Niet te lang wachten met ALV bij schorsing

Een lid van een lokale vereniging meldt een vermeende misstand bij de federatie. Na een gesprek wordt het lid geschorst voor 3 maanden. Het lid stapt naar de rechter en vordert een verbod om het voorgenomen besluit om zijn lidmaatschap op te zeggen, wordt geagendeerd voor de ALV. De rechter wijst dit af, ook omdat 90 leden hebben verzocht om wel het voorgenomen besluit te agenderen. Wel duurt de schorsing te lang. ” Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestuur (te) lang heeft gewacht met het uitroepen van de ALV. [eiser] heeft op 4 september 2018 al beroep ingesteld, terwijl de vergadering aanvankelijk op 24 november 2018 en nu op 9 november 2018 is bepaald. Voor zover dit een bezwaar is tegen de procedurele gang van zaken omtrent de schorsing, die de voorzieningenrechter wel inhoudelijk kan beoordelen, is [eiser] hierdoor niet zodanig benadeeld dat de procedure en/of de schorsing als zodanig daardoor onrechtmatig is geworden. ”

ECLI:NL:RBNNE:2018:4449

Vonnis in kort geding van 2 november 2018

in de zaak van

[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,

tegen

de vereniging
LICHTBOND NOORD,
gevestigd te Bunne,
gedaagde,

Partijen zullen hierna [eiser] en Lichtbond Noord genoemd worden.


2De feiten

2.1.

Lichtbond Noord is een naturistenvereniging. [eiser] is per 1 juli 2016 kandidaat-lid geworden en daarna met ingang van 5 juni 2018 als stemgerechtigd lid toegelaten. [eiser] heeft zich als een actief lid opgesteld; hij is binnen de vereniging onder andere in diverse commissies/werkgroepen en als fotograaf actief geweest.
2.2.

In de statuten van de vereniging is over het einde van het lidmaatschap het volgende bepaald, voor zover hier van belang:
“(…) Artikel 11
1. Het lidmaatschap eindigt: 
a. door de dood van het lid; 
b. door opzegging van het lid; 
c. door opzegging namens de vereniging. Deze kan geschieden wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten voor het lidmaatschap bij de statuten gesteld te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen jegens de vereniging niet nakomt, als ook wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren; 
d. door ontzetting. Deze kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten der vereniging handelt, of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. 
2. Opzegging namens de vereniging geschiedt door de algemene vergadering met twee/derde van de geldig uitgebrachte stemmen. 
(…). 
6. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het bestuur. 
7. Van een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open op de algemene vergadering. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit, met opgave van redenen, in kennis gesteld (…).

Artikel 12 
1. Indien een lid, waaronder te verstaan alle categorieën, in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de vereniging handelt of de vereniging op onredelijke wijze benadeelt, doch het bestuur acht niet voldoende termen aanwezig om tot ontzetting over te gaan, dan kan het bestuur het betrokken lid schorsen voor een termijn van ten hoogste drie maanden. 
2. Het bepaalde in artikel 11 lid 7. is van overeenkomstige toepassing.(…)”. 
2.3. Op 23 juli 2018 heeft [eiser] een brief geschreven aan de veiligheidscommissie van de Naturistenfederatie Nederland (NFN). Hierin meldt hij dat de vereniging dan wel het bestuur van de vereniging mensen in hun goede naam en eer aantast, discrimineert en zich niet houdt aan het veiligheidsprotocol. [eiser] schrijft verder dat hij de schendingen van het protocol van dien aard acht dat de vereniging Lichtbond Noord het predicaat ‘prettig bloot’ niet langer zou kunnen dragen. In deze brief heeft hij dit aan de hand van één casus uitvoerig toegelicht.

2.4.

Het bestuur heeft [eiser] uitgenodigd voor een gesprek. Op 29 augustus 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen vijf bestuursleden en [eiser] . [eiser] heeft een derde, de heer [X.] , naar dat gesprek meegenomen. Dit gesprek is ontaard in een ruzie waarna [eiser] en [X.] de bijeenkomst hebben verlaten.
2.5.

Bij brief van 31 augustus 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord [eiser] geschorst voor de periode 5 september 2018 tot 5 december 2018. In haar brief geeft het bestuur de volgende redenen voor schorsing:
“(…) 
• De vereniging in een kwaad daglicht stellen.
• Je gedrag waarbij je een voortdurende negatieve kritische houding uitdraagt met als gevolg veel onrust, polarisatie en excessen op ons terrein. Van verscheidene leden hebben wij signalen en brieven gekregen dat dit moet stoppen.
• Het mogelijk schade berokkenen aan de vereniging. 
• Verschijnen op het gesprek met het bestuur in ons verenigingsgebouw met een volstrekte buitenstaander ( geen lid en tevens geen NFN lid) zonder deze persoon vooraf aan te kondigen bij het bestuur.
• Tijdens de ALV van 7 juli 2018 ben je wat ons betreft over grenzen heen gegaan. 
(…)
In de ALV najaar 2018 gaat het bestuur de leden voorstellen te stemmen over beëindiging van je lidmaatschap. (…)”.
2.6.

[eiser] heeft bij brief van 31 augustus 2018 protest aangetekend tegen de schorsingsmaatregel en heeft het bestuur verzocht de maatregel terug te draaien en zich te onthouden van mededelingen over het schorsingsbesluit aan de leden.
2.7.

In haar rondzendbrief van 2 september 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord haar leden ingelicht over de schorsingsmaatregel van [eiser] en hen meegedeeld dat zij in de ALV van het najaar 2018 zal voorstellen te stemmen over opzegging namens de vereniging van het lidmaatschap van [eiser] .
2.8. Het bestuur van Lichtbond Noord heeft [eiser] bij brief van 3 september 2018 meegedeeld dat de schorsing wordt gehandhaafd.
2.9.

Op 12 september 2018 heeft [eiser] beroep ingesteld tegen het schorsingsbesluit. Daarbij heeft hij verzocht om uiterlijk 14 september 2018 een ALV uit te roepen voor de week van 24 september 2018.
2.10.

Het bestuur van Lichtbond Noord heeft de schorsing per 26 september 2018 beëindigd en de schorsing daarmee teruggebracht tot drie weken.
2.11.

Bij brief van 2 oktober 2018 aan [eiser] is het bestuur nader ingegaan op de gronden van het schorsingsbesluit en heeft zij nog twee gronden aan toegevoegd. Het gaat dan om de uiting van [eiser] aan NFN om het keurmerk “prettig bloot” niet meer voor Lichtbond Noord te laten gelden en twee voorvallen uit 2017 die in het dossier van [eiser] zouden zijn geregistreerd, namelijk het ontvreemden van een kettingzaag en de ontvreemding van een partij hout.
2.12.

Op 24 oktober 2018 heeft het bestuur van Lichtbond Noord meegedeeld dat de op 24 november 2018 uitgeroepen vergadering wordt vervroegd. Zij heeft haar leden opgeroepen voor een ALV op 9 november 2018. Voor deze vergadering zijn, voor zover hier van belang, de volgende agendapunten bepaald:
“(…) 8. Het beroep van de heer [eiser] tegen het hem opgelegde schorsingsbesluit
9. Het horen van de heer [eiser]
10. Opzegging van het lidmaatschap van de heer [eiser] ex artikel 11 lid 1 sub c, lid 2 en lid 3 van de Statuten. (…)”.
2.13.

Negentig leden hebben in oktober 2018 hun handtekening gezet onder een verzoek om op de ALV het agendapunt “lidmaatschap [eiser] ” op te nemen omdat zij tegen de voortzetting van zijn lidmaatschap zijn.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert na wijziging van eis (samengevat): 
I. vervallen;
II. het bestuur van Lichtbond Noord te verbieden om het lidmaatschap van [eiser] op te zeggen, hetzij rechtstreeks, hetzij door opzegging voor te stellen, dan wel te agenderen tijdens de uitgeschreven ledenvergadering van 9 november 2018, op straffe van een dwangsom van € 10. 000,00 met bepaling dat [eiser] zich door zijn raadsman mag laten bijstaan als de gevraagde voorziening wordt geweigerd en het agendapunt opzegging lidmaatschap wel tijdens een ALV zal worden behandeld;
III. het bestuur van Lichtbond Noord te gebieden om:
– al haar leden door middel van een rondzendbrief te berichten dat aan [eiser] ten onrechte een schorsing is opgelegd voor de periode van 26 september 2018 tot 5 december 2018, 
– over de schorsing haar spijt te betuigen en excuses te maken voor het aantasten van de eer en goede naam van [eiser] 
– aan al haar leden door middel van een rondzendbrief te berichten dat aan [eiser] ten onrechte een schorsing is opgelegd voor de periode van 5 september 2018 tot 26 september 2018 als de meerderheid van de leden tijdens de uit te schrijven ALV oordeelt dat [eiser] ten onrechte geschorst is geweest voor de periode van 5 september 2018 tot 26 september 2018 en dat daarom de schorsing over voormelde periode met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt, 
– de leden te berichten dat het bestuur haar spijt betuigt over deze genomen maatregel en zij haar excuses aanbiedt voor het aantasten van de eer en goede naam van [eiser] , 
op straffe van een dwangsom van € 10.000,00;
IV. veroordeling van Lichtbond Noord om als voorschot op de buitengerechtelijke kosten en geleden vermogensschade € 3.432,75 te betalen;
V. Lichtbond Noord te veroordelen in de proceskosten. 
stelt hiertoe (samengevat) dat hij op onterechte gronden is geschorst en dat het onbegrijpelijk is dat het bestuur enerzijds de schorsing tot drie weken terugbrengt en anderzijds de opzegging van zijn lidmaatschap agendeert. [eiser] acht deze gang van zaken onbetrouwbaar en is van mening dat hij in zijn eer en goede naam wordt aangetast doordat het bestuur zolang heeft gewacht met het uitroepen van een ALV. 
3.2. Lichtbond Noord voert verweer. Zij voert daartoe (samengevat) aan dat zij grotendeels aan de eisen van [eiser] is tegemoetgekomen. Volgens Lichtbond Noord is het niet aan het bestuur maar aan de ALV als hoogste orgaan van de vereniging om te mogen besluiten over een eventuele opzegging van het lidmaatschap en over de rechtmatigheid van de schorsing. Overigens blijft Lichtbond Noord bij de eerder gegeven redenen voor de schorsing.
3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af gelet op het volgende.
beëindiging van het lidmaatschap 
4.2. De wet (artikel 2:35 BW) en de statuten (artikel 11) bieden de mogelijkheid om het iemands lidmaatschap te beëindigen op initiatief van anderen dan het lid zelf. Het lidmaatschap kan worden beëindigd door opzegging of ontzetting. Bij Lichtbond Noord bepalen de statuten dat een opzegging wordt gedaan door de ALV (met twee/derde meerderheid). Een ontzetting uit het lidmaatschap is een bevoegdheid van het bestuur. Tegen een ontzetting kan de betrokkene op basis van artikel 11 lid 7 van de statuten daarna beroep instellen bij het hoogste orgaan, de ALV.

4.3.

Voor het geval dat [eiser] bedoelt dat aan het bestuur verboden wordt om hem uit het lidmaatschap te ontzetten, overweegt de voorzieningenrechter dat uit de stukken en ter zitting niet is gebleken van een bestuursbesluit tot ontzetting en ook niet van een voorstel hiertoe. Overigens moet – alvorens de rechter over een dergelijke ontzetting kan oordelen- eerst beroep bij de ALV worden ingesteld en de beoordeling daarvan worden afgewacht (vgl. Tekst&Commentaar Burgerlijk Wetboek, aant. 5 bij artikel 2:35 BW). Zoals overwogen is van een besluit tot ontzetting echter reeds niet gebleken.
4.4.

Wat de opzegging betreft: het is niet aan het bestuur maar aan de ALV om te besluiten een lidmaatschap op te zeggen. De voorzieningenrechter kan het bestuur daarom niet verbieden het lidmaatschap op te zeggen. Dan zou een verbod opgelegd worden om gebruik te maken van een bevoegdheid die het bestuur niet heeft.
4.5.

Ook het verbod om opzegging aan de leden voor te stellen dan wel een verbod tot opzegging te agenderen, is niet toewijsbaar. Ter zitting is niet gebleken dat het huidige voorstel tot opzegging van het lidmaatschap een initiatief van het bestuur is. Uit de door Lichtbond Noord ingebrachte productie van 25 oktober 2018 blijkt dat negentig leden verzoeken de opzegging als agendapunt op te nemen. Op grond van artikel 19, vierde lid, van de statuten is het bestuur op schriftelijk verzoek van minstens tien stemgerechtigde leden verplicht tot het bijeenroepen van een algemene vergadering op een termijn van niet langer dan vier weken. In lijn met die bevoegdheid komt die leden het recht toe om punten te agenderen. Als ze dit recht niet zouden hebben, zou het recht om een vergadering uit te roepen, immers illusoir zijn. Uit de genoemde productie blijkt dat (ruimschoots) aan de voorwaarden van artikel 19, vierde lid, statuten is voldaan.
4.6.

De conclusie is dat niet het bestuur maar de ALV bevoegd is om het lidmaatschap op te zeggen en dat er geen grond is om de agendering van dit punt te verbieden.
schorsing van het lidmaatschap 
4.7. Ook voor de schorsing geldt (net als voor een besluit tot ontzetting uit het lidmaatschap) dat beroep daartegen openstaat op de ALV (artikel 12 lid 2 van de statuten). Dat beroep is door [eiser] ook ingesteld. Die vergadering moet eerst oordelen omtrent het bestuursbesluit tot schorsing. Niet valt uit te sluiten dat de schorsing door de vergadering wordt opgeheven. Zoals hiervoor overwogen ten aanzien van de ontzetting moet [eiser] dus eerst de uitkomst van de interne beroepsprocedure afwachten, voordat de rechter zijn oordeel kan geven.

4.8.

Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestuur (te) lang heeft gewacht met het uitroepen van de ALV. [eiser] heeft op 4 september 2018 al beroep ingesteld, terwijl de vergadering aanvankelijk op 24 november 2018 en nu op 9 november 2018 is bepaald. Voor zover dit een bezwaar is tegen de procedurele gang van zaken omtrent de schorsing, die de voorzieningenrechter wel inhoudelijk kan beoordelen, is [eiser] hierdoor niet zodanig benadeeld dat de procedure en/of de schorsing als zodanig daardoor onrechtmatig is geworden. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de schorsing door het bestuur is verkort. Bovendien is ter zitting toegezegd door mr. Biesheuvel namens Lichtbond Noord dat de leden het beroep van [eiser] een week voor aanvang van de vergadering toegestuurd zullen krijgen en dat de raadsman van [eiser] ten aanzien van de schorsing (alsook overigens ten aanzien van het agendapunt ‘opzegging lidmaatschap’) [eiser] ter vergadering mag bijstaan. In die zin kunnen de leden kennis nemen van de bezwaren van [eiser] en kan [eiser] gemotiveerd – met juridische bijstand – zijn zienswijze aldaar naar voren brengen.
4.9.

De conclusie is dat het woord eerst aan de ALV is. De vorderingen onder II en III zijn daarom prematuur. Het spoedeisend belang ontbreekt daarmee overigens eveneens. Omdat de vorderingen onder II en III worden afgewezen, wordt ook de daarvan afhankelijke vordering onder IV. afgewezen.
proceskostenveroordeling 
4.10. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om [eiser] in de reële proceskosten te veroordelen. Dat kan alleen bij misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Bij het aannemen daarvan door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. 
Volgens vaste rechtspraak is daarvan pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als [eiser] zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (ECLI:NL:HR:BA3516). Dat is in deze zaak niet aan de orde.
4.11.

De voorzieningenrechter zal bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd gelet op het volgende. Lichtbond Noord is [eiser] – kennelijk onder druk van een kort geding – tegemoet gekomen door de schorsing tot drie weken terug te brengen en door de ALV eerder te agenderen. Bovendien heeft Lichtbond Noord ter terechtzitting pas toegezegd het beroepschrift van [eiser] ook aan de leden toe te sturen.

5De beslissing


De voorzieningenrechter:
– wijst de vorderingen af

Royement Bootsmannen

Het bestuur royeert een lid. De vereniging is de KRVE, wat een organisatie is van bootmannen. Dat zijn de mensen die zeeschepen vast- en losmaken in de haven, de club heeft een monopolie meen ik. De reden is een postieve drugtests.
” De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk is dat de KRVE het besluit van royement baseert op een zero tolerance drugsbeleid. Door de KRVE is onbetwist gesteld dat dit beleid aansluit bij het beleid dat door het Rotterdamse havenbedrijf wordt geëist. Het is daarom in het belang van de KRVE en van de leden van KRVE om dit beleid te voeren om te voorkomen dat de KRVE het recht verliest om werkzaamheden in de haven uit te voeren.” De rechter gaat niet erg in op de quasi-arbeidsrechtelijke situatie, en de vraag of het lid zijn vak kan uitoefenen bij andere organisaties of nu maar moet omscholen naar een heel ander vak. Naar mijn mening betreft het meer arbeidsrecht van verenigingsrecht.

ECLI:NL:RBROT:2018:9304

Vonnis van 7 november 2018

in de zaak van

[eiser] ,

tegen

de vereniging
KONINKLIJKE ROEIERS VEREENIGING EENDRACHT,

Partijen zullen hierna [eiser] en KRVE genoemd worden.


2De feiten

2.1.

De KRVE is een vereniging van bootmannen die in de Rotterdamse haven diensten verrichten. De belangrijkste werkzaamheden van de bootmannen zijn het vast- en losmaken van zeeschepen, onder alle weeromstandigheden, met behulp van onder meer vaartuigen.
2.2.

In de statuten van de KRVE staat – voor zover relevant – het volgende:

(…)
Artikel 5 Leden algemeen5. Leden zijn verplicht tot naleving van de Statuten, het Huishoudelijk reglement en besluiten van de KRVE.(…)
Artikel 9 Einde lidmaatschap en schorsing1. Een Lid houdt op Lid van de KRVE te zijn door:(…)
d. royement als bedoeld in lid 3.(…)
3. Het bestuur kan een vol lid of aspirant-lid uit het lidmaatschap royeren doch slechts wanneer hij handelt in strijd met de Statuten, het Huishoudelijk Reglement of besluiten van de KRVE, of indien hij de KRVE op onredelijke wijze benadeelt.4. Het volle lid of aspirant-lid wordt ten spoedigste bij aangetekende brief van het besluit tot royement, onder opgave van redenen, in kennis gesteld. Hem staat binnen zes (6) weken na ontvangst van de kennisgeving van het besluit, beroep open op de algemene vergadering. Indien de algemene vergadering besluit het royement ongedaan te maken dan wel niet binnen drie (3) maanden na het beroep aangaande het royement een besluit heeft genomen, wordt het lidmaatschap niet als geëindigd beschouwd. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het volle lid of aspirant-lid geschorst, ook ten aanzien van eventuele andere functies die hij binnen de KRVE bekleedt.(…)

2.3.

In de werkafspraken van de KRVE staat – voor zover relevant – het volgende:

Hoofdstuk C Alcohol- en drugsbeleidArtikel 1 Alcohol- en drugsverbod1. Het is verboden om onder invloed van alcohol of drugs, waaronder wordt verstaan de in de Opiumwet omschreven soft- en harddrugs, te verkeren op de werklocatie. Er mogen bij aanvang van de dienst en tijdens de uitvoering van het werk geen sporen van alcohol of drugs in het lichaam aanwezig zijn.(…)
Artikel 2 Controle1. Leden kunnen op de werklocaties steekproefsgewijs en/of bij vermoeden van alcohol- en drugsgebruik worden getest op het gebruik van alcohol en drugs. Hiervoor is een testprotocol opgesteld dat als bijlage bij dit reglement is toegevoegd. Van het lid wordt verwacht dat hij te allen tijde zijn medewerking verleent.(…)

2.4.

In Bijlage C bij de werkafspraken staat – voor zover relevant – het volgende:

Protocol afname alcohol en drugstest(…)
Wie voert de test uit?De test wordt uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf. Dit bedrijf hanteert de volgende regels:(…)

Het lid is bekend met de gevolgen van een positieve uitslag; de uitslag is bindend.

Het resultaat wordt z.s.m. aan het lid medegedeeld.

Het lid en de KRVE hebben bij gegronde twijfel de mogelijkheid tot het laten uitvoeren van een contra expertise die direct aansluitend dient plaats te vinden.(…)
Gevolgen bij een positieve uitslag

De uitslag wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Tevens meldt de tester het resultaat direct aan een lid van het bestuur.

Het lid wordt direct geschorst en naar huis gestuurd (gebracht).

Er vindt een gesprek plaats met een lid van het bestuur.

Het lid wordt doorverwezen naar een gespecialiseerde hulpverleningsinstantie.

Alle kosten als gevolg van een positieve test kunnen op het lid worden verhaald.

Er worden afspraken met het lid gemaakt over de gevolgen van dit incident en de te nemen maatregelen (zoals het opleggen van een delingskorting, schorsing etc)

Een positieve test betekent dat het lid regelmatig (onverwachts) opnieuw getest zal worden.

De afspraken worden schriftelijk vastgelegd.

Bij recidive volgt royement uit het lidmaatschap van de KRVE.(…)

2.5.

[eiser] is per 1 december 2012 lid geworden van de KRVE. In de akte van samenwerking en toetreding die hij heeft getekend staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
roeier verklaart kennis te hebben genomen van en in te stemmen met de Statuten en het Huishoudelijk Reglement;
(…)

2.6.

Op 8 november 2016 is [eiser] in opdracht van de KRVE getest op sporen van drugs. Hij is positief bevonden op cannabis (THC). [eiser] is direct geschorst en naar huis gebracht. De KRVE heeft een maatregel opgelegd van twee weken vermindering van de winstuitkering van 2016. Verder is [eiser] in contact gebracht met een gespecialiseerde hulpinstantie Be-Responsible.
2.7.

Op 14 november 2016 heeft [eiser] een gesprek gehad met [persoon 1] van Be-Responsible. In het gespreksverslag staat –voor zover relevant – het volgende:
(…)
Het is [eiser] duidelijk dat een volgende positieve test het einde van zijn werk bij de KRVE tot gevolg heeft. [eiser] weet en beseft dat hij regelmatig getest gaat worden.
(…)
[eiser] zorgt ervoor dat hij ten alle tijden alcohol en drugsvrij werk en niet faciliteert in het afdekken van collega’s. Hij kent daarin zijn verantwoordelijkheid en de gevolgen die het voor hem heeft.
(…)

2.8.

Op 19 december 2016 is door de heer [persoon 2] en mevrouw [persoon 3] namens de KRVE een herhalingstest uitgevoerd. Deze speekseltest was positief op aanwezigheid van sporen van cocaïne. De test is daarna nog drie maal herhaald. De tweede en derde test waren positief, de vierde test negatief op sporen van cocaïne.
2.9.

Op 20 december 2016 heeft [eiser] een contra-expertise laten uitvoeren bij ‘Het Zorgkasteel’. In de laboratoriumuitslag van deze urinetest staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
Cannaboiden > 100
!THC kwalitatief: Positie(f)

Cocaine < 20
Cocaine kwalitatief Negatie(f)
(…)

2.10.

In het rapport van de contra-expertise staat – voor zover relevant – het volgende:
(…)
Benzoylecgonine < 25 ug/l
THC-COOH 238 ug/l
(…)

2.11.

Op de bestuursvergadering van 25 januari 2017 heeft het bestuur van de KRVE gesproken over de positieve testen. [eiser] is uitgenodigd om een toelichting te geven aan het bestuur en hij heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
2.12.

Op 26 januari 2017 heeft de KRVE een brief gestuurd aan [eiser] met daarin voor zover relevant het volgende:
(…)
Je bent met ingang van 25 januari 217 geroyeerd als lid van de KRVE. Tegen dit besluit van het bestuur kan je binnen zes weken na ontvangst van deze kennisgeving een beroep doen op de algemene vergadering.
(…)

2.13.

Op 6 maart 2017 heeft [eiser] een beroep gedaan op de algemene vergadering met het verzoek het besluit tot royement ongedaan te maken. Dit beroep is behandeld op de algemene ledenvergaderingen van 13 en 20 april.
2.14.

[eiser] is persoonlijk in de gelegenheid gesteld om het beroep mondeling op de algemene ledenvergaderingen toe te lichten. Zijn advocaat is niet tot de vergaderingen toegelaten. De algemene ledenvergadering heeft op beide dagen voor aanvang van de behandeling van het beroep gestemd over de aanwezigheid van de advocaat en met meerderheid van stemmen besloten om de advocaat van [eiser] beide keren niet toe te laten.
2.15.

Het royement van [eiser] is met meerderheid van stemmen akkoord bevonden door de algemene ledenvergadering.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard:
  • de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van de KRVE van 25 januari 2017 althans van 13 en 20 april 2017 te vernietigen;
  • KRVE te veroordelen om [eiser] binnen één week na betekening van de uitspraak wederom toe te laten als lid van de KRVE, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat KRVE hiermee in gebreke blijft;
  • KRVE te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, ter vergoeding van de door [eiser] geleden schade, als gevolg van het onrechtmatig handelen door KRVE jegens [eiser] ;
met veroordeling van KRVE in de kosten van de procedure.

3.2.

[eiser] legt hieraan ten grondslag dat er niet voldoende gronden zijn om een royement te rechtvaardigen. In de contra-expertise is [eiser] niet positief bevonden op cocaïne. Hij is in de contra-expertise positief bevonden op THC maar dat is weer niet gebleken uit de speekseltest. Op THC had in de contra-expertise daarom niet getest mogen worden. Verder vindt [eiser] het niet redelijk dat hij in zijn vrije tijd geen cannabis mag gebruiken en zijn collega’s wel alcohol mogen drinken. Hij was van dit verbod ook niet op de hoogte. Tot slot is het recht van [eiser] op hoor en wederhoor door het bestuur geschonden omdat zijn advocaat niet op de algemene leden vergaderingen is toegelaten.
3.3.

KRVE stelt dat er voldoende gronden zijn om een royement te rechtvaardigen. De speekseltesten waren positief op cocaïne. Dat [eiser] in de contra-expertise niet meer positief is bevonden op cocaïne heeft te maken met de snelheid waarmee cocaïne wordt afgebroken in het lichaam. Bovendien blijkt uit de contra-expertise dat [eiser] positief is bevonden op aanwezigheid van THC en ook dat is voldoende reden voor een royement. De advocaat van [eiser] is niet toegelaten op de algemene ledenvergaderingen omdat hij niet vooraf had aangekondigd dat zijn advocaat zou meegaan en omdat de meerderheid van de leden tegen de aanwezigheid van de raadsman heeft gestemd.

4De beoordeling

4.1.

Op grond van artikel 2:15 BW is een besluit van een orgaan van een rechtspersoon vernietigbaar wegens (onder andere) strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist. De toetsingsmaatstaf is de vraag of het orgaan bij afweging van alle bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid en naar billijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen. De rechtbank moet dat terughoudend toetsen.
Materiële gronden besluit
4.2.

Partijen twisten ten eerste over de vraag of het bestuur voldoende gronden had om tot een royement te komen. Volgens [eiser] is hij in eerste instantie positief getest op cocaïne maar dit is weerlegd door de contra-expertise. In de contra-expertise is hij nog wel positief getest op THC maar de contra-expertise had hier niet op mogen testen omdat dat niet uit de eerste test is gekomen. KRVE betwist dat.
4.3.

De rechtbank is van oordeel dat de KRVE voldoende materiële gronden heeft om een besluit tot royement te kunnen nemen. Uit de contra-expertise is gebleken dat [eiser] tijdens werktijd een (grote) hoeveelheid THC in zijn urine had. Bovendien heeft [eiser] zelf toegegeven dat hij het weekend voorafgaand aan de test cannabis gebruikt heeft. Hieruit heeft het bestuur kunnen opmaken dat [eiser] heeft gehandeld in strijd met het alcohol- en drugsbeleid waarin is bepaald dat geen sporen van drugs aanwezig mogen zijn. Omdat bovendien niet is weersproken dat sprake was van recidive, was dit voldoende grond voor het bestuur om [eiser] als lid te royeren.
4.4.

Dat een contra-expertise alleen gebruikt zou mogen worden om te testen op het type drugs dat positief uit de eerste test (speekseltest) naar voren komt, blijkt niet uit het Protocol afname alcohol en drugstest van de KRVE (zie 2.4). Volgens dit protocol kunnen zowel [eiser] als de KRVE een contra-expertise laten uitvoeren en wordt daarbij geen beperking gesteld aan het gebruik of aan de omvang van deze contra-expertise. Het is ook niet onredelijk van de KRVE om de contra-expertise op deze manier te gebruiken. KRVE heeft een groot belang bij handhaving van haar alcohol- en drugsbeleid vanwege de veiligheid van haar leden en vanwege de eisen die door het Rotterdamse havenbedrijf worden gesteld aan de bedrijven die werkzaamheden verrichten in de haven. Daarom hoeft van haar niet verwacht te worden dat zij een resultaat dat uit de contra-expertise naar voren komt negeert, ook niet als dit resultaat in eerste instantie niet uit de speekseltest naar voren is gekomen. Dat dit – zoals [eiser] naar voren heeft gebracht – ook niet mag bij een strafrechtelijk onderzoek doet hier niets aan af. Het gaat in deze zaak om onderlinge afspraken die in verenigingsverband zijn gemaakt en waaraan leden zich vrijwillig onderwerpen en deze afspraken mogen verder gaan dan strafrechtelijke opsporingsbevoegdheden.
Redelijkheid regeling
4.5.

Partijen twisten verder over de vraag of het toepassen door de KRVE van een ‘zero tolerance’ drugsbeleid (beleid waarbij geen enkel spoor van alcohol of drugs in het lichaam aanwezig mag zijn) onredelijk is.
Volgens [eiser] wordt door toepassing van dit beleid onderscheid gemaakt tussen leden die cannabis gebruiken en leden die alcohol gebruiken. Omdat cannabis relatief lang aanwezig blijft in het lichaam is het voor cannabis-gebruikers niet mogelijk om in hun vrije tijd cannabis te gebruiken. Alcoholgebruikers kunnen wel alcohol gebruiken in hun vrije tijd.

4.6.

De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk is dat de KRVE het besluit van royement baseert op een zero tolerance drugsbeleid. Door de KRVE is onbetwist gesteld dat dit beleid aansluit bij het beleid dat door het Rotterdamse havenbedrijf wordt geëist. Het is daarom in het belang van de KRVE en van de leden van KRVE om dit beleid te voeren om te voorkomen dat de KRVE het recht verliest om werkzaamheden in de haven uit te voeren. Dat hierdoor verschillen ontstaan in de mogelijkheid van het gebruik van verschillende soorten drugs en alcohol doet hier niet aan af. Deze ongelijkheid is niet gericht tegen bepaalde personen maar komt voort uit het verschil in snelheid waarin bepaalde stoffen worden afgebroken.
4.7.

[eiser] stelt verder dat hij niet op de hoogte was van het alcohol- en drugsbeleid, maar dat is gezien de gemotiveerde betwisting van KRVE onvoldoende onderbouwd. Uit het gesprekverslag van 14 november 2016 (zie 2.7) blijkt duidelijk dat na de eerste positieve drugstest is gesproken over de gevolgen van een nieuwe positieve test. Bovendien is door KRVE onweergesproken gesteld dat het alcohol- en drugsbeleid is besproken op verplichte algemene ledenvergaderingen en dat voorlichtingsbijeenkomsten zijn gehouden.
Hoor en wederhoor
4.8.

Tot slot twisten de partijen over de vraag of het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden omdat de advocaat van [eiser] niet aanwezig mocht zijn bij de bespreking van het beroep tijdens de algemene ledenvergaderingen .
4.9.

Het gaat hier om een besluit tot een royement. Een royement heeft een onterend karakter. Volgens vaste jurisprudentie moeten de procesrechtelijke grondbeginselen zoals hoor en wederhoor bij een dergelijk besluit in acht worden genomen.
4.10.

De rechtbank is van oordeel dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is geschonden. Hoewel het de voorkeur verdient dat een advocaat op verzoek wordt toegelaten bij de bespreking van een beroep op een algemene ledenvergadering, is dit onvoldoende om ook tot het oordeel te komen dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en dat het besluit om die reden moet worden vernietigd.
4.11.

Ten eerste is [eiser] aanwezig geweest bij de bestuursvergadering waar het besluit tot royement is genomen. Hij heeft daar de mogelijkheid gehad om zijn standpunt toe te lichten. Hij heeft van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt door het voorlezen van een verklaring. Verder is hij tijdens de beide algemene ledenvergaderingen waar zijn beroep is besproken toegelaten om het beroep toe te lichten. Ook van deze mogelijkheid heeft hij gebruik gemaakt. Dat zijn advocaat er niet bij mocht zijn was voor hem vervelend en stressvol, maar niet onoverkomelijk. De leden van de KRVE zijn (net als [eiser] ) niet juridisch onderlegd en om die reden was het niet nodig om het standpunt juridisch toe te laten lichten door een advocaat.
Bovendien heeft [eiser] zich samen met zijn advocaat kunnen voorbereiden op de vergadering en heeft hij bij de tweede vergadering ook gebruik gemaakt van de door zijn advocaat gemaakte pleitaantekeningen.

4.12.

Kort samengevat is de rechtbank van oordeel dat het bestuur van de KRVE in redelijkheid tot het besluit van royement had kunnen komen. De vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen.
4.13.

5De beslissing

De rechtbank
5.1.

wijst de vorderingen af,
5.2.

Nieuw uiterlijk

Dit weblog heeft vanaf nu een nieuw, modern uiterlijk. Het is nog wel een beetje work in progress. Ik hoop voorjaar 2019 alle puntjes op de i te hebben gezet. Suggesties voor aanpassingen zijn welkom. Peter.