Vrijheid om op te zeggen zonder boete

Deze zaak gaat over een winkeliersvereniging, waarbij het de bedoeling was dat de winkeleigenaars de huurders verplichtten om lid te worden van de winkeliersvereniging. De rechter gaat hier niet in mee. De vereniging is namelijk geen VVE (boek 5 BW) omdat niet de eigenaars maar de gebruikers (huurder) verplicht lid moeten worden. “Artikel 2:35 lid 1 BW bepaalt dat het lidmaatschap onder meer eindigt door opzegging door het lid. Deze bepaling is van dwingend recht en een concrete vertaling in het Burgerlijk Wetboek van het vastgelegde recht van vrijheid van uittreding, voortvloeiend uit de in artikel 8 Grondwet (GW) en artikel 11 Europees verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde vrijheid van vereniging, waar alleen bij wet beperkingen aan kunnen worden gesteld.” De winkelier (huurder) mag opzeggen en hoeft ook niet de boete te betalen die in de statuten wordt gesteld op opzegging van het lidmaatschap.

ECLI:NL:RBGEL:2019:4253

Artikel 2:35 lid 1 BW bepaalt dat het lidmaatschap onder meer eindigt door opzegging door het lid. Deze bepaling is van dwingend recht en een concrete vertaling in het Burgerlijk Wetboek van het vastgelegde recht van vrijheid van uittreding, voortvloeiend uit de in artikel 8 Grondwet (GW) en artikel 11 Europees verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) neergelegde vrijheid van vereniging, waar alleen bij wet beperkingen aan kunnen worden gesteld. Een dergelijke beperking ligt besloten in het Nederlands appartementsrecht. Iedere appartementseigenaar wordt bij verwerving van het appartementsrecht van rechtswege lid van de vereniging van eigenaars, die bij gelegenheid van de splitsing van het registergoed in appartementsrechten in het leven is geroepen, en verliest het lidmaatschap van rechtswege zodra hij niet langer appartementseigenaar is (artikel 5:125 BW).



In dit geval is weliswaar in het reglement een verplichting opgenomen lid te zijn van een andere, in dat reglement genoemde vereniging als bedoeld in artikel 5:112 lid 3 BW, doch is die verplichting niet opgelegd aan de appartementseigenaar, maar aan de gebruiker, die, zo definieert het reglement een gebruiker, niet de eigenaar is. Die verplichting valt niet onder het bereik van artikel 5:112 lid 3 BW. De verplichting die de v.o.f. is opgelegd om lid te zijn van de Winkeliersvereniging is niet verbonden aan het appartementsrecht, maar aan het feitelijk gebruik daarvan. In een dergelijke verplichting, die een inbreuk vormt op de bescherming die artikel 8 GW en artikel 11 EVRM bieden, is niet bij wet voorzien. De omstandigheid dat de eigenaren van de appartementsrechten de gebruikers, bij het in gebruik geven van het privé gedeelte en het medegebruik van de gemeenschappelijke delen, verplicht moeten laten tekenen het reglement ‘na te leven’ kan niet tot een ander oordeel leiden.
5.7.

Nu de v.o.f. niet verplicht kan worden als gebruiker lid te worden van een vereniging als bedoeld in artikel 5:112 lid 3 BW kan zij evenmin gebonden zijn aan een boete die zij verschuldigd zou worden aan de VvE bij opzegging van het lidmaatschap van de Winkeliersvereniging. Derhalve is van een rechtsgeldige vordering van de VvE op de v.o.f. geen sprake.