2De beoordeling
2.1.
Het OM verzoekt Satudarah, daaronder ook te begrijpen Supportcrew 999, Saudarah en Yellow Snakes MC, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad verboden te verklaren en te ontbinden, dit op grond van het bepaalde in artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
Satudarah is een motorclub die in 1990 in Moordrecht is opgericht. Satudarah kent lokale afdelingen, zogenoemde chapters, in Nederland en daarbuiten. Naast de chapters zijn er ook drie “support clubs”: Supportcrew 999, Saudarah en Yellow Snakes MC.
2.3.
Het OM voert aan dat sprake is van een informele – dat wil zeggen niet bij notariële akte opgerichte – vereniging (artikel 2:30 BW) waarvan de chapters en support clubs (Supportcrew 999, Saudarah en Yellow Snakes MC) onzelfstandige, dat wil zeggen van de informele vereniging Satudarah deel uitmakende, onderdelen zijn. Ter onderbouwing van haar standpunt dat van één rechtspersoon sprake is verwijst het OM in het bijzonder naar:
- –
het gebruik van uniforme clubkleding,
- –
de presentatie op door Satudarah onderhouden websites,
- –
gezamenlijk uitgevoerde activiteiten,
- –
de hiërarchische structuur (waarbij bestuursleden op nationaal niveau een bepalende invloed hebben op het beleid van de verschillende chapters),
- –
de interne regels en de verplichting tot afdracht van contributie door chapters aan de landelijke vereniging.
2.4.
Satudarah betwist niet dat zij een informele vereniging is en evenmin dat de chapters onderdeel vormen van de vereniging. De rechtbank zal daar dan ook vanuit gaan. Satudarah heeft wel weersproken dat de support clubs onderdeel zijn van de vereniging waartegen het verzoek van het OM is gericht.
Op de positie van de support clubs zal de rechtbank later, in r.o. 2.36-2.38 van deze beschikking, afzonderlijk aandacht besteden; zij blijven voorlopig buiten beschouwing.
Vrijheid van vereniging, artikel 2:20 BW; juridisch kader
2.5.
De vrijheid van vereniging is een grondrecht dat gewaarborgd is in artikel 8 van de Grondwet en in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM); het is een fundamenteel recht in een democratische rechtstaat.
Artikel 8 van de Grondwet staat toe dat dit grondrecht wordt beperkt, maar dat kan uitsluitend bij wet in formele zin, mits die beperking geschiedt in het belang van de openbare orde.
2.6.
Artikel 2:20 BW, waarop het verzoek van het OM is gebaseerd is zo’n ‘wet’. Dit artikel draagt de rechter op een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde, op verzoek van het OM verboden te verklaren en te ontbinden. Het begrip ‘openbare orde’ is daarbij niet scherp omlijnd, maar de wetgever heeft in het kader van de parlementaire behandeling van het huidige artikel 2:20 BW duidelijk gemaakt dat van werkzaamheid in strijd met de openbare orde niet snel sprake zal zijn; verbodenverklaring (en daarop volgende ontbinding) dient met grote terughoudendheid plaats te vinden. Het is niet zo dat de vrijheid van vereniging beknot kan worden als louter sprake is van uit maatschappelijk oogpunt ongewenst gedrag. De toenmalige Minister van Justitie overwoog: “Slechts handelingen die inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel, kunnen het verbod van een vereniging (…) rechtvaardigen”, zie K 17 476, 1984-1985, nrs 5-7, MvA, paragraaf 8. In diezelfde memorie van antwoord heeft de minister voorbeelden genoemd die gemeen hebben dat sprake is van een aantasting van de als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel die, indien op grote schaal toegepast, ontwrichtend zou kunnen zijn voor de samenleving. In zijn beschikking van 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948 (Martijn), heeft de Hoge Raad die terughoudendheid onderstreept.
Bij de beoordeling van het verzoek van het OM in deze zaak is dat dus het referentiekader van de rechtbank.
2.7.
Het zojuist al genoemde artikel 11 EVRM laat in lid 2 toe dat de (nationale) wet van een verdragsluitende staat de vrijheid van vereniging beperkt, maar binnen zekere, strikte, grenzen. Zo’n beperking moet in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Bij de toepassing van artikel 2:20 BW zal de rechter aan de hand van het voorliggende geval moeten controleren of de nationale wetgever niet te veel ruimte heeft genomen en dus of deze ‘ondergrens’, die het EVRM trekt ten aanzien van de beperking van het recht op vereniging, wordt gerespecteerd.
Constitutionele toetsing en prejudiciële vragen?
2.8.
Satudarah bepleit in haar op dat punt doorwrochte verweerschrift met name dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen de beperkingen die volgens het nationale recht op het recht van vereniging kunnen worden aangebracht en die welke volgens artikel 11 EVRM zijn toegelaten. Satudarah komt tot de slotsom dat de “Nederlandse beperkingssystematiek” meer rechtsbescherming biedt dan artikel 11 EVRM. Satudarah wijst er op dat volgens artikel 8 Grondwet beperking van het grondrecht slechts bij wet in formele zin mogelijk is, terwijl artikel 11 EVRM genoegen neemt met beperking bij wet in materiële zin. Zelfs ongeschreven recht kan ingevolge artikel 11 EVRM voldoende zijn voor de beperking van het fundamentele recht op vereniging, aldus Satudarah. Dit leidt er in haar visie toe dat op grond van artikel 53 EVRM (kort gezegd: het EVRM doet niet af aan verdergaande bescherming die een verdragsstaat in het nationale recht biedt) het Nederlandse toetsingskader dient te prevaleren. Satudarah verbindt hieraan de conclusie dat toetsing van artikel 2:20 BW aan artikel 8 Grondwet mogelijk moet zijn, omdat anders de rechtsbescherming die artikel 53 EVRM biedt illusoir en theoretisch zou worden.
Deze toetsing van artikel 2:20 BW aan artikel 8 Grondwet leidt tot de conclusie – zo begrijpt de rechtbank het betoog van Satudarah – dat artikel 2:20 BW, althans de wijze waarop dit artikel in de afgelopen jaren in de rechtspraak wordt toegepast, de grondwettelijke vrijheid van vereniging op een meeromvattende wijze beperkt dan bij de totstandkoming van (de voorloper van) dit artikel is voorzien. Dit wijt Satudarah mede aan het open karakter van de in artikel 2:20 BW gegeven norm “strijd met de openbare orde”. Zij meent dat de wijze waarop de vrijheid van vereniging door artikel 2:20 BW wordt beperkt niet meer in overeenstemming is met de Grondwet.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank niet tot deze toetsing bereid is, verzoekt Satudarah over de door haar bepleite constitutionele toetsing een prejudiciële vraag te stellen. Satudarah beroept zich in dit verband op het Handvest van grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) dat in artikel 12 eveneens de vrijheid van vereniging erkent. Op grond van artikel 52 lid 3 van het Handvest is de inhoud en de reikwijdte daarvan gelijk aan artikel 11 EVRM. De inhoud van artikel 53 van het Handvest stemt overeen met die van artikel 53 EVRM. Ook de aan het oordeel van het Hof van Justitie onderworpen interpretatie van het Handvest zou er volgens Satudarah toe moeten leiden dat een in de (formele) wet geregelde beperking van de vrijheid van vereniging, getoetst moet kunnen worden aan artikel 8 Grondwet. Satudarah acht het wenselijk dat de rechtbank aan het Hof van Justitie van de Europese Unie dan wel aan de Hoge Raad een daartoe strekkende prejudiciële vraag stelt.
2.9.
De rechtbank volgt Satudarah niet in haar betoog.
In artikel 53 EVRM wordt met zoveel woorden bevestigd dat het EVRM niet afdoet aan de ruimere bescherming die het nationale recht van een verdragsstaat (in casu het Nederlandse recht) biedt tegen aantasting van enig grondrecht. Of het Nederlandse recht meer bescherming biedt dan het EVRM moet worden beoordeeld naar het (nationale) recht zoals het is (dus met inbegrip van het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet), niet naar het nationale recht zoals dat in de ogen van Satudarah behoort te zijn. Anders gezegd: tot de regels van nationaal recht behoort in Nederland nu eenmaal nog steeds het toetsingsverbod van artikel 120 Grondwet. De rechter kan artikel 2:20 BW daarom niet toetsen aan de Grondwet.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hierover redelijkerwijs geen twijfel bestaan, zodat er geen aanleiding bestaat voor het stellen van een prejudiciële vraag.
2.10.
Satudarah betoogt dat artikel 2:20 BW te ruim wordt toegepast. Zij meent dat de uitleg van die bepaling in de rechtspraak veel te ver gaat. Satudarah neemt het standpunt in dat de reikwijdte van artikel 2:20 BW niet meer in overeenstemming is met wat de (grond-) wetgever voor ogen heeft gestaan.
De rechtbank ziet dat anders. Zoals hierboven, in 2.6, al is beschreven heeft de Minister van Justitie in de daar genoemde memorie van antwoord een algemene norm genoemd ter beoordeling van de vraag of van werkzaamheid in strijd met de openbare orde sprake is. In die norm ligt de terughoudendheid die bij de toepassing van artikel 2:20 BW betracht moet worden nadrukkelijk besloten. De minister heeft enkele voorbeelden genoemd van gevallen waarin verbodenverklaring geëigend is, maar hij heeft geen limitatieve opsomming willen geven. De minister schreef: “De rechtsovertuiging staat niet stil. Stolling van de nu heersende mening in een opsomming leidt op den duur tot verstarring.” (K 17 476, 1984/1985, nrs. 5-7, MvA, blz. 4). Satudarah ziet er ten onrechte aan voorbij dat de minister nadrukkelijk daarmee ruimte heeft willen geven aan rechtsontwikkeling en dus voor toepassing in gevallen die hem wellicht toen niet direct voor ogen stonden, mits de benadrukte terughoudendheid maar in acht wordt genomen.
Bewijslast
2.11.
Het OM heeft, ter onderbouwing van zijn verzoek, in het verzoekschrift onder meer gewezen op structurele betrokkenheid van Satudarah bij (georganiseerde) criminaliteit, waaronder handel in verdovende middelen, verboden bezit van en handel in wapens, afpersing, diefstal en witwassen, het plegen van geweld (zowel tegen eigen leden, (leden van) andere motorclubs als tegen buitenstaanders), het beperken van de mogelijkheid om als lid van de vereniging te bedanken en het tegenwerken van justitieel onderzoek, onder meer door het intimideren van getuigen. Het OM heeft verwezen naar een groot aantal strafrechtelijke onderzoeken waarbij (oud-)leden van Satudarah betrokken zijn. Per geval heeft het OM beschreven of dit strafrechtelijk onderzoek heeft geleid tot sepot, (nog geen) vervolging of een veroordeling.
2.12.
Bij de beoordeling van de vraag of de werkzaamheid van Satudarah in strijd is met de openbare orde moet de rechtbank zich baseren op door het OM gestelde feiten. Waar het OM zich beroept op strafrechtelijke veroordelingen (op tegenspraak) leveren deze dwingend bewijs op van de daarin vastgestelde strafrechtelijke gedragingen, ook tegenover derden. Voor andere feiten waarop het OM zich beroept geldt, op grond van het hier toepasselijke ‘gewone’ bewijsrecht, dat gestelde feiten die niet (voldoende gemotiveerd) zijn weersproken in beginsel als vaststaand moeten worden beschouwd, zie artikel 284 juncto artikel 149 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
2.13.
Satudarah verdedigt dat van die regel in dit geval afgeweken moet worden. Zij meent dat het OM het bewijs moet leveren van alle gestelde feiten ook al heeft Satudarah slechts volstaan met een algemene betwisting. Reden voor het aanvaarden van deze uitzondering is de structurele onevenwichtigheid tussen Satudarah enerzijds en het “machtige” OM anderzijds. Het OM heeft onbeperkte financiële mogelijkheden, een bataljon aan juristen en het OM heeft toegang tot tal van (niet voor het publiek toegankelijke) informatiesystemen, aldus Satudarah.
2.14.
Het OM heeft zijn verzoek, behalve op de verwijzingen naar onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraken in strafzaken, van een groot aantal documenten over (gestelde) gedragingen van (oud-) Satudarah-leden vergezeld doen gaan. Die informatie is voor een deel fragmentarisch naar voren gebracht. Gezien de omvang van het aantal strafrechtelijke onderzoeken dat het OM noemt in het verzoekschrift kan in redelijkheid van Satudarah niet verlangd worden dat alle genoemde gedragingen die zijn toegeschreven aan (oud-) Satudarah-leden van een gemotiveerde betwisting worden voorzien. Satudarah had echter naar het oordeel van de rechtbank wel tenminste tegen een aantal evident zwaar wegende gedragingen verweer naar voren kunnen brengen. In dat geval had zij – wellicht met recht – kunnen bepleiten dat voor die gevallen die zij niet behandelt hetzelfde moet gelden als voor de gevallen waarin ze wel gedegen verweer had gevoerd. Satudarah heeft – op enkele uitzonderingen na – echter volstaan met een algemene, niet inhoudelijk gemotiveerde, betwisting. Zij heeft alleen tijdens de mondelinge behandeling gereageerd op enkele niet in het verzoekschrift genoemde verwijten en daartegen verweer gevoerd.
De rechtbank moet, onder deze omstandigheden, het door het OM in het verzoekschrift gestelde als onvoldoende gemotiveerd weersproken en dus tegenover Satudarah vaststaand, beschouwen.
Strijd met openbare orde?
2.15.
De rechtbank dient vervolgens na te gaan of hetgeen het OM aanvoert tot de conclusie leidt dat de werkzaamheid van Satudarah in strijd is met de openbare orde.
2.16.
Het OM beroept zich ter onderbouwing van zijn verzoek op betrokkenheid van (oud-) leden van Satudarah bij strafrechtelijke onderzoeken en heeft – als opgemerkt – een groot aantal documenten overgelegd om dat beroep te onderbouwen.
Een thematische weergave van een deel van de gestelde feiten en omstandigheden die voor de beoordeling van belang zijn luidt als volgt.
Strijd met rivaliserende motorclubs
– Op 27 mei 2011 trok de gemeente Arnhem de vergunning voor de twee dagen later geplande Harley-Davidson-dag in. Reden hiervoor was informatie over de kans op ordeverstoringen vanwege spanningen tussen de rivaliserende motorclubs Satudarah en Hells Angels.
1
– Op 30 juli 2011 werd een groep Satudarah-leden in Amsterdam aangehouden voor controle. De politie had signalen dat een confrontatie met Hells Angels voorbereid werd. Er was kennelijk rivaliteit ontstaan omdat Satudarah een prospect chapter had gevestigd in Amsterdam, de plaats waar het leidende Hells Angels chapter was gevestigd. Uit het verslag van de pelotonscommandant van de politie blijkt dat de groep Satudarah-leden, na een kennelijk daartoe gegeven commando, zich tegen de aanwezige mobiele eenheden keerde. Een en ander had tot gevolg dat 56 Satudarah leden zijn aangehouden en onder meer zes messen en twee vuurwapens in beslag zijn genomen. Dat deze Satudarah-leden uiteindelijk niet zijn vervolgd, zoals Satudarah betoogt, doet niet af aan de omstandigheid dat zich ongeregeldheden hebben voorgedaan in Amsterdam, waarbij Satudarah-leden betrokken waren.
2
– Op 4 oktober 2014 vond op klaarlichte dag een schietpartij plaats in een woonwijk te Eindhoven, aan de Medoclaan. In juli 2016 zijn twee Satudarah-leden veroordeeld tot respectievelijk zeven en drie jaar cel voor onder meer betrokkenheid bij deze schietpartij. De oorzaak lag kennelijk in een conflict tussen (leden van) Satudarah en (leden van) No Surrender.
3
Geweld en dreigen met geweld tegen andere motorclubs
– In februari 2010 heeft zich bij de politie Den Haag een persoon gemeld die vertelde actief te zijn in de Loosduinse Motorvereniging. Volgens deze persoon waren kort daarvoor acht als zodanig herkenbare leden van Satudarah ongevraagd het clubgebouw van de motorvereniging binnengekomen. Geëist werd dat de Loosduinse Motorvereniging zich met haar leden zou aansluiten bij Satudarah. Twee leden van deze vereniging zijn daarbij mishandeld. De Loosduinse Motorvereniging heeft zich daarop genoodzaakt gezien haar activiteiten direct te beëindigen. De betrokken persoon heeft verklaard uit angst geen aangifte te willen doen.
4
Geweld en dreigen met geweld tegen andere personen
– Op 15 mei 2012 zijn in Breda drie leden van Satudarah aangehouden op verdenking van mishandeling van een portier in Tilburg. De politie was telefonisch geïnformeerd maar kon, toen zij ter plaatse kwam, slechts de mishandeling vaststellen. Het slachtoffer verklaarde geen aangifte te willen doen.
5
– Op 10 juli 2012 zijn zeven leden van Satudarah veroordeeld tot gevangenisstraffen tot vierenhalf jaar voor mishandeling van twee mannen bij camping Fort Oranje. Bij een aantal Satudarah-leden werd medeplegen van poging tot moord bewezen geacht. De slachtoffers zijn met een maglite op het hoofd geslagen en een van de slachtoffers had een steekwond in de maagstreek.
6
– Op 3 april 2015 heeft in een winkelcentrum in Breda, overdag, een schietpartij plaatsgevonden waarbij een persoon dodelijk is getroffen. In verband hiermee zijn enige maanden later vier leden van Satudarah aangehouden. Het lid dat de dodelijke schoten heeft gelost is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar voor het plegen van doodslag.
7
– Op 5 juli 2015 heeft een Satudarah-lid een andere persoon een kopstoot gegeven en hem bedreigd met een mes omdat deze Satudarah zou hebben beledigd. Dit Satudarah-lid is voor deze mishandeling veroordeeld door de rechtbank Groningen.
8
– Op 12 september 2016 zijn acht Satudarah-leden, waaronder vijf bestuursleden, binnengedrongen in café Nasty in Amsterdam. De toegang was hun geweigerd waarna zij de portier hebben aangevallen, hem enkele klappen in zijn gezicht hebben gegeven en de zaak zijn binnengedrongen. Op beelden van beveiligingscamera’s is te zien hoe de portier en een leidinggevende worden geslagen. Tevens is op deze camerabeelden te zien hoe met barkrukken en andere voorwerpen wordt gegooid. In het van het incident opgemaakte proces-verbaal is opgenomen dat de verbalisanten die na het incident ter plaatse zijn gekomen een grote ravage aantroffen. Uit angst is van het incident geen aangifte gedaan.
9
– Op 25 december 2016 hebben vijf Satudarah-leden, waaronder een nationaal bestuurslid, zich in een club in Amsterdam schuldig gemaakt aan onder meer het medeplegen van mishandeling en het plegen van poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd. Hiervoor zijn zij bij vonnis van 21 juli 2017 veroordeeld.
10
Verdovende middelen
– Tussen 2010 en 2017 is meer dan 30 maal een hennepplantage aangetroffen in de woning van een lid van Satudarah (waaronder op 16 december 2013 in de woning van een thans nationaal bestuurslid). In dezelfde periode zijn meerdere (andere) leden aangehouden voor betrokkenheid bij het vervoer van verdovende middelen.
11
– In juni 2014 zijn twee leden van Satudarah aangehouden na ontdekking van een drugslaboratorium in ’t Zand. Een van die leden is daarvoor veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf.
12
– Op 1 augustus 2015 is door de Braziliaanse politie een Nederlander aangehouden die in zijn zeilschip 600 kilo cocaïne vervoerde. Hij verklaarde dat een deel daarvan bestemd was voor Satudarah.
13
– Bij vonnissen van 17 en 20 februari 2017 van de rechtbank Breda zijn vijf Satudarah-leden veroordeeld tot gevangenisstraffen tot 46 maanden voor onder meer betrokkenheid bij productie van en handel in synthetische drugs.
14
Wapens
– in de periode van mei 2010 tot de indiening van het verzoekschrift zijn bij tientallen leden van Satudarah verboden (vuur)wapens aangetroffen.
15
– Op 30 november 2011 is in een bedrijfspand in Tilburg onder meer een pistool en een raketwerper aangetroffen. De vennoten van het bedrijf waren beiden lid van Satudarah en zijn veroordeeld tot 46 maanden gevangenisstraf.
16
– Op 21 februari 2013 is in een woning van een lid van Satudarah onder meer een automatisch machinegeweer met munitie aangetroffen. Het betreffende lid is veroordeeld tot tien maanden gevangenisstraf.
17
– Op 19 januari 2016 is een bestuurslid van Satudarah door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor het leveren van automatische wapens. In het vonnis is vermeld dat de veroordeelde een leidende rol heeft binnen Satudarah en dat de wapens bestemd waren voor gebruik door een nieuw opgericht chapter in Duisburg, Duitsland.
18
Afpersing
– In de periode 18 januari 2012 tot 6 februari 2012 heeft de politie gesprekken gevoerd met medewerkers van Koninklijke Horeca Nederland. Daarin kwam naar voren dat in de regio Twente horecaondernemers werden afgeperst door Satudarah. Dit heeft geleid tot nader onderzoek, waaruit naar voren kwam dat de eigenaar van een beveiligingsbedrijf dat portiers leverde aan horecaondernemingen maandelijks € 400,- betaalde bij wijze van sponsoring van het clubhuis van Satudarah. Nadat in januari 2013 door de politie informatie was ontvangen waarin werd gemeld dat leden van Satudarah voornemens zouden zijn de betrokken eigenaar te liquideren, heeft de politie besloten onder meer de president van het lokale chapter van Satudarah van de door de politie ontvangen informatie op de hoogte te stellen. Daarmee wilde de politie voorkomen dat het misdrijf zou plaatsvinden.
19
– Op 1 mei 2015 kreeg de politie Limburg een melding van een inbraak in een meubelzaak. Uit het gesprek met de eigenaar bleek dat zijn vrouw zich enige tijd daarvoor op Facebook negatief had uitgelaten over Satudarah (naar aanleiding van de melding op Facebook dat leden van Satudarah een kind hadden mishandeld). Hierop waren drie leden van Satudarah naar de winkel gekomen om schadevergoeding in geld of goederen te eisen. De eigenaar vermoedde betrokkenheid van Satudarah bij de inbraak. Hij verklaarde zo bang te zijn dat hij en zijn vrouw hadden besloten te stoppen met de zaak. De zaak is vervolgens op 7 mei 2015 gesloten. In juni 2015 is de vrouw van de eigenaar op haar woonadres met een honkbalknuppel mishandeld. In verband hiermee zijn later dat jaar twee leden van Satudarah aangehouden. Het betrokken echtpaar wilde echter geen aangifte doen omdat, zoals zij tegenover de politie verklaarden, hun uitdrukkelijk was geadviseerd dit niet te doen.
20
– In september 2017 zijn drie leden van Satudarah aangehouden voor afpersing van een ondernemer. Bij de aanhouding van één van die leden zijn in diens woning drie vuurwapens aangetroffen, waaronder een machinepistool met demper.
21
Overige misdrijven
– Op 20 april 2012 zijn twee leden van Satudarah door de rechtbank Zutphen veroordeeld voor heling.
22
– Op 2 februari 2016 zijn twee leden van Satudarah aangehouden wegens betrokkenheid bij een gewapende overval op een vrachtwagenchauffeur. Hiervoor zijn zij beiden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden.
23
2.17.
Naast genoemde gebeurtenissen die onderwerp vormen of vormden van strafrechtelijk onderzoek of geleid hebben tot veroordelingen, is in het verzoekschrift uitgebreid ingegaan op het verschijnsel “bad standing”. Dit houdt, kort gezegd, in dat een lid dat de vereniging, al dan niet op eigen initiatief, verlaat bij die gelegenheid een fors bedrag aan Satudarah moet voldoen. Volgens het verweerschrift berust dit gebruik op een bij aanvang van het lidmaatschap gemaakte afspraak. Deze tegenwerping van Satudarah is uitsluitend onderbouwd met een verwijzing naar een vragenlijst waarin de vraag voorkomt of het nieuwe lid er begrip voor heeft dat het verlaten van de club consequenties heeft. Niet blijkt uit de vraagstelling dat de afspraak is dat het uittredende of uitgestoten lid gehouden is een geldbedrag te betalen. Zeker blijkt niet dat een lid op basis van de vragenlijst moet beseffen dat een bedrag in de orde van grootte van € 5.000,- verschuldigd is, ook wanneer het lid eigener beweging, zonder dat de vereniging hem enig verwijt kan maken, het lidmaatschap wil beëindigen. Uit een aantal verklaringen van oud-leden, als bijlage bij het verzoekschrift gevoegd, blijkt dat uittreding bovendien in veel gevallen gepaard gaat met fysiek geweld. Verder blijkt deze maatregel willekeurig te worden toegepast.
Zo is op 22 oktober 2015 bij de politie Groningen een melding binnengekomen dat een man door vijf anderen, deels bewapend met stokken/staven, werd mishandeld. Het slachtoffer verklaarde tegenover de politie dat hij oud-lid was van Satudarah en wegens de beëindiging van zijn lidmaatschap was aangevallen.
24
Daarnaast heeft het OM een proces-verbaal uit 2016 overgelegd van een onderzoek naar mishandeling en afpersing van de voormalige vicepresident van het chapter Arnhem. Deze was in bad standing uit de club gezet en daarbij zodanig mishandeld dat in het ziekenhuis twee gebroken armen, gebroken ribben en een gebroken oogkas werden geconstateerd. Ook moest hij de sleutels van zijn Harley Makason-motor in het clubgebouw achterlaten. Daags daarna is door leden van Satudarah de Porsche van deze persoon meegenomen.
25
Uit deze en andere voorbeelden kan worden geconcludeerd dat aan een vertrek in “bad standing” bij Satudarah ernstige consequenties zijn verbonden. Het leidt ertoe dat leden zich niet vrij (kunnen) voelen om Satudarah te verlaten.
2.18.
Ook bevinden zich in de bijlagen bij het verzoekschrift
26 verschillende verklaringen van (oud-)leden van Satudarah die er op neerkomen dat zij uit angst voor represailles geen verklaringen willen afleggen over activiteiten van de vereniging, ook niet in situaties waarin er concrete aanwijzingen zijn dat zij daar zelf het slachtoffer van zijn.
Daarnaast bevat het dossier verklaringen waaruit blijkt dat slachtoffers van misdrijven zijn geïntimideerd om aangiften te voorkomen.
27 Zo zijn bij vonnis van 10 januari 2013 twee leden van Satudarah schuldig bevonden aan afpersing en bedreiging. In het vonnis is opgenomen dat het rijbewijs van een van de slachtoffers is gekopieerd en is gedreigd dat zijn familie iets zou overkomen als het slachtoffer “
gekke dingen” zou doen.
28Eenzelfde intimiderend gedrag is waarneembaar bij getuigen. Zo is op 3 oktober 2015 bij de politie Heerlen aangifte gedaan van mishandeling, waarbij de getuige verklaarde dat gezegd is dat “
ze wisten wie ik was en waar ik woonde.
Ook dat ze
mijn kop hadden herkend”.
29
2.19.
Verder bevat het dossier processen-verbaal over
- –
het opgeven van een valse naam door leden van Satudarah,
- –
het opleggen van een zwijgplicht met het oog op politieonderzoeken,
- –
intimidatie,
- –
bedreiging van politiemensen en andere ambtenaren en
- –
het gebruik van zogenoemde jammers.
Duidelijk is dat hierdoor justitieel optreden opzettelijk wordt bemoeilijkt, zo niet onmogelijk gemaakt. Een opmerkelijk voorbeeld in dit verband is dat op 21 oktober 2011, na een melding van geluidsoverlast, de politie te Enschede poolshoogte wilde nemen. In de buurt van de opgegeven locatie werd zij tegengehouden door leden van Satudarah, die pas na contact met anderen via een portofoon de politie in de gelegenheid stelden verder te rijden.
30
2.20.
Op basis van deze voorbeelden, die slechts een beperkt deel vormen van de voorbeelden waarop het OM zich onder verwijzing naar de bijlagen bij het verzoekschrift beroept, moet de rechtbank de conclusie trekken dat een groot aantal leden van Satudarah gedurende een reeks van jaren betrokken is bij tal van verboden en grotendeels ook ernstig verwijtbare criminele gedragingen. Daarbij is voor de beoordeling van het verzoek met name van belang dat het hier in veel gevallen gaat om misdrijven waarvan derden het slachtoffer zijn. Bovendien hebben deze gedragingen door hun frequentie en als gevolg van de intimidatie die van het optreden door leden van een duidelijk herkenbare groep als Satudarah uitgaat, uitstraling naar een wijdere kring van niet-betrokken burgers. Van een vecht- of schietpartij in een uitgaanscentrum, woonwijk of winkelcentrum zijn vele omstanders getuige en lopen even zovelen het risico om onbedoeld slachtoffer te worden. Het afgelasten van festiviteiten vanwege mogelijke confrontaties tussen motorclubs raakt iedere potentiële bezoeker ervan. Het voorhanden hebben van en handelen in wapens en verdovende middelen is potentieel schadelijk voor een onbeperkt aantal personen. Afpersing en gedwongen winkelsluiting beperken derden in het ondernemerschap. Strafrechtelijk optreden tegen deze feiten wordt bemoeilijkt omdat zowel leden van Satudarah, slachtoffers als getuigen van misdrijven, zich uit angst niet vrij voelen om tegenover de politie verklaringen af te leggen, terwijl leden van Satudarah bovendien strafrechtelijk optreden bemoeilijken door tegenwerking van de politie.
Deze gedragingen van leden van Satudarah vormen een wezenlijke aantasting van de veiligheid van de samenleving en de vrijheid van burgers om naar eigen inzicht deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Leden van Satudarah maken al gedurende een reeks van jaren inbreuk op deze voor de Nederlandse samenleving fundamentele waarden. Deze veelvuldige en voortdurende inbreuken op de openbare orde ontwrichten de samenleving of kunnen de samenleving ontwrichten.
2.21.
Voor het uitspreken van een verbodenverklaring is evenwel vereist dat de in het verzoekschrift genoemde gedragingen van leden van de vereniging Satudarah zo zijn toe te rekenen aan de vereniging dat deze daardoor de werkzaamheid van de vereniging mede bepalen. Die werkzaamheid moet, om verbodenverklaring te rechtvaardigen, in strijd zijn met de openbare orde.
2.22.
De gedragingen van leden van Satudarah kunnen volgens de in de rechtspraak ontwikkelde criteria worden toegerekend aan de vereniging ingeval het bestuur van Satudarah daaraan leiding heeft gegeven of daartoe doelbewust gelegenheid heeft gegeven, alsook wanneer bijzondere omstandigheden daartoe grond geven. Bij die bijzondere omstandigheden moet gedacht worden aan een structureel aanwezige cultuur van het begaan van handelingen in strijd met de openbare orde, zoals het plegen van strafbare feiten door (bestuurs-)leden, welke cultuur door het bestuur in het leven is geroepen of – hoewel daarmee bekend – in stand wordt gelaten.
2.23.
Het verzoekschrift van het OM bevat voorbeelden die de conclusie rechtvaardigen dat het bestuur van Satudarah zelf leiding geeft aan het strafbare handelen van leden in strijd met de openbare orde.
Op 30 november 2011 is bij een huiszoeking van een verblijfplaats van [A], thans nationaal bestuurslid van Satudarah en daarvoor president van het chapter Southside, een vuurwapen aangetroffen. Hiervoor en voor drugshandel is [A]veroordeeld tot 25 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 1.000. Verder zijn een aangetroffen pistool en drie jammers aan het verkeer onttrokken.
In het vonnis overwoog de rechtbank dat [A] een ander Satudarah-lid, middels een ping, (tevergeefs) opdracht had gegeven om het wapen op te ruimen om te voorkomen dat de politie het zou vinden.
31
Op 23/24 maart 2013 vond in het clubhuis van Satudarah Tilburg een vergadering plaats, waarbij een aantal nationale bestuurders van Satudarah aanwezig was. Dit gesprek is afgeluisterd en er is een proces-verbaal van opgemaakt. Tijdens dit gesprek heeft [B], op dat moment nationaal bestuurder van Satudarah, over leden die overlopen naar motorclub No Surrender gezegd:
“Maar na dit gesprek, praat nooit meer over een ander chapter, want je krijgt bad standing. Dan slaan we je in elkaar.”
32
De president van Satudarah Nijmegen heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 11 april 2014 bij de landelijke raad van Satudarah moest komen en zich moest verantwoorden omdat hij zou hebben “
gelult”. Hij is vervolgens onverwacht geslagen, maar wilde geen aangifte doen omdat hij vreesde voor zijn leven. In het proces-verbaal dat van deze gebeurtenis is opgesteld, is eveneens opgenomen dat meerdere leden van het chapter Nijmegen zijn mishandeld en dat onder meer [A] hierbij actief betrokken was.
33
Op 1 juni 2016 is een gesprek tussen Satudarah-leden afgeluisterd, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Besproken is dat een Satudarah-lid nog recht heeft op een uitkering van € 20.000 op grond van een verzekering. [C], inmiddels een nationale bestuurder van Satudarah, heeft onder meer gezegd dat ze dit geld van hem af zullen pakken: “
Luister, die 20 pakken we hem allemaal af”.
34
Op 15 juni 2016 is [D], eveneens nationaal bestuurslid van Satudarah, aangetroffen in de Porsche die eerder door Satudarah-leden was afgenomen van de voormalige vicepresident van het chapter Arnhem (zie hiervoor r.o. 2.17).
2.24.
Ten aanzien van het leiding geven aan strafbare feiten is voorts van belang dat in het verzoekschrift gemotiveerd wordt gesteld dat binnen Satudarah een streng hiërarchisch klimaat heerst. Verwezen wordt onder meer naar de toelatingsprocedure, waarbij personen die de status van full-member nog niet hebben, zich ondergeschikt moeten gedragen ten opzichte van degenen die deze status wel hebben. Ook wordt in het verzoekschrift (pagina 52) een lid van Satudarah geciteerd dat stelt: “De opdrachten werden doorgegeven door de officieren. De opdrachten moest je uitvoeren. Alleen als je een heel gegronde reden hebben [sic] dan kon je er onderuit”.
In het proces-verbaal van het incident van 25 december 2016, hiervoor beschreven in (r.o. 2.16) is opgenomen dat één van de betrokken Satudarah-leden een bestuurslid is en dat hij het voorbeeld geeft aan de andere Satudarah-leden. Als hij naar achteren stapt en afstand neemt, volgen de andere Satudarah-leden.
2.25.
Die hiërarchische verhouding speelt ook een rol bij feiten die leiden tot strafrechtelijk optreden. Dit blijkt onder meer uit een verklaring van een Satudarah-bestuurslid dat was betrokken bij de dodelijke schietpartij op 3 april 2015 in Breda, als hij stelt: Ik ben tenslotte president en als ik zeg dat ze achter mij aan moeten rijden dan doen ze dat ook. (…) Als ik als president linksaf ga dan volgt de rest ook.”
Ook bevat het dossier een weergave van een afgeluisterd gesprek waarin het gaat over “
code rood”, wat volgens de in dat gesprek gegeven uitleg betekent dat Satudarah-leden geacht worden zich met medeneming van wapens naar het clubhuis te begeven en daar te horen krijgen waar en waarvoor deze gebruikt moeten worden. Verder wordt in één van de bijlagen bij het verzoekschrift
35 melding gemaakt van een ernstige mishandeling op 27 februari 2011 in Tilburg. Hierover is door een getuige verklaard dat een bestuurslid van Satudarah zou hebben verteld dat hij nieuwe leden de opdracht heeft gegeven zich te bewijzen en daarvoor een willekeurig slachtoffer heeft aangewezen. Satudarah heeft het bestaan van hiërarchische verhoudingen noch het gebruik daarvan ten behoeve van het plegen van strafbare feiten (gemotiveerd) betwist.
2.26.
Verder is van belang dat het bij de wapensmokkel waarvoor de rechtbank Overijssel (zie eerder r.o. 2.16) een veroordeling heeft uitgesproken, ging om de leverantie van wapens door een nationale bestuurder van Satudarah, bestemd voor een nieuw op te richten chapter in Duitsland. In het vonnis heeft de rechtbank Overijssel deze omstandigheid nadrukkelijk laten meewegen. Door een chapter te voorzien van vuurwapens – uit de foto’s blijkt dat het onder meer ging om een Kalasjnikov –, op zichzelf al strafbaar, wordt doelbewust de gelegenheid gegeven daarmee strafbare feiten te plegen.
2.27.
Dit chapter in Duitsland en ook andere chapters in Duitsland zijn op initiatief van Satudarah (Nederland) opgericht. In de documentaire Satudarah – One blood (Joost van der Valk, 2015) is te zien dat nationale bestuurders van Satudarah Nederland bij de oprichting van Satudarah in Duitsland betrokken waren. Inmiddels is Satudarah in Duitsland bij beschikking van 19 januari 2015, bekrachtigd door het Bundesverwaltungsgericht Leipzig (als bijlage gehecht aan het verzoekschrift), verboden en opgeheven. In de beschikking is onder meer het volgende opgenomen:
(i) de nadruk bij Satudarah in Nederland en bij de chapters in Duitsland ligt op criminele activiteiten die tot strafbare feiten leiden op het gebied van verdovende middelen, wapens en explosieven;
(ii) de in Nederland gevestigde top is in het verleden regelmatig met het strafrecht in aanraking gekomen en ook de leden van de Duitse chapters hebben veelvuldig strafbaar gehandeld;
(iii) beslissingsbevoegde personen binnen Satudarah gedogen misdrijven, keuren deze goed en bevorderen ze en zetten anderen ertoe aan.
In de beschikking wordt gewezen op het feit dat leidinggevenden vanuit Nederland illegale invoer van verdovende middelen uit Nederland in Duitsland coördineren. Ook wordt verwezen naar wapenhandel en wordt als voorbeeld genoemd de invoer van wapens die in het clubhuis van het Satudarah chapter in Tilburg aan Duitse Satudarah-leden worden overhandigd.
De inhoud van deze beschikking draagt bij aan het beeld dat nationale bestuurders van Satudarah in Nederland actief betrokken zijn geweest bij en hebben bijgedragen aan de oprichting van een vereniging die inmiddels in Duitsland wegens haar criminele karakter verboden is.
2.28.
Mede gelet op de hiërarchische structuur kunnen de in de r.o. 2.17 en 2.18 hierboven omschreven regels inzake bad standing en de zwijgplicht aan het bestuur van Satudarah worden toegerekend.
2.29.
Hierboven, in de r.o. 2.23-2.28, heeft de rechtbank een aantal gedragingen van kopstukken (bestuurders en/of leidinggevenden) van Satudarah zelf belicht die bijdragen aan het beeld dat de werkzaamheid van de vereniging in strijd is met de openbare orde. In hoeverre passen de eerder behandelde strafbare feiten die aan
(oud-)leden, niet-bestuursleden, van Satudarah zijn toe te rekenen, ook in de werkzaamheid van Satudarah? Daarvoor is het volgende van belang.
2.30.
In het verzoekschrift wordt gemotiveerd gesteld dat binnen Satudarah een cultuur heerst waarbij het plegen van strafbare feiten wordt gestimuleerd. Het OM verwijst naar verklaringen van leden die inhouden dat uitsluitend het misbruik van kinderen een gedraging is die binnen Satudarah op afkeuring kan rekenen. Daarmee wordt duidelijk gesuggereerd dat tegen andere criminele activiteiten geen enkel bezwaar bestaat. In de documentaire Satudarah – One blood – waarvan delen zijn vertoond tijdens de mondelinge behandeling – is te zien dat een lid bij ontslag uit detentie bij de poort van de gevangenis wordt opgewacht en warm wordt onthaald. Bij het daaropvolgende feest in het clubhuis voert een bestuurder die hoogste in rang is het woord en wordt geen woord gewijd aan de onwenselijkheid van misdrijven. Veeleer komt naar voren dat criminaliteit – ook door het bestuur – in Satudarah-verband – gewaardeerd of (ten minste) gerespecteerd wordt. Een dergelijke gang van zaken draagt bij aan een cultuur waarin het plegen van strafbare feiten als respectabel gedrag wordt gezien.
Ook wijst het OM op de gang van zaken rond de “1%-patch”. In de documentaire Satudarah – One blood is te zien dat deze patch ten overstaan van andere leden van Satudarah wordt uitgereikt voor “een daad van agressie” en het hardhandig de kop indrukken van een probleem. Dat hiermee is gedoeld op een stevige mondelinge reprimande, zoals in het verweerschrift wordt geopperd, acht de rechtbank, gezien de gekozen bewoordingen, ongeloofwaardig. Dat niet exact bekend is voor welk gedrag de 1%-patch is uitgereikt doet verder ook niet ter zake. Waar het om gaat is dat door de gebruikte bewoordingen bewust een sfeer wordt gecreëerd waarin agressie en hardhandig optreden gestimuleerd worden.
2.31.
Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat Satudarah, als organisatie, de voorwaarden schept voor een klimaat waarin voor leden de drempel tot het plegen van strafbare feiten wordt verlaagd. De cultuur binnen de vereniging, zoals deze (mede) door bestuurders c.q. leidinggevenden van de vereniging door middel van eigen gedragingen in het leven is geroepen en in stand wordt gehouden, draagt daar nadrukkelijk aan bij.
2.32.
De rechtbank stelt verder vast dat in het verzoekschrift meerdere voorvallen worden genoemd die betrekking hebben op confrontaties met rivaliserende motorclubs, intimidatie van motorclubs die gedwongen worden zich bij Satudarah aan te sluiten en van afpersing, waarbij expliciet werd gehandeld uit naam van Satudarah. Te denken valt aan het hiervoor in r.o. 2.16 genoemde voorval op 30 juli 2011 in Amsterdam. De confrontatie die de politie wilde verhinderen betrof niet de confrontatie van individuele leden van twee motorclubs, maar van de twee motorclubs als zodanig. Duidelijk is dat Satudarah, als vereniging, met dergelijke voorvallen in verband wordt gebracht; haar leden waren bij die gelegenheid aanwezig omdat ze lid zijn van Satudarah.
Bij de gebeurtenissen rond de Loosduinse Motorvereniging ging het om aansluiting bij Satudarah. Daarbij was niet een geschil tussen Satudarah-leden persoonlijk aan de orde, maar ging het om een ingrijpen namens of in het belang van Satudarah, als vereniging.
Verder vond de afpersing/mishandeling in mei 2015 in Limburg plaats vanwege negatieve uitlatingen over Satudarah, niet over een individueel lid. De beveiliger van de Twentse horecaondernemingen diende bij wijze van sponsoring een bedrag over te maken ten behoeve van het clubhuis van Satudarah. Ook hier gaat het dus niet om een voorval waarbij ‘slechts’ of ‘toevallig’ een individueel lid is betrokken, maar om een geweldsincident of geweldsdreiging waarbij het belang van de vereniging nadrukkelijk werd gediend.
Ook de in Brazilië gearresteerde drugssmokkelaar noemde niet de naam van een lid van Satudarah, maar de naam van de vereniging zelf geadresseerde als adressant van de cocaïne.
Satudarah heeft niet (gemotiveerd) betwist dat deze handelingen namens of in haar belang en met (stilzwijgende) instemming van de bestuurders van de vereniging zijn verricht. Ook deze omstandigheden geven mede grond om de betreffende gedragingen toe te rekenen aan de vereniging zelf.
2.33.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de eerder geconstateerde inbreuken op de openbare orde door leden van Satudarah aan Satudarah kunnen worden toegerekend in die zin dat geoordeeld moet worden dat de werkzaamheid van Satudarah in strijd is met de openbare orde en sprake is van (dreigende) ontwrichting van de samenleving. Die conclusie wordt in het bijzonder gerechtvaardigd door, zo vat de rechtbank samen, de betrokkenheid bij strafbare gedragingen van bestuurders/leidinggevenden van Satudarah, door deze zelf te begaan of hieraan leiding te geven, door het door bestuurders/leidinggevenden scheppen van een klimaat waarin het plegen van strafbare feiten als respectabel handelen in verenigingsverband wordt ervaren en aldus de drempel tot het plegen van strafbare feiten wordt verlaagd, alsmede door het plegen van strafbare feiten door leden van Satudarah waarbij zij duidelijk het belang van Satudarah beogen te dienen.
Subsidiariteit, proportionaliteit
2.34.
De rechtbank acht verbodenverklaring van Satudarah, alle omstandigheden in aanmerking genomen, passend en proportioneel. Uit de stellingen van het OM en de door hem overgelegde stukken blijkt overtuigend dat het OM actief optreedt tegen strafbare feiten die worden gepleegd door leden van Satudarah. Dat het OM daarin wordt tegengewerkt kwam hiervoor al aan de orde. Verder is sprake van, waar mogelijk, bestuursrechtelijk optreden, zo heeft het OM onweersproken aangevoerd
36. Uit het feit dat de hiervoor uitvoerig aan de orde gekomen stroom van strafbare gedragingen in een aantal jaren niet tot staan is gebracht moet de conclusie worden getrokken dat dit optreden niet afdoende is. In die omstandigheden is een verbodenverklaring op zijn plaats.
Dat het OM daarnaast niet ook nog een vervolging op grond van artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht (Sr.) heeft ingesteld neemt, na alle acties die wel zijn ondernomen, niet weg dat aan het vereiste van subsidiariteit is voldaan. Bovendien wijst het OM er terecht op dat verbodenverklaring op basis van artikel 2:20 BW hem steun kan bieden bij het strafrechtelijk optreden gelet op het bepaalde in artikel 140 lid 2 Sr.
2.35.
Satudarah voert aan dat een verbodenverklaring geen zoden aan de dijk zet omdat haar leden eenvoudig onder een andere naam de activiteiten van de vereniging voort kunnen zetten. Daarom zou verbodenverklaring achterwege moeten blijven.
De rechtbank komt hierdoor niet tot een ander oordeel. Het is niet geheel ondenkbaar dat leden van Satudarah wederom samenkomen, mogelijk in het verband van een nieuwe vereniging. Dat neemt echter niet weg dat met de verbodenverklaring Satudarah ter ziele is gegaan en dat aan alles wat met het uiterlijk vertoon van Satudarah verband houdt, zoals de naam, logo’s en spreuken een einde komt.. Het vermogen van de vereniging wordt geliquideerd. Een doorstart van de activiteiten van Satudarah is voor zover niet onmogelijk dan toch in ieder geval aanzienlijk bemoeilijkt, en dat alleen al is voldoende reden de verbodenverklaring uit te spreken.
De rechtbank laat daarbij in het midden of het voortzetten van zekere activiteiten van Satudarah onder een andere naam na de verbodenverklaring niet evenzeer onder de werking van de verbodenverklaring valt, zoals het OM verdedigt. Daarvoor valt iets te zeggen als de voortzetting te in meer of mindere mate te identificeren is met de verboden rechtspersoon. De rechtbank hoeft daarover nu niet te oordelen.
De ‘support clubs’ Supportcrew 999, Saudarah en Yellow Snakes MC
2.36.
Satudarah betoogt in haar verweerschrift dat een uit te spreken verbod geen betrekking kan hebben op de support clubs, omdat zij geen deel uitmaken van Satudarah. Het OM betoogt, daartegenover, dat de support clubs wel degelijk onderdeel zijn van de informele vereniging Satudarah. Hierboven, in r.o. 2.3 noemde de rechtbank al waarop het OM zijn standpunt baseert.
2.37.
De rechtbank volgt het OM in zijn betoog, maar niet ten aanzien van Yellow Snakes. Uit de overgelegde stukken blijkt dat Satudarah een ledenadministratie bijhoudt ten aanzien van Supportcrew 999 en Saudarah. Dat is niet zo – althans dat is niet gebleken – ten aanzien van Yellow Snakes. Verder presenteert Yellow Snakes zich, anders dan de beide andere support clubs, op internet met een eigen webadres. In de presentatie op de website van Yellow Snakes blijkt niet van een zo nauwe verwevenheid met Satudarah dat zij als een onderdeel van Satudarah is te beschouwen. Voor de zelfstandigheid van Yellow Snakes is verder een aanknopingspunt te vinden in het feit dat tijdens de doorzoeking op 24 maart 2017 van het clubhuis van Satudarah te Tilburg in de toen in beslag genomen administratie veel verwijzingen naar Supportcrew 999 en Saudarah zijn te vinden, maar nauwelijks naar Yellow Snakes. Verder bevat het dossier een getuigenverklaring waarin te lezen is dat leden van Satudarah personen die betrokken zijn bij Yellow Snakes “overhalen” om lid te worden van Satudarah. Ook dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat Yellow Snakes een losstaande entiteit is. Uit lesmateriaal van Yellow Snakes kan worden opgemaakt dat deze organisatie zich nauw verwant beschouwt met Satudarah, maar zich als een “autonome club” ziet.
37 En tot slot heeft een hooggeplaatst bestuurslid van Satudarah verklaard dat Yellow Snakes geen financiële afdrachten doet aan Satudarah en geen verantwoording schuld is; ook daaruit volgt de zelfstandigheid van Yellow Snakes. Een verbodenverklaring en ontbinding van Satudarah heeft om die reden geen gevolgen voor Yellow Snakes, omdat het verzoek van het OM zich uitsluitend richt tegen Satudarah.
2.38.
Supportcrew 999 en Saudarah ziet de rechtbank wel als onderdeel van Satudarah. Dat betekent dat de verbodenverklaring en ontbinding ook deze onzelfstandige onderdelen van de informele vereniging Satudarah treft.
2.39.
Nu geoordeeld is dat de werkzaamheid van Satudarah in strijd is met de openbare orde moet de rechtbank overgaan tot verbodenverklaring en ontbinding.
De ontbinding heeft tot gevolg dat Satudarah in Nederland uitsluitend nog voortbestaat ten behoeve van de vereffening, aangenomen dat de vereniging baten heeft (artikel 2:19 lid 4 BW). Ten behoeve van deze vereffening zal de rechtbank een vereffenaar benoemen, zoals het OM heeft verzocht. De rechtbank zal het OM in de gelegenheid stellen om zich schriftelijk uit te laten over een geschikte kandidaat voor de benoeming tot vereffenaar.
2.40.
Het OM heeft verzocht te bepalen dat het batig saldo, dat aan het einde van de vereffening blijkt te bestaan, wordt uitgekeerd aan de Staat (artikel 2:23b lid 1 BW). Met dit verzoek vraagt het OM af te wijken van de wettelijke regeling waarin is bepaald dat het batig saldo toekomt aan degenen die daartoe gerechtigd zijn op grond van de statuten of anders aan de leden. Het OM heeft dit verzoek niet gemotiveerd.
De rechtbank ziet, gelet op de op dit punt duidelijke tekst van de wet en het ontbreken van enig aanknopingspunt in de wetsgeschiedenis voor de stelling dat het vereffeningssaldo bij een verboden verklaarde rechtspersoon aan de staat zou toevallen, geen grond voor toewijzing voor dit verzoek.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.41.
De rechtbank zal deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Anders dan Satudarah betoogt brengt uitvoerbaarverklaring bij voorraad niet met zich dat het instellen van hoger beroep (en cassatie) onmogelijk wordt: HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:948 (Martijn), r.o. 3.3.2 t/m 3.3.4. De ontbinding heeft in beginsel tot gevolg dat vereffenaars in de plaats treden van de bestuurders. Maar als de rechter de rechtspersoon op de voet van art. 2:20 BW ontbindt en daarbij een of meer vereffenaars benoemt die niet voordien bestuurder van de rechtspersoon waren, brengt de fundamentele aard van de vrijheid van vereniging mee dat de bestuurders, ten aanzien van de bevoegdheid om hoger beroep of cassatie tegen de rechterlijke uitspraak waarin de vereniging is ontbonden in te stellen, pas definitief defungeren als de ontbinding onherroepelijk wordt.
Satudarah heeft nog gesuggereerd dat haar bestuurders die kans mogelijk niet hebben omdat kan blijken dat er geen baten zijn, en in dat geval de vereniging dadelijk ophoudt te bestaan, artikel 2:19 lid 4 BW. Daarom zou uitvoerbaar bij voorraadverklaring achterwege moeten blijven, aldus Satudarah.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de vereniging wel de bevoegdheid toe tegen de (uitvoerbaar bij voorraad verklaarde) verbodenverklaring en ontbinding op te komen, zelfs al heeft de rechtspersoon opgehouden te bestaan op de voet van artikel 2:19 lid 4 BW. Alleen al het feit dat het hier gaat om een beschikking die een inbreuk maakt op een grondrecht, rechtvaardigt dat de ten tijde van de ontbinding zittende bestuurders de (beperkte) bevoegdheid behouden tegen de verbodenverklaring en ontbinding in rechte op te komen. Dit brengt met zich dat in een geval als dit het bepaalde in artikel 245 Rv. niet onverkort toepassing kan vinden voor zover de bestuurders geen misbruik maken van hun (beperkte) bevoegdheid.
2.42.
Satudarah verzoekt een proceskostenveroordeling ten laste van het OM. De uitkomst van deze procedure biedt daartoe geen basis.