouden aan de civiele rechter.