Rb. Den Haag 31 januari 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:982
De vereniging zegt het lidmaatschap op van twee “lastige leden” die het over een bepaalde beleidskeuze oneens zijn met het (nieuwe) bestuur en de door de ALV genomen besluiten. De vereniging kiest verstandig genoeg niet voor ontzetting, maar voor opzegging. De twee leden zijn het er niet mee eens en stappen naar de rechter.
De rechter legt eerst het verschil tussen opzegging van het lidmaatschap en ontzetting van een lid uit:
” Anders dan [de twee leden] hebben betoogd, volgt uit de brieven van het bestuur van HAV van 28 november 2016 onmiskenbaar dat niet is beoogd om [de twee leden] te ontzetten uit het lidmaatschap, maar dat is bedoeld om tegen hen een minder vergaande maatregel te treffen, te weten opzegging van hun lidmaatschap op de voet van artikel 2:35 lid 2 BW met inachtneming van een opzegtermijn van één maand tegen 1 januari 2017.”
De rechter oordeelt dan dat het bestuur de mogelijkheid van opzegging heeft, zelfs als in de statuten en het huishoudelijk reglement slechts wordt gesproken van royement.
” Een vereniging kan het lidmaatschap van een lid opzeggen indien (onder meer) redelijkerwijs van haar niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren (artikel 2:35 lid 2 BW). Het gegeven dat de statuten en het huishoudelijk reglement van HAV over opzegging door de vereniging niets vermelden, neemt niet weg dat de wet HAV uitdrukkelijk deze mogelijkheid biedt. Terecht betoogt HAV daarom dat zij, naast de statutaire en wettelijke mogelijkheid tot ontzetting van een lid uit het lidmaatschap, tevens een daarvan te onderscheiden minder vergaande mogelijkheid heeft om het lidmaatschap door opzegging te doen eindigen.”
De rechter overweegt vervolgens dat hij het besluit van het bestuur niet diepgaand hoeft te toetsen:
” Bij het nemen van een dergelijk besluit komt de vereniging een vrijheid toe die meebrengt dat een besluit tot opzegging jegens het betrokken lid slechts ontoelaatbaar is indien de vereniging in de gegeven omstandigheden, waaronder de door haar behartigde belangen, jegens het betrokken lid in redelijkheid niet tot een zodanige maatregel had kunnen komen.”
De opzegging was terecht, volgens de rechter:
” Voorts is duidelijk geworden dat tussen enerzijds [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en anderzijds het bestuur van HAV en een groot deel van haar leden een onverenigbaarheid van karakters bestaat die al veel conflicten heeft opgeleverd en naar het zich laat aanzien nog vele conflicten zal kunnen opleveren. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben die stellige indruk ter zitting niet kunnen wegnemen.
Daarmee is een punt bereikt waarop van HAV niet kan worden gevergd hun lidmaatschap te laten voortduren en bestaat voldoende grond voor opzegging van het lidmaatschap.”
Wat mij betreft een helder geschreven en terechte uitspraak. Ik hoop dat alle besturen die af willen van lastige leden de uitspraak lezen en toepassen (of hun juristen).
Vonnis van 31 januari 2018
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
HISTORISCHE AUTOMOBIEL VERENIGING,
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , respectievelijk HAV genoemd worden.
2De feiten
2.1.
HAV is een landelijk opererende oldtimer vereniging, opgericht op 31 augustus 1964. HAV kent negen zogeheten ‘districten’: Noord, Centrum, Land van Gelre, Brabant, Noord-Holland, West, Oost, Zwolle en de HAV Vrachtwagengroep. De districten van HAV zijn geen zelfstandige rechtspersonen. De leden binnen een district kiezen gezamenlijk een districtscommissaris die voor het gevoerde financiële beleid van het district verantwoording verschuldigd is aan de penningmeester van HAV.
2.2.
De statuten van HAV luiden, voor zover van belang:
“ DOEL Artikel 4.1. De vereniging stelt zich ten doel:a. het in stand houden, verzamelen en het restaureren van automobielen, motorvoertuigen en toebehoren, die hetzij uit historisch oogpunt, hetzij uit oogpunt van zeldzaamheid van belang zijn te worden bewaard, te bevorderen;b. de belangen van eigenaars van de onder a bedoelde automobielen, motorvoertuigen en toebehoren te behartigen, alsmede de belangstelling van anderen hiervoor op te wekken;c. onder haar leden een vriendschapsband te vormen en te onderhouden.2. De vereniging tracht dit doel te bereiken met inachtneming van hetgeen wettelijk en rechtens geoorloofd is en wel in het bijzonder door:a. het organiseren van en het medewerken aan evenementen voor de in lid 1 sub a bedoelde automobielen en motorvoertuigen, zoals toertochten, rally’s, tentoonstellingen, concoursen en dergelijke;b. het houden van bijeenkomsten, filmavonden, lezingen en dergelijke;c. het verzamelen en verstrekken van technische en andere gegevens aan leden over de onder lid 1 sub a bedoelde automobielen, motorvoertuigen en toebehoren;d. het eventueel uitgeven van een verenigingsorgaan;e. het eventueel samenwerken met andere instellingen in binnen- en buitenland die hetzelfde of soortgelijke doel nastreven;f. alle andere wettige middelen, die aan haar doel, in de ruimste zin genomen, bevorderlijk kunnen zijn.(…)
BEËINDIGING VAN HET LIDMAATSCHAP Artikel 7.1. Het lidmaatschap eindigt:a. aan het einde van het verenigingsjaar door opzegging, welke schriftelijk dient te geschieden aan de secretaris der vereniging voor één december van dat jaar;b. door overlijden van het lid;c. door royement, dat wordt uitgesproken door de ledenvergadering op voordracht van het bestuur zoals nader omschreven in het huishoudelijk reglement;d. terzake van rechtspersonen door hun ontbinding of faillissement.”
2.3.
Het huishoudelijk reglement van HAV bepaalt onder meer:
“Artikel 1. LEDEN EN LIDMAATSCHAP.1. (…)2. Het bestuur is bevoegd zonder opgave van redenen de toelating tot het lidmaatschap te weigeren. Tegen deze weigering staat geen beroep open. (…).(…)
Artikel 3. SCHORSING EN ONTZETTING.Het bestuur zal een lid kunnen schorsen in de volgende gevallen:1. Bij wangedrag, waaronder wordt verstaan het schaden van de belangen van de vereniging, dan wel indien het lid handelt in strijd met de statuten, het huishoudelijk reglement of bestuursbesluiten. Het lid wordt daartoe schriftelijk, met vermelding van redenen, opgeroepen tegenover het bestuur verantwoording van zijn gedragingen af te leggen. In deze vergadering zal het bestuur het lid mededelen of er al dan niet tot schorsing zal worden overgegaan. Het lid kan binnen één maand nadat de schorsing door het bestuur is uitgesproken een bezwaarschrift tegen de schorsing indienen bij de ledenvergadering. De ledenvergadering kan de schorsing opheffen, haar verlengen tot maximaal een periode van twaalf maanden, dan wel op voorstel van het bestuur het voor schorsing voorgedragen lid uit het lidmaatschap ontzetten.”
2.4.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn 30 respectievelijk 40 jaar geleden lid geworden van HAV. [eiser sub 2] is tot 2015 districtscommissaris geweest van district Centrum. [eiser sub 1] was tot en met 2016 assistent-districtscommissaris van district Centrum. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn bij diverse activiteiten van district Centrum betrokken geweest, waaronder het organiseren van tourritten, technische avonden en zogeheten ‘koffieklets-avonden’ bij [eiser sub 1] thuis.
2.5.
Sinds 2008 is binnen HAV gediscussieerd over (de meerwaarde van) het toenmalige lidmaatschap van HAV van de Federatie Historische Automobiel- en Motorfietsclubs (hierna: FEHAC). FEHAC is een overkoepelende organisatie van historische automobielverenigingen die de belangen van de aangesloten clubs bij (onder andere) de overheid behartigt. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] behoorden tot de voorstanders van het lidmaatschap van HAV van FEHAC.
2.6.
Op 16 mei 2014 heeft een vertegenwoordiger van district Noord-Holland onder meer het volgende aan het bestuur van HAV bericht:
“Lotgenoten, De delegatie Noord-Holland heeft bijna met gejuich de soap [eiser sub 2] / [eiser sub 1] ervaren. Wij zijn unaniem van mening dat nieuwe bezems schoon vegen en waren blij met de aktie van het hoofdbestuur, nav. De ALV, waarbij deze heren hun inzet voor de HAV eindelijk opzegden (openlijk in de vergadering)”
2.7.
Op 20 mei 2014 heeft toenmalige secretaris van HAV, [A] (hierna: [A] ) per e-mail het volgende aan zijn medebestuursleden bericht (waarbij ‘DC’ staat voor: districtscommissaris):
“Helaas ben ik danig teleurgesteld zo als het bestuur nu acteert.
Eerst nemen we als bestuur een aantal besluiten die genotuleerd zijn.
Er zijn reeds een aantal brieven verzonden. Er is reeds met DC Noord-Holland gesproken en de brieven naar de DC’s zijn ook al verzonden, en dan willen we weer een brief versturen waar [eiser sub 2] [ [eiser sub 2] , toevoeging rechtbank] mag aanblijven als hij zijn uitspraak terug neemt.
Waar zijn we eigenlijk mee bezig, de enige die lacht is [eiser sub 2] en volgend jaar weer het zelfde
verhaal?
Wat doen als hij geen goede verklaring heeft voor het opgenomen geld, dan mag hij zeker ook van jullie aanblijven als DC.
Hier pas ik voor, ik neem aan dat jullie het gezegde kennen “first in first out” en hier wil ik het dan bij laten voor dit moment.”
2.8.
In 2015 heeft de algemene ledenvergadering van HAV met 35 voorstemmen en 5 tegenstemmen besloten om het lidmaatschap van FEHAC op te zeggen.
2.9.
Kort na ontvangst van de opzegbrief door FEHAC hebben twee medewerkers van FEHAC ( [B] en [C] ) zich via district Centrum als aspirant-lid aangemeld bij HAV. Het bestuur van HAV heeft beide personen op basis van artikel 1 sub 2 van het huishoudelijk reglement geweigerd als lid.
2.10.
Tijdens de bestuursvergadering van 23 juni 2015 waarin het besluit werd genomen om één van voornoemde personen te weigeren als lid, heeft de ledenadministrateur van HAV, [D] (hierna: [D] ), telefonisch contact opgenomen met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om hen van het bestuursbesluit op de hoogte te stellen.
2.11.
Kort hierna heeft [eiser sub 1] per e-mail het volgende aan het bestuur van HAV bericht:
“ hier bij vraag ik u of het normaal is dat de leden administrateur mij avonds om 10 uur belt met de mededeling dat hij tegen het lidmaatschap van ene heer [B] is ook heeft hij mij verboden om deze meneer toe te laten op de koffie klets. Hoe veel moet ik nog accepteren van deze [D] . Tussen door heeft hij nog even geantwoord op mijn in gezonden commentaar omtrent de fehac het antwoord was wij hebben als bestuur dit besloten en komen er niet op terug als dat al zo is dan verwacht ik van het Bus tuur en de voorzitter daar op antwoord en niet van deze [D] .”
2.12.
Op 25 juni 2015 heeft [D] per e-mail het volgende aan het bestuur van HAV bericht:
“Ik snap dat we de reactie van [eiser sub 1] ook voor deze keer weer met de mantel der liefde willen bedekken echter ik ga hier niet mee akkoord. De inhoud van zijn reactie en de respectloze manier waarop hij mij hier neerzet gaan wat mij betreft veel te ver en daar pas ik voor.
De afgelopen periode heb ik een aantal malen aan jullie door laten schemeren dat ik het meer dan zat ben hoe je als vrijwilliger door sommige mensen binnen de HAV wordt behandeld; deze reactie van de heer [eiser sub 1] is daar weet een mooi voorbeeld van.
Gisterenavond hebben we in onze bestuursvergadering veel aandacht besteed aan de toekomst van District Centrum en het toetreden van aspirant lid de heer [B]
In goed overleg hebben we toen besloten dat ik [eiser sub 2] en [eiser sub 1] zou bellen om hun te informeren over het besluit rondom de heet [B] en de plannen met district Centrum. Na het telefoongesprek met [eiser sub 2] heb ik vervolgens om 21.06 uur [eiser sub 1] telefonisch gesproken en niet zoals hij zelf schrijft om 22.00 uur.
De afgelopen jaren heb ik altijd met veel plezier de nodige (kostbare) vrije tijd in de HAV gestoken. Wanneer ik dan een reactie zoals deze van de heer [eiser sub 1] lees waarin hij mij neerzet als een hoop stront voelt dit als een messteek in de rug en kan ik maar 1 conclusie trekken helaas.
Zowel zakelijk als privé heb ik de afgelopen jaren het nodige meegemaakt waardoor ik o.a de conclusie heb getrokken dat ik alleen nog maar dingen wil gaan doen die leuk en leerzaam zijn. De huidige ontstane situatie binnen de HAV hoort hier wat mij betreft niet meer bij omdat het te veel negatieve energie kost.
Voor mij is dit dan ook de reden om per direct en tot nader order mijn werkzaamheden voor de HAV op te schorten.
Wat mij betreft zijn er nu 2 stappen die genomen kunnen worden:
1. De heer [eiser sub 1] biedt zijn verontschuldiging aan, zowel aan mij als aan het bestuur;
2. Wij blijven het gedrag van de heer [eiser sub 1] tolereren met als gevolg dat ik permanent mijn functie zal neerleggen
De ledenadministratie, website en VARIA verzending heb ik voor nu ook stilgelegd
[… ] , ik vind het echt jammer dat jij als terugkerende secretaris dit weer moet meemaken maar eens is voor mij ook de maat vol. Het getuigt van weinig respect als je zo met je bestuursleden omgaat, blijkbaar krijgt de heer [eiser sub 1] wel veel energie van.”
2.13.
[eiser sub 1] heeft geweigerd zijn verontschuldigingen aan [D] aan te bieden. Daarop heeft [D] zijn functie neergelegd.
2.14.
In september 2015 hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] leden van HAV benaderd om de besluitvorming met betrekking tot het lidmaatschap van FEHAC ongedaan te maken.
2.15.
Op 23 oktober 2015 heeft [eiser sub 1] een e-mailbericht aan het bestuur van HAV gestuurd. Dit bericht luidt onder meer als volgt:
“beste […] kun je mij vertellen wat en waarom er iets aan de hand is bij de H.A.V. ik dacht dat ik al jaren gezellig met [eiser sub 2] als tweede man mee ging maar ik begin mij nu toch af te vragen of ik nog wel zin heb in de H.A.V. er is alleen maar gezodemieter aan de gang een voor zitter die zijn woord niet houd en verder niets duld van de leden. waar schijnelijk het bestuur om de tuin lijd wand om de agenda voor de komende D C gevraagd te hebben voor mij en voor [eiser sub 2] en door dat ik dan in engeland ben voor mijn ver vanger de heer [E] . Ook is de voorzitter in zake H.A.V FeHac Knac niet op de hoogte.
de knac doet alleen aan de H.A.V. een aan tal euros betalen voor elk H.A.V.lid wat lid wordt van de Knac. De vriendenclubs aan gesloten bij de knac. daar van komen alleen de besturen een paar keer per jaar bij elkaar, om te vertellen wat ze het jaar bereikt hebben wat de Fehac al lang gemeld en bereikt hebben hoelang gaat dit nog duren.
Sorry voor dit bericht maar ik ben wit heet. Ik was wel goed om te zorgen dat [D] ver trok waar mee ik door de voorzitter werd gefeliciteerd”
2.16.
Tijdens de algemene ledenvergadering van HAV op 2 april 2016 is een door [eiser sub 2] opgesteld pamflet uitgedeeld. Dit pamflet luidt onder meer als volgt:
“Beste H.A.V leden en bestuur naar aanleiding van de vergadering in 2015 kom ik hier op terug met het oog op de opzegging van de FEHAC dat wij als vereniging geen lid meer zijn van de FEHAC
Dit wordt een probleem voor al de oldtimer bezitters want ik ben in contact geweest met de FEHAC dat zij bij de regering gaan praten dat zei de enige overkoepeling in nederland zullen zijn waar je als oldtimer bezitter je straks kunt opgeven om lid of donatuur te worden van de FEHAC ben je dat niet dan kun je niet meer met je oldtimer de openbare weg op als je denkt dat jouw autoclub dat wel heeft zit je fout”
2.17.
Op 4 april 2016 heeft oud-bestuurslid [F] (hierna: [F] ) onder meer het volgende aan het HAV-bestuur bericht:
“Eén van de redenen van mijn reactie is dat het geze….. in JALV, steeds van dezelfde mensen een beetje beu begin te raken. Zoals [G] zei: we zijn een gezelligheidsvereniging geen politieke partij. Natuurlijk mag je kritisch zijn maar dan over de inhoud, niet de persoon. Als een bestuurslid niet goed functioneert dan zijn er andere, meer respectabele en beschaafdere manieren om één en ander te regelen. Laten we het hebben over onze auto’s, acties in onze districten, leuke ideeën voor het jaarevenement, over het aantrekken van nieuwe leden, over het helpen wanneer een district buiten schuld eventjes wat problemen heeft. Kortom er zijn wel wat andere zaken te vinden die meer belangrijke zijn voor de HAV.
Op de uitgebreide reactie van [Q] nog graag het volgende:
Ja, [eiser sub 1] is een moeilijk mens. In de afgelopen 40 jaar, en met name in mijn tijd als secretaris, zijn er diverse “aanvaringen” geweest. Het is niet mijn vriend, het zal nooit mijn vriend worden, dus houd ik beleefd afstand en probeer geen redenen te geven voor
een nieuwe woede aanval. Dat betekent niet dat ik mij door hem de les laat lezen. Dat weet hij, dus het is een soort gewapende vrede.
Ook [eiser sub 2] kan soms ontploffen. Tijdens een telefoongesprek, jaren geleden, werd ik voor van alles uitgemaakt, dat wil je je moeder niet vertellen. Ook hem heb ik “uitgezeten”, dat kost wat tijd maar waarschijnlijk was hij tot de conclusie gekomen dat hij met mij toch de kachel niet kon aanmaken.
Royering van een lid kan (zie het huishoudelijk reglement, artikel 3) maar is – ter bescherming van het lid – een wat complexe handeling. Dat doe je als Bestuur wanneer alle andere middelen zijn uitgeput en desbetreffende persoon een gevaar voor het
voortbestaan van de HAV zou gaan betekenen. Op dit moment zijn we helaas nog niet zo ver.”
2.18.
Op enig moment heeft het bestuur van HAV een petitie ontvangen die door 28 leden van het District Oost van HAV is ondertekend. Deze petitie luidt als volgt:
“Wij, ondergetekenden, leden van de HAV uit het District Oost, willen het volgende aan u voorleggen.
Al jaren verstoren de heren [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van het District Centrum de algemene ledenvergaderingen van onze HAV tot groot ongenoegen van ons allen.
Elke vergadering weer, lukt het hun door het verdraaien van waarheden en het roepen van leugens chaos te scheppen. Door deze lieden worden zelfs wij en ook bestuursleden persoonlijk aangevallen. Velen van ons zijn dan ook, vanwege deze “recalcitrante” lieden, met een kater na de vergadering naar huis gegaan.
Wij zijn lid van de HAV om met z’n allen leuke ritten met onze oldtimers te maken en leuke vergaderingen en koffiekletsen bij te wonen, waar we op een positieve en constructieve manier van onze hobby kunnen genieten. De boven beschreven lieden maken dit echter soms onmogelijk.
We willen daarom u als bestuur opdragen om maatregelen te treffen zodat deze lieden niet meer in de gelegenheid zijn om onze mooie club stuk te maken. We willen in de toekomst graag weer genieten van onze HAV!”
2.19.
Op 5 oktober 2016 heeft de voorzitter van HAV, [H] (hierna: [H] ), per e-mail aan zijn medebestuursleden bericht:
“Bij deze laat ik u weten, en voor de verplichte opzegtermijn van November, dat ik mijn lidmaatschap op wil zeggen per 1 Januari 2017. Mocht blijken dat de heren [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , geen lid meer zijn van de HAV, zal ik mijn functie als voorzitter weer op mij nemen en blijf ik lid van de HAV. Mochten deze hierboven genoemde personen per 1 januari 2017 nog lid zijn dan ben ik zowel als voorzitter en als lid niet meer beschikbaar.”
2.20.
Met een brief van 8 november 2016 heeft het bestuur van HAV het volgende aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] bericht:
“Middels deze brief zegt het bestuur van de Historische Automobiel Vereniging (HAV) uw lidmaatschap van de HAV op met ingang van 1 januari 2017, op grond van artikel 2:35 van het Burgerlijk Wetboek.
Er hebben zich de afgelopen jaren verschillende incidenten voorgedaan tijdens algemene ledenvergaderingen die voor verschillende bestuursleden aanleiding zijn geweest hun bestuurslidmaatschap te beëindigen. U creëert constant tegenstellingen binnen de vereniging. Bestuursleden worden door u persoonlijk aangevallen, minachtend bejegend en de sfeer tijdens de algemene ledenvergaderingen laat zeer te wensen over door uw opstelling. Besluiten die de algemene ledenvergadering heeft genomen worden door u niet gerespecteerd en telkens opnieuw aan de orde gesteld, waarbij u bestuursleden beticht van het om de tuin leiden van leden.
Een aantal leden heeft aangegeven op deze manier geen lid meer te willen zijn van de HAV. Het bestuur heeft na afloop van de laatste algemene ledenvergadering van verschillende leden brieven en e-mailberichten ontvangen dat het zo niet langer kan en hebben het bestuur gevraagd maatregelen te treffen jegens u. Inmiddels heeft de voorzitter van de HAV naar aanleiding van de wijze waarop u hem heeft bejegend tijdens de laatste algemene ledenvergadering, besloten zijn bestuurszetel ter beschikking te stellen en het lidmaatschap van de HAV op te zeggen.
Eén van doelstellingen van de HAV is onder haar leden een vriendschapsband te vormen en te onderhouden. Door uw opstelling is de HAV niet (meer) in staat dit doel te bereiken. Er worden door u geen vriendschapsbanden gevormd, er ontstaan steeds meer controverses binnen de vereniging. Van de vereniging kan dan ook redelijkerwijs niet meer gevergd worden uw lidmaatschap te laten voortduren. Het bestuur ziet geen andere mogelijkheid meer dan het lidmaatschap van u per 1januari aanstaande te beëindigen.”
2.21.
Met een brief van 30 november 2016 aan de leden van District Centrum heeft het bestuur van HAV het volgende bericht:
“In iedere vereniging is af en toe iets aan de hand. De HAV vormt daarop geen uitzondering. Iemand zegt of doet binnen een club weleens dingen die niet iedereen welgevallig zijn.
Soms gebeurt dit echter in ergere mate en leidt dit tot een onwerkzame situatie. Om deze onwerkzame situatie weg te nemen, heeft een bestuur de wettelijke mogelijkheid het lidmaatschap van een lid te beëindigen.
Het bestuur van de HAV heeft besloten het lidmaatschap te beëindigen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
Wellicht verbaast u dat, maar het feit dat het bestuur een fiks aantal klachten over beide heren heeft ontvangen en we door hun toedoen in een periode van twee jaar meerdere bestuursleden verloren hebben of dreigen te verliezen, maakt deze maatregel noodzakelijk.
Het bestuur realiseert zich dat u hierdoor uw vaste koffieklets adres kwijtraakt maar daar komt ongetwijfeld een oplossing voor en bovendien bent u van harte welkom in de andere districten.”
3Het geschil
3.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen, zakelijk weergegeven:
1. te verklaren voor recht dat de opzegging van het lidmaatschap van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door het bestuur van HAV nietig is, althans de opzegging van het lidmaatschap door het bestuur te vernietigen;
2. HAV te veroordelen een rectificatie te plaatsen in het verenigingsorgaan “HAVaria” en op de website www.de-hav.nl, zoals weergegeven in paragraaf 3.2-3.4 van de dagvaarding, althans op een wijze en met een inhoud die de rechtbank in goede justitie geraden acht;
3. HAV te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag, samengevat.
Uit artikel 7 van de statuten van HAV, al dan niet in verbinding met artikel 3 van het huishoudelijk reglement, blijkt dat het bestuur de bevoegdheid mist om het lidmaatschap van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te beëindigen. Uitsluitend de algemene ledenvergadering van HAV heeft die bevoegdheid. Daardoor is het bestuursbesluit, dat met de brieven van 28 november 2016 aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is gecommuniceerd, primair nietig op grond van artikel 2:14 Burgerlijk Wetboek (BW). Subsidiair is het bestuursbesluit vernietigbaar op de gronden genoemd in artikel 2:15 lid 1 sub a, b en c BW. Daarnaast is het bestuursbesluit ook vernietigbaar wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW. Immers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn meer dan 30 en 40 jaar actieve leden geweest van HAV en thans is er slechts één verschil van inzicht met het bestuur met betrekking tot de opzegging door het bestuur van het lidmaatschap van HAV van FEHAC. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] kunnen rekenen op veel adhesiebetuigingen van HAV-leden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Aan het lidmaatschap van een vereniging zijn voor het lid rechten en verplichtingen verbonden. Welke verplichtingen voor de leden gelden, blijkt uit de statuten, reglementen en besluiten van de vereniging. Daarnaast geldt zowel voor de vereniging als de leden artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Ingevolge dit artikel zijn de vereniging en de leden verplicht zich tegenover elkaar te gedragen naar wat door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze gedragsregel geldt ook voor leden onderling.
4.2.
Het bestuur van HAV heeft het lidmaatschap van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] beëindigd, omdat zij – kort gezegd – vindt dat het gedrag van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet langer getolereerd kan worden. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn het met die beëindiging niet eens. Thans ligt derhalve de vraag voor of het bestuursbesluit in kwestie stand kan houden.
4.3.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] leggen aan hun vorderingen in de eerste plaats ten grondslag dat dit besluit is genomen in strijd met de statuten. Daarnaast baseren zij hun vorderingen op de stelling dat het besluit strijdig is met de beginselen van redelijkheid en billijkheid.
4.4.
Op grond van artikel 7 onder c van de statuten van HAV eindigt het lidmaatschap door royement dat wordt uitgesproken door de ledenvergadering op voordracht van het bestuur zoals nader omschreven in het huishoudelijk reglement. Op grond van artikel 3 van het huishoudelijk reglement van HAV kan in samenhang hiermee een lid worden geschorst en zonodig uit het lidmaatschap worden ontzet indien het lid in strijd met de statuten, de reglementen of de bestuursbesluiten van de vereniging heeft gehandeld. Deze gronden voor schorsing en ontzetting komen overeen met drie in artikel 2:35 lid 3 BW genoemde wettelijke gronden voor ontzetting uit het lidmaatschap. Een besluit tot ontzetting geldt als een maatregel van tuchtrechtelijke aard en dient slechts als uiterste middel te worden toegepast. Daarbij moet gedacht worden, indien het besluit is gegrond op onredelijke benadeling van de vereniging, aan het door handelwijze of uitlatingen in ernstig diskrediet brengen van de vereniging, aan het scheppen van een zodanig verkeerd beeld van de vereniging dat daardoor het aanzien van de vereniging ernstig wordt geschaad of aan herhaald wangedrag.
4.5.
Anders dan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben betoogd, volgt uit de brieven van het bestuur van HAV van 28 november 2016 onmiskenbaar dat niet is beoogd om [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te ontzetten uit het lidmaatschap, maar dat is bedoeld om tegen hen een minder vergaande maatregel te treffen, te weten opzegging van hun lidmaatschap op de voet van artikel 2:35 lid 2 BW met inachtneming van een opzegtermijn van één maand tegen 1 januari 2017.
4.6.
Een vereniging kan het lidmaatschap van een lid opzeggen indien (onder meer) redelijkerwijs van haar niet kan worden gevergd het lidmaatschap te laten voortduren (artikel 2:35 lid 2 BW). Het gegeven dat de statuten en het huishoudelijk reglement van HAV over opzegging door de vereniging niets vermelden, neemt niet weg dat de wet HAV uitdrukkelijk deze mogelijkheid biedt. Terecht betoogt HAV daarom dat zij, naast de statutaire en wettelijke mogelijkheid tot ontzetting van een lid uit het lidmaatschap, tevens een daarvan te onderscheiden minder vergaande mogelijkheid heeft om het lidmaatschap door opzegging te doen eindigen.
Bij dit oordeel betrekt de rechtbank dat de in artikel 3 van het huishoudelijk regelement van HAV vermelde gronden voor royement gelijkluidend zijn aan de in artikel 2:35 lid 3 BW opgesomde gronden voor ontzetting uit het lidmaatschap en dat met ‘royement’ in de jurisprudentie en naar hedendaags spraakgebruik uitsluitend ontzetting uit het lidmaatschap is bedoeld. De rechtbank verwerpt daarmee het standpunt van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat met het begrip ‘royement’ in de statuten van HAV tevens de mogelijkheid van opzegging van het lidmaatschap is bedoeld, omdat de tekst van artikel 7 van de statuten dateert van vóór de inwerkingtreding van artikel 2:35 BW. Voor die historische uitleg hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] geen overtuigende aanknopingspunten aangedragen.
4.7.
Nu de statuten van HAV de bevoegdheid tot opzegging niet aan een ander orgaan (zoals de algemene ledenvergadering) opdragen, berust deze volgens de laatste volzin van artikel 2:35 lid 2 BW bij het bestuur van HAV. Van deze wettelijke bevoegdheid heeft het bestuur op 28 november 2016 gebruik gemaakt. Bij het nemen van een dergelijk besluit komt de vereniging een vrijheid toe die meebrengt dat een besluit tot opzegging jegens het betrokken lid slechts ontoelaatbaar is indien de vereniging in de gegeven omstandigheden, waaronder de door haar behartigde belangen, jegens het betrokken lid in redelijkheid niet tot een zodanige maatregel had kunnen komen.
4.8.
De rechtbank stelt bij die marginale toetsing van het besluit tot opzegging voorop dat een lid van een vereniging weliswaar het recht heeft om zijn mening te uiten, maar dat dit wel dient te gebeuren binnen de bandbreedte van de gedragsregel van artikel 2:8 BW.
De rechtbank leidt uit de beschikbare documentatie en de toelichting van partijen ter zitting echter af dat het geschil tussen enerzijds [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en anderzijds het bestuur van HAV en een groot deel van de leden over het vertrek van HAV bij FEHAC, is ontaard in een situatie waarin het gedrag van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] meerdere malen negatieve effecten heeft gehad op de bestuursleden en (de leden van) HAV.
In plaats van hun mening zodanig te verwoorden dat daarmee geen fatsoensnormen werden overschreden, hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] naar het oordeel van de rechtbank met hun uitingen meerdere keren de bandbreedte van artikel 2:8 BW overschreden en in hoge mate bijgedragen aan creëren van tegenstellingen binnen HAV en het (al dan niet dreigende) vertrek van – als vrijwilligers werkzaam zijnde – bestuursleden en de ledenadministrateur. HAV heeft tegenover de betwisting van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voldoende toegelicht dat het functioneren van de vereniging als gevolg van de opstelling van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zeer moeizaam is geworden. Voorts is duidelijk geworden dat tussen enerzijds [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en anderzijds het bestuur van HAV en een groot deel van haar leden een onverenigbaarheid van karakters bestaat die al veel conflicten heeft opgeleverd en naar het zich laat aanzien nog vele conflicten zal kunnen opleveren. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben die stellige indruk ter zitting niet kunnen wegnemen.
Daarmee is een punt bereikt waarop van HAV niet kan worden gevergd hun lidmaatschap te laten voortduren en bestaat voldoende grond voor opzegging van het lidmaatschap.
4.9.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het bestuur van HAV in redelijkheid tot het besluit tot opzegging van het lidmaatschap van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft kunnen komen. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht zal worden afgewezen. De gevorderde rectificatie deelt dit lot, op dezelfde gronden.