Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 3 april 2018
ECLI:NL:GHSHE:2018:1416
Een bugalowparkvereniging laat een verwaarloosde tuin van een bungalow van een lid opknappen door een hovenier, zonder instemming van het lid. De vereniging probeert de kosten te verhalen op het lid. Dat lukt niet. De statuten geven de vereniging namelijk niet de bevoegdheid om zelf tot onderhoud van de tuin over te gaan (of dit te latend doen). Dat niet het alleen het bestuur, maar ook de ALV optreden wenselijk achtte, is daarbij niet relevant, omdat ” aangezien aan de Algemene Ledenvergadering in dit opzicht geen bijzondere bevoegdheden toekomen” .
4.8 […] Uit de foto’s die in de procedure zijn overgelegd blijkt naar het oordeel van het hof duidelijk dat de tuin van [het lid] niet voldoet aan de eisen die daaraan op grond van het parkreglement redelijkerwijze gesteld kunnen worden.
Het hof neemt hierbij in aanmerking dat ook blijkens de offerte van [de vennootschap 2] van 25 juli 2014 de tuin van [het lid] als de bron van hinderlijk en moeilijk te bestrijden onkruid (Heermoes) is te beschouwen.
De toestand van de tuin is niet in overeenstemming met artikel 18 van het parkreglement, []. Door de tuin in deze toestand te brengen en na aanmaning door [de vereniging] niet tot redelijkerwijze van haar te verlangen onderhoud over te gaan handelt [het lid] in strijd met haar verplichtingen jegens [de vereniging] .
4.9
Deze constatering leidt evenwel niet tot toewijzing van de vorderingen die [de vereniging] in dit verband heeft ingesteld. De statuten en het parkreglement verlenen [de vereniging] niet de bevoegdheid om in een dergelijke situatie zelfstandig tot onderhoud van de desbetreffende tuin over te gaan, terwijl ook overigens nergens uit blijkt dat zij die bevoegdheid heeft verkregen. De omstandigheid dat niet alleen het bestuur van [de vereniging] , maar ook de Algemene Ledenvergadering op 9 maart 2013 optreden wenselijk achtte (voor zover dit al uit het verslag daarvan kan worden afgeleid), maakt dit niet anders aangezien aan de Algemene Ledenvergadering in dit opzicht geen bijzondere bevoegdheden toekomen.
De primair en subsidiair door [appellante] aangevoerde grondslagen kunnen haar vorderingen daarom niet dragen.