“Mr. P. stelt dat hij van het voormalige bestuur heeft vernomen dat de activiteiten van V.L.M. eind jaren ‘90 van de twintigste eeuw zijn geëindigd. Geen van de onder 2.5. vermelde leden heeft daarna zijn lidmaatschap opgezegd. Geen van die leden komt nu nog voor in het register van de Kamer van Koophandel. Er heeft nimmer een algemene ledenvergadering (hierna: alv) plaatsgevonden waarin enig besluit tot ontbinding van V.L.M. is genomen, noch is een vereffenaar aangewezen of het (goede) doel bepaald waaraan een eventueel na liquidatie overblijvend batig saldo zal worden uitgekeerd. Het toenmalige bestuur heeft zich destijds niet gerealiseerd dat anders had moeten worden gehandeld om conform de wet en de statutaire bepalingen tot beëindiging van de activiteiten en afwikkeling van V.L.M. te komen.”
“Het bovenstaande leidt de rechtbank tot dat de conclusie – bij gebrek aan andersluidende gevens – dat het kennelijk laatste nog bestaande lid van V.L.M. zichzelf op 1 november 2014 heeft ontbonden, waarna, op grond van het bepaalde in artikel 2:19 lid 1 sub d BW, []Artikel 19 Burgerlijk Wetboek Boek 2] V.L.M. door het geheel ontbreken van leden is ontbonden. Het verzoek sub 1 zal aldus worden toegewezen.”
” De rechtbank … zal de heren [naam bestuurder 1] , [naam bestuurder 2] en [naam bestuurder 3] , beschouwen als voormalige bestuursleden en daarmee als belanghebbenden in de zin van artikel 2:19 lid 2 BW aanmerken. Als belanghebbenden zijn zij ontvankelijk in het verzoek.”
- Waarschijnlijk staat er ergens geld op een bankrekening op naam van de vereniging, maar de uitspraak geeft daar geen informatie over. Een eventueel batig saldo zal toekomen aan de Staat (zo lijkt mij), nu er geen leden meer zijn: Artikel 23b Burgerlijk Wetboek Boek 2