Verplichtingen opleggen (JBN)

Rechtbank Amsterdam, 22 mei 2013, LJN CA0883 (JBN)

Verplichting om bepaalde judopakken te dragen bij wedstrijden. Belangenafweging tussen belang van leden en bond. “Bij de toetsing op grond van artikel 2:8 lid 2 BW houdt de rechtbank verder rekening met de omstandigheid dat JBN de judoka’s niet tijdig en op voldoende zorgvuldige wijze bij de besluitvorming heeft betrokken.”

Vonnis van 22 mei 2013
in de zaak van de vereniging JUDO BOND NEDERLAND, tegen [GEDAAGDEN 1 -16 ]

Partijen zullen hierna JBN en [gedaagde 1] c.s. genoemd worden.

1. De procedure
..
2. De feiten
2.1. JBN heeft blijkens haar statuten als doel om in Nederland leiding te geven aan, alsmede een verantwoorde beoefening te bevorderen van onder meer de judosport. JBN bepaalt welke judoka’s worden toegelaten tot de Nederlandse nationale (junioren en senioren) selecties (hierna in enkelvoud: de nationale selectie).

2.2. Artikel 6 van de statuten van JBN bepaalt, voor zover van belang:

“Artikel 6
1. Leden van de JBN zijn verplicht:
a. De statuten en reglementen van de JBN ende besluiten van haar organen na te leven.
(…)
d. Alle overige verplichtingen, welke uit het lidmaatschap van de JBN voortvloeien, te aanvaarden enna te komen.
(…)
3. Behoudens de in deze statuten en de nader in afzonderlijke reglementen vermelde verplichtingen kunnen aan de leden slechts verplichtingen worden opgelegd na voorafgaande toestemming van de bondsraad.”

2.3. [gedaagde 1] c.s. zijn lid van JBN. Zij maken samen met 174 andere judoka’s deeluit van de nationale selectie, die dus in totaal uit 190 judoka’s bestaat.

2.4. [gedaagde 1] c.s. hebben ieder voor zich een sponsorovereenkomst gesloten met een judopakkenleverancier. Zij ontvangen van hun sponsor een kledingpakket met daarin onder meer een judopak (ook wel judogi genoemd). Het judopak dat zij van hun sponsor krijgen is ofwel op maat gemaakt ofwel op maat aangepast. De judoka’s [gedaagde 15] en [gedaagde 13] ontvangen daarnaast een financiële vergoeding van hun sponsor.

2.5. JBN heeft tot begin 2011 toegestaan dat de judoka’s van de nationale selectie zelf kozen welk judopak zij droegen tijdens de wedstrijden waarnaar zij door JBN werden uitgezonden.

2.6. In 2011 is JBN in onderhandeling getreden met Green Hill GmbH (hierna: Green Hill) over een zogenaamde“Supplier Agreement”, waarbij Green Hill de leverancier van judokleding zou worden voor de gehele nationale selectie. Green Hill is een van de ongeveer tien leveranciers van judopakken waarmee officiële wedstrijden gespeeld mogen worden.

2.7. In februari 2011 heeft JBN per brief de judoka’s van de nationale selectie bericht dat zij overeenstemming heeft bereikt met Green Hill over de sponsoring van judopakken en overige sportkleding. In de brief staat vermeld dat ieder lid van de nationale selectie tijdens de wedstrijden en bijbehorende activiteiten waarnaar het lid wordt uitgezonden, de judopakken en andere kleding van Green Hill dient te dragen. In de brief wordt er verder op gewezen dat als een lid van de nationale selectie een lopend contract heeft met een andere judopakkenleverancier, die meer inhoudt dan alleen het ter beschikking stellen van kleding, JBN dan graag wil bekijken hoe gezamenlijk bestaande belangen kunnen worden behartigd.

2.8. In april 2011 hebben JBN en Green Hill de Supplier Agreement ondertekend. De Supplier Agreement heeft een looptijd van maart 2011 tot en met 31 december 2016. De Supplier Agreement bepaalt, voor zover van belang:

“Article 1: Definitions
(…)
“Exempted Judoka”: those Judoka who have sponsorship contracts (not only supplied with clothing but with substantial financial support) with alternative Judogi manufacturers and/or suppliers with a monetary worth exceeding€ 20.000,-
(…)
Article 2: Supplier, duration of agreement, option for extension
2.1. Parties declare that GREEN HILL, for the duration of the contract is the supplier of the National judo teams with all rights connected to this and expressed in this agreement.
(…)
Article 3: Rights and DutiesGREEN HILL
Rights
3.1 For the duration of the contract, GREEN HILL is entitled to the following rights as supplier:
3.1.1 Logo exposure on all clothing of members of National judo teams excluding Exempted Judoka (…)
(…)
Duties
3.2 As part of this agreement, GREEN HILL will supply the JBN with a clothing package.
(…)
3.4 GREEN HILL will pay JBN a kick-back fee for each Judogi or item of judo sports Apparel sold through distributors in the Netherlands, directly through the JBN. The height of the kickback fee is a percentage on the sales to consumer price as follows:
3.4.1. Period 1: 2011
Judogi: 10% on sales price
Apparel and merchandising: 25% on sales price
3.4.2. Period 2: 2012
Judogi: 15% on sales price
Apparel and merchandising: 20% on sales price
3.4.3. Period 3: 2013-2016
Judogi: 20% on sales price
Apparel and merchandising: 15% on sales price
(…)
3.5 GREEN HILL will pay JBN bonus fee’s for medals won by Judoka’s wearing GREEN HILL Judogi at the time of winning of the medal according to the following division: (…)

Article 4: Rights and Duties JBN
Rights
4.1 JBN has the right to exempt individual athletes from the duty to wear GREEN HILL Judogi, ifJBN deems it in the best interest for all parties concerned.

4.2 JBN has the right to determine the design of clothing items and ask for alterations in design and fabric if circumstances dictate changes be made.
(…)”

2.9. [gedaagde 1] c.s. hebben aan JBN laten weten de judopakken van Green Hill niet tijdens wedstrijden te willen dragen omdat dat conflicten zou geven met hun eigen sponsor en omdat zij zelf willen kunnen blijven bepalen welk judopak zij tijdens wedstrijden dragen.

2.10. Inreactie op bezwaren van de moeder van judoka [gedaagde 1] heeft de heer [A], [functie] van JBN (hierna: [A]), bij e-mail van 3 mei 2011, aan haar bericht, voor zover van belang:

“Wij hebben bij aanvang van ons contract met Green Hill aangegeven niet het dragen van judopakken te willen opleggen (iets wat Adidas in het verleden wel heeft geëist) en daarmee heeft Green Hill zich akkoord verklaard. Niet omdat een judopak wel of niet “technical equipement” is, aangeziendaar nooit een echte uitspraak over is geweest, maar omdat wij van mening zijn dat een judopak op zijn minst een heel persoonlijk attribuut is waar wij judoka’s vrijheid in willen geven.

Een judoka mag dus ook afzien van het dragen van Green Hill judopakken en u zoon mag Adidas judopakken dragen. (…) Wat betreft de trainingskleding is het zeker wel de bedoeling dat de judoka’s die door de JBN worden uitgezonden, tijdens optredens namens de judobond, de trainingskleding te dragen. Dat is onderdeel van uitzendingdoor de JBN.

Het e.e.a. is vervat in een nieuw kernploegcontract die wij binnenkort zullen opsturen. De basis van dit contract (…) kent de verplichting toe aan de Judoka om judopakken en trainingskleding te dragen van onze sponsor, in dit geval Green Hill. Daar tegenover staan een aantal rechten waar [gedaagde 1] gebruik van kan maken. Op het moment dat een judoka, in dit geval [gedaagde 1], zich niet wenst te houden aan de verplichting van het dragen van het judopak zullen wij het contract op dat punt kunnen aanpassen. (…)”

2.11. JBN heeft aan alle 190 judoka’s van de nationale selectie een (standaard) kernploegovereenkomst toegezonden waarin is opgenomen de verplichting om – kort gezegd – tijdens wedstrijden en evenementen waarnaar de judoka’s door JBN worden uitgezonden de door JBN aangewezen judopakken en andere (sport)kleding te dragen (hierna: de standaard kernploegovereenkomst). Van de 190 judoka’s hebben 174 de standaard kernploegovereenkomst ondertekend. [gedaagde 1] c.s. hebben geweigerd deze overeenkomst te ondertekenen.

2.12. Naar aanleiding van de door [gedaagde 1] c.s. geuite bezwaren heeft JBN aan [gedaagde 1] c.s. een aangepaste kernploegovereenkomst toegezonden. In de aangepaste kernploegovereenkomst staat niet de verplichting opgenomen om tijdens de wedstrijden waarnaar de judoka’s door JBN worden uitgezonden het door JBN ter beschikking gestelde judopak te dragen. Van [gedaagde 1] c.s. hebben 13 judoka’s deze aangepaste kernploegovereenkomst ondertekend. De aangepaste kernploegovereenkomst die judoka [gedaagde 8] heeft ondertekend bepaalt dat de overeenkomst een looptijd heeft tot 31 december 2012. De aangepaste kernploegovereenkomsten die de andere 12 judoka’s hebben ondertekend bepaalt dat de overeenkomst voortduurt zolang er wordt deelgenomen aan het WCCP (het World Class Performance Program). De judoka’s [gedaagde 6], [gedaagde 13] en [gedaagde 15] hebben geen kernploegovereenkomst ondertekend.

2.13. Green Hill heeft JBN op een gegeven momentlaten weten het niet te accepteren dat een grote groep judoka’s van de nationale selectie tijdens wedstrijden niet de judopakken van Green Hill draagt.

2.14. JBN heeft daarop besloten dat alleen de judoka’s met een eigen sponsorovereenkomst met een waarde van meer dan € 20.000,00 worden uitgezonderd van de verplichting om tijdens wedstrijden de judopakken van Green Hill te dragen. Alleen de judoka’s [X] en [Y] hebben zo’n sponsorovereenkomst .

2.15. JBN heeft [gedaagde 1] c.s. vervolgens herhaaldelijk verzocht om (alsnog) de standaard kernploegovereenkomst te ondertekenen en om de judopakken van Green Hill tijdens wedstrijden te dragen. [gedaagde 1] c.s. hebben dit geweigerd. JBN heeft [gedaagde 1] c.s. meegedeeld dat het niet dragen van de judopakken van Green Hill tijdens de wedstrijden tot gevolg zal hebben dat [gedaagde 1] c.s. in de toekomst niet meer toegelaten zullen worden tot de nationale selectie.

3. Het geschil
3.1. JBN vordert – samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad een verklaring voor recht dat JBN gerechtigd is om – conform hetgeen in de dagvaarding is uiteengezet – te bepalen dat haar leden, waaronder [gedaagde 1] c.s., de judogi dienen te dragen tijdens internationale wedstrijden c.q. evenementen, met veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten en de nakosten.

3.2. JBN baseert haar vordering op het verenigingsrecht. [gedaagde 1] c.s. zijn volgens JBN op grond van artikel 6 lid 1 van de statuten van de JBN gebonden aan het besluit van JBN om tijdens wedstrijden en evenementen waarnaar zij door JBN worden uitgezonden de judokleding van Green Hill te dragen als omschreven in de standaard kernploegovereenkomst. JBN heeft voorafgaand aan dit besluit een zorgvuldige belangenafweging gemaakt tussen het algemene belang van de judosport in Nederland en het individuele belang van de judoka’s van de nationale selectie. Het algemeen belang prevaleert in dit geval, aldus JBN.

3.3. [gedaagde 1] c.s. voeren als verweer aan dat het in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is aan [gedaagde 1] c.s. de verplichting op te leggen om tijdens wedstrijden de door JBN aangewezen judopakken te dragen. [gedaagde 1] c.s. hebben zwaarwegende belangen bij het recht om zelf te mogen bepalen welk judopak zij tijdens wedstrijden dragen. Op grond van de aangepaste kernploegovereenkomst die partijen in 2011 hebben gesloten hebben [gedaagde 1] c.s. ook contractueel het recht om zelf te kiezen welk judopak zij tijdens wedstrijden dragen. Deze aangepaste kernploegovereenkomst is nog altijd van toepassing. Immers, in de overeenkomst is bepaald dat deze voortduurt zolang wordt deelgenomen aan het WCCP. [gedaagde 1] c.s. verwijten JBN voorts dat geen voorafgaand overleg over het invoeren van een pakkenplicht heeft plaatsgevonden terwijl dit gelet op de positie van de judoka’s wel op zijn plaats was geweest.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling
Formeel gebrek in debesluitvorming

4.1. De rechtbank stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 2:34a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen verbintenissen slechts bij of krachtens de statuten aan het lidmaatschap worden verbonden. De verplichting om de judokleding van Green Hill te dragen tijdens wedstrijden en evenementen betreft een vermogensrechtelijke verplichting en daarmee een verbintenis. Op grond van artikel 6 lid 3 van de statuten van JBN kunnen behoudens de in de statuten en afzonderlijke reglementen vermeldeverplichtingen aan de leden slechts verplichtingen worden opgelegd na voorafgaande toestemming van de bondsraad. De verplichting om de door JBN aangewezen judokleding te dragen tijdens wedstrijden en evenementen staat niet opgenomen in de statuten van JBN. Uit de stellingen van JBN blijkt ook niet dat deze verplichting in reglementen van JBN is vastgelegd. Dit betekent dat aan [gedaagde 1] c.s. slechts de verplichting kan worden opgelegd om de judokleding van Green Hill te dragen na voorafgaande toestemmingvan de bondsraad. Ter comparitie heeft het bestuur van JBN verklaard dat er (nog) geen toestemming aan de bondsraad is gevraagd. [gedaagde 1] c.s. kunnen op dit moment reeds daarom niet worden verplicht om de judokleding van Green Hill te dragen. De gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden afgewezen.

Inhoudelijke beoordeling

4.2. Ter zitting is door JBN onweersproken gesteld dat de bondsraad, hoewel nooit uitdrukkelijk akkoord gegaan met het opleggen van een verplichting tot het dragen van de door JBN aangewezen judokleding, daarvan wel op de hoogte is en geen bezwaar heeft tegen een dergelijke verplichting. Gelet op de aldus reële mogelijkheid dat de bondsraad alsnog toestemming verleent om alle judoka’s van de nationale selectie te verplichten de judokleding van Green Hill te dragen, zal de rechtbank het geschil ook inhoudelijk beoordelen. De rechtbank zal er daarbij veronderstellenderwijs vanuit gaan dat de bondsraadtoestemming heeft verleend voor het opleggen van deze verplichting.

4.3. Niet in geschil is dat JBN [gedaagde 1] c.s. kan verplichten om tijdens evenementen, waarmee wordt bedoeld alle openbare activiteiten buiten de wedstrijden om zoals openbare trainingen en medailleceremonies, de judokleding van Green Hill te dragen. [gedaagde 1] c.s. dragen de kleding van Green Hill op dit moment ook tijdens evenementen. Het geschil tussen partijen beperkt zich tot het antwoord op de vraag of JBN [gedaagde 1] c.s. kan verplichten om de judopakken van Green Hill te dragen tijdens wedstrijden.

4.4. Artikel 2:8 lid 2 BW bepaalt dat een krachtens de statuten en/of besluit geldende regel niet van toepassing is voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Deze toetsing impliceert een belangenafweging. Bij die belangenafwegingdienen de belangen van JBN bij het opleggen van de verplichting aan [gedaagde 1] c.s. om de judopakken van Green Hill te dragen te worden afgewogen tegen de belangen van [gedaagde 1] c.s. bij hetzelf kunnen bepalen welk judopak tijdens wedstrijden wordt gedragen. Verder dient bij de toetsing rekening te worden gehouden met de overige omstandigheden van het geval.

Belangen van JBN

4.5. JBN stelt dat zij jegens Green Hill contractueel gehouden is om [gedaagde 1] c.s. te verplichten om tijdens wedstrijden de judopakken van Green Hill te dragen. Anders dan JBN leidt de rechtbank dit niet af uit de tekst van de Supplier Agreement. Uit artikel 4.1. van de Supplier Agreement blijkt eerder het tegendeel. Dit artikel bepaalt dat JBN het recht heeft om individuele judoka’s uit te zonderen van de verplichting om Green Hill judopakken te dragen indien JBN dit in het belang van alle betrokken partijen acht. De e-mail van [A] van 3 mei 2010 lijkt te bevestigen dat JBN dit recht bij Green Hill heeft bedongen. Ook de omstandigheid dat JBN in 2011 aangepaste kernploegovereenkomsten met [gedaagde 1] c.s. heeft gesloten, geeft blijk van de mogelijkheid voor JBN om individuele judoka’s uit te zonderen van de verplichting om Green Hill judopakken te dragen. JBN heeft geen nadere feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zij jegens Green Hill contractueel gehouden zou zijn om [gedaagde 1] c.s. te verplichten judopakken van Green Hill te dragen. Bij gebreke daarvan, gaat de rechtbank er bij de belangenafweging vanuit dat een dergelijke contractuele verplichting niet bestaat.
De rechtbank acht aannemelijk dat de relatie van JBN met Green Hill erbij gebaat is dat een zo groot mogelijk aantal judoka’sde judopakken van Green Hill draagt. Green Hill beoogt met de Supplier Agreement immers zoveel mogelijk“exposure” van haar merk te krijgen. Onduidelijk is echter gebleven of Green Hill haar overeenkomst met JBN wegens het ontbreken van een pakkenplicht tussentijds of na ommekomst van de looptijd van het huidige contract per 1 januari 2017 zal beëindigen, zodat daar niet van uit kan worden gegaan. De enkele mededeling van JBN op de zitting dat Green Hill de Supplier Agreement ‘ter discussie heeft gesteld’ is daartoe onvoldoende.

4.6. JBN stelt voorts dat zij door het sluiten van de Supplier Agreement belangrijke inkomsten genereert die ten goede komen aan de gehele judosport in Nederland. Ook dat standpunt is onvoldoende onderbouwd, zodat het niet bij de beoordeling zal worden betrokken. Uit destellingen van JBN blijkt dat de Supplier Agreement met name voordelen biedt voor de judoka’s van de nationale selectie. Zij krijgen gratis kleding van Green Hill en daarnaast hebben zij recht op een bonus van Green Hill als zij in een Green Hill judopak de eerste, tweede of derde plaats behalen bij bepaalde belangrijke wedstrijden. De enige inkomsten waarop JBN op grond van de Supplier Agreement recht heeft, betreffen een percentage van de verkoopopbrengst van via JBN verkochte judokleding van Green Hill in Nederland (zie artikel 3.4). Vast staat dat JBN tot op heden niet of nauwelijks inkomsten heeft verkregen uit de verkoop van judokleding. JBN heeft weliswaar gesteld dat het te ontvangen percentage vande verkoopopbrengst in de toekomst enkele tonnen zou kunnen betreffen als de verkoop van Green Hill kleding zich gaat ontwikkelen, maar zij heeft deze stelling niet nader onderbouwd. Ook heeft JBN onvoldoende toegelicht waarom deze (te verwachten) inkomsten zo belangrijk voor haar zijn.

4.7. JBN stelt tot slot dat het haar grote wens is dat er eenheid komt binnen de nationale selectie in die zin dat iedere judoka van de nationale selectie hetzelfde pak draagt. De rechtbank begrijpt deze wens, maar overweegt dat van eenheid reeds geen sprake is nu JBN haar twee gezichtsbepalende (top)judoka’s met een sponsorcontract met een waarde van meer dan € 20.000,00 niet verplicht de judopakken van Green Hill te dragen. Aan de wens tot eenheid kan daarom niet veel gewicht worden toegekend.

Belangen van [gedaagde 1] c.s.

4.8. Vast staat dat het judopak tijdens wedstrijden actief gebruiktwordt in de zin dat daaraan getrokken en vastgehouden mag worden. Anders dan kleding bij andere sporten zoals voetbal of atletiek, is het judopak dus onderdeel van de sportbeoefening. Voorafgaand aan iedere wedstrijd wordt het judopak om die reden ook gekeurd. Als het judopak niet aan de eisen van de internationale judobond voldoet, mag de judoka met dat judopak niet de mat op. Gelet hierop volgt de rechtbank JBN niet in haar standpunt dat het judopak slechts van gering belang is bij de uitoefening van de judosport. De rechtbank is met [gedaagde 1] c.s. van oordeel dat het judopak een belangrijk attribuut is bij de uitoefening van de judosport. [gedaagde 1] c.s. hebben er een zwaarwegend belang bij dat het judopak dat zij tijdens wedstrijden dragen goed past. Een niet goed zittend judopak kan tijdens een wedstrijd afleiden, en een ogenschijnlijk kleine afleiding kan een wedstrijd beslissen, zoals een van de judoka’s ter zitting ook heeft verklaard.

4.9. [gedaagde 1] c.s. hebben aangevoerd dat het Green Hill judopak dat [gedaagde 1] c.s. aangeboden hebben gekregen minder goed past dan het judopak van hun eigen, zelf gekozen, sponsor. Het judopak van hun eigen sponsor is op maat gemaakt dan wel betreft het een standaard pak, dat is vermaakt. Van Green Hill hebben [gedaagde 1] c.s. slechts een standaard judopak aangeboden gekregen. Op de comparitie hebben [gedaagde 1] c.s. ter illustratie het judopak van de eigen sponsor van twee judoka’s en het judopak van Green Hill dat deze judoka’s aangeboden hebben gekregen aan de rechtbank laten zien. De rechtbank heeft daarbij geconstateerd dat de judopakken van Green Hill andereverhoudingen hebben wat beenlengte, mouwlengte en kruishoogte betreft dan de judopakken van de eigen sponsoren.

4.10. JBN heeft ter comparitie (voor het eerst) meegedeeld dat Green Hill sinds kort de mogelijkheid biedt om judopakken op maat te laten maken voor judoka’s die in een bijzondere maatcategorie vallen. De rechtbank overweegt dat JBN deze nieuwe stelling op de comparitie niet heeft geconcretiseerd. Door niet aan te geven hoe en voor welke judoka’s Green Hill aanbiedt de judopakken op maat te laten maken, kan niet worden aangenomen dat de bezwaren van [gedaagde 1] c.s. ten aanzien van de pasvorm van de Green Hill judopakken niet langer opgaan. De rechtbank zal bij de belangenafweging daarom geen rekening houden met deze nieuwe stelling van JBN.

4.11. De judoka’s [gedaagde 15] en [gedaagde 13] ontvangen van hun huidige sponsor behalve judokleding een financiële compensatie van enkele duizenden euro’s. Vast staat dat zij deze mislopen als zij het judopak van Green Hill tijdens wedstrijden moeten gaan dragen. Als onweersproken staat eveneens vast dat deze financiële compensatie een substantieel deel vormt van hun jaarlijkse inkomen. [gedaagde 15] en [gedaagde 13] hebben dus ook een financieel belang bij het recht om zelf te mogen bepalen welk judopak zij tijdens wedstrijden dragen.

Overige omstandigheden van belang

4.12. De rechtbank acht tot slot met [gedaagde 1] c.s. van belang dat een judoka zonder lidmaatschap van JBN niet kan deelnemen aan belangrijke nationale en internationale wedstrijden. JBN bekleedt in dit kader een machtspositie. Op JBN rust om die reden de verplichting om bij haar besluitvorming zorgvuldig om te gaan met de belangen van [gedaagde 1] c.s. [gedaagde 1] c.s. wijzen er in dat verband terecht op dat het op de weg van JBN had gelegen om voorafgaand aan de besluiten om de Supplier Agreement met Green Hill aan te gaan en de judoka’s van de nationale selectie een pakkenplicht op te leggen, hierover overleg te voeren met de leden van de nationale selectie, althans een representatieve afvaardiging daarvan zodat met hun belangen bij de besluitvorming rekening kon worden gehouden. Dit geldt te meer nu in het verleden voor de judoka’s niet de verplichting gold een door JBN aangewezen judopak te dragen. JBN heeft de judoka’s echter niet tijdig en op voldoende zorgvuldige wijze bij de besluitvorming betrokken.

Conclusie

4.13. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde belangen van [gedaagde 1] c.s. van aanmerkelijk zwaarder gewicht zijn dan genoemde belangen van JBN. Bij de toetsing op grond van artikel 2:8 lid 2 BW houdt de rechtbank verder rekening met de omstandigheid dat JBN de judoka’s niet tijdig en op voldoende zorgvuldige wijze bij de besluitvorming heeft betrokken. De rechtbank concludeert dat het besluit van JBN om de leden van de nationale selectie te verplichten de judopakken van Green Hill tijdens wedstrijden te dragen, ook als de bondsraad zou hebben ingestemd met dit besluit, niet van toepassing is op [gedaagde 1] c.s. omdat dit in de gegeven omstandigheden jegens hen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

4.14. De rechtbank komt gelet op het voorgaande niet toe aan de beoordeling van de stelling van [gedaagde 1] c.s. dat JBN op grond van de aangepaste kernploegovereenkomst contractueel verplicht is om de betrokken judoka zelf te laten bepalen welk judopak zij tijdens wedstrijden dragen.

5. De beslissing
De rechtbank

5.1. wijst de vordering af,
..