Lid mag spreken in ALV over zijn royement

 Kernpunt

  • In artikel 2:38 BW staat dat “; een geschorst lid heeft toegang tot de vergadering [van de ALV] waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en is bevoegd daarover het woord te voeren.”
  • Het gerechtshof oordeelt dat dit betekent dat “Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat als een lid het woord mag voeren over zijn schorsing, hij dit ook mag over zijn voorgenomen ontzetting, omdat dit een ingrijpender maatregel is. ”

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2021:4710

De vereniging heeft aangevoerd dat [appellant] inderdaad niet is uitgenodigd, omdat tijdens die vergadering ook de onderhavige procedure en het standpunt van de vereniging daarin is behandeld. Zij heeft verder aangevoerd dat [appellant] niet in zijn belang geschaad is omdat als [appellant] aanwezig was, ook tot ontzetting besloten zou zijn. Zij heeft tot slot gesteld bereid te zijn een nieuwe vergadering uit te schrijven.

5.16

Het hof geeft [appellant] op dit punt gelijk. Uit artikel 2:38 lid 1 BW volgt dat alle leden die niet geschorst zijn, toegang hebben tot de vergadering en dat een geschorst lid toegang heeft tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld en daarin het woord mag voeren. Dit volgt ook uit artikel 11 lid 1 van de statuten van de vereniging. [appellant] was geschorst op grond van het besluit van de ALV van 1 juni 2018 en de brief van 1 september 2018 van het bestuur. In de vergadering was niet zijn schorsing maar zijn ontzetting aan de orde. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat als een lid het woord mag voeren over zijn schorsing, hij dit ook mag over zijn voorgenomen ontzetting, omdat dit een ingrijpender maatregel is. Het argument dat ook onderhavige procedure werd behandeld gaat niet op; [appellant] had alleen bij de behandeling van het ontzettingsvoorstel toegelaten behoeven te worden. Of de uitkomst anders zou zijn geweest, kan in het midden blijven. Het hof merkt op dat partijen niet de door de statuten voorgeschreven weg hebben gevolgd van een ontzettingsbesluit door het bestuur (artikel 5 lid 2 van de statuten) waartegen het lid in beroep kan gaan bij de ALV, maar dat tussen partijen niet in geschil is dat het ALV-besluit de ontzetting inhoudt. De vereniging had [appellant] in de gelegenheid moeten stellen het woord te voeren in de ALV van 16 november 2018 over de voorgenomen ontzetting. Omdat dit niet is gebeurd, zal het hof het ontzettingsbesluit vernietigen wegens strijd met de wettelijke bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. [appellant] is dus niet ontzet uit het lidmaatschap.