Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 30 oktober 2017ECLI:NL:OGEAC:2017:157
Curaçaose zaak. Gaat bovendien om een stichting en niet om een vereniging. Toch interessant. Een bestuurslid van een stichting bedenkt de bedrijfsnaam ” I.C.U.C.”. De stichting gaat die naam hanteren. Na enige tijd richt het bestuurslid “I.C.U.C. INTERNATIONAL B.V.” op. De stichting spreekt de B.V. aan. Het bestuurslid voert aan dat hij de naam I.C.U.C heeft bedacht. Volgens de stichting hebben alle bestuursleden gezamenlijk de naam bedacht. Het bestuurslid en de stichting hebben hier blijkbaar ruzie over. De rechter is er echter vrij snel klaar mee. Het is namelijk helemaal niet van belang of de naam is bedacht door het bestuurslid alleen, of door alle bestuursleden gezamenlijk.
” Bij dit alles geldt echter dat een stichting niet zelf iets kan verzinnen; dat moeten haar bestuursleden of derden voor haar doen. Doorslaggevend is niet wie de bedenkers zijn van de naam, maar de omstandigheid dat de naam werd bedacht ten behoeve van [de stichting] en haar activiteiten, dat het bestuur van [de stichting] vervolgens besloten heeft die naam als handelsnaam te gebruiken en dat [de stichting] die naam vervolgens ook daadwerkelijk in gebruik heeft genomen. Dat maakt dat [de stichting] de rechthebbende is met betrekking tot de handelsnaam I.C.U.C.”
Kortom, wat bestuursleden bedenken in hun hoedanigheid van bestuurslid, komt toe aan de stichting. Dat geldt ook voor bestuursleden van verenigingen, lijkt mij.
de stichting STICHTING CURAÇAO INSTITUTE FOR SOCIAL AND ECONOMIC STUDIES (CURISES),
[] –tegen–
de besloten vennootschap I.C.U.C. INTERNATIONAL B.V.,
2De feiten
In dit geding wordt uitgegaan van de volgende vaststaande feiten:
a. a) Eiseres, opgericht in 1994, heeft ten doel het ontwikkelen en uitvoeren van academische onderwijsprogramma’s. Eiseres gebruikt voor haar activiteiten in – elk geval vanaf 2010 – de handelsnaam I.C.U.C. (spreek uit: I see you see) op onder meer haar website, gebouw, advertenties en op diploma’s van haar studenten.
I.C.U.C. staat bij eiseres voor Inter-Continental University of the Caribbean.
b) Gedaagde is in 2013 opgericht door [de oud-bestuurder van eiseres], een voormalig bestuurder van eiseres. Gedaagde heeft eveneens ten doel academische onderwijsprogramma’s te ontwikkelen en uitvoeren. Haar statutaire naam bevat de afkorting I.C.U.C. Gedaagde gebruikt die naam ook in haar logo, op haar website, etc.
Ook bij gedaagde staat I.C.U.C. voor Inter-Continental University of the Caribbean.
c) Bij brieven van 22 juni 2016 en 16 november 2016 heeft eiseres gedaagde verzocht het gebruik van haar (handels)naam te staken. Gedaagde heeft geen gevolg gegeven aan die verzoeken.
[]
4De beoordeling
4.1
Eiseres vordert dat gedaagde het gebruik van de handelsnaam I.C.U.C. staakt. Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming wordt gedreven, of waaronder een stichting haar activiteiten voert. Bescherming van de handelsnaam is hier te lande gebaseerd op artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek.
4.2
Tussen partijen staat vast dat eiseres zich sinds in elk geval 2010 presenteert met de handelsnaam I.C.U.C. en dat gedaagde sinds 2013 hetzelfde doet. Partijen zijn beide in Curacao gevestigd en richten zich beide op het ontwikkelen en uitvoeren van onderwijsprogramma’s. Zij zijn in die zin concurrenten.
4.3
Aannemelijk is dat het gebruik door partijen van deze (nagenoeg) gelijke handelsnamen bij het publiek – potentiële studenten of anderen – verwarring kan veroorzaken, ook indien, zoals gedaagde heeft gesteld, gedaagde zich meer dan eiseres op buitenlandse studenten richt. Eiseres heeft in dit verband voorbeelden genoemd van gevallen waarbij zij wordt aangezien voor gedaagde, zoals bij de vrij recente (ook negatieve) berichtgeving in de media over de gunning aan gedaagde van de bachelor-opleiding voor de politie.
4.4
Volgens eiseres is de naam I.C.U.C. bedacht door [naam 1] en door [de oud-bestuurder van eiseres] en de overige bestuursleden van eiseres gezamenlijk. Volgens [de oud-bestuurder van eiseres] heeft hij de naam bedacht, samen met [naam 1]. Volgens de overgelegde schriftelijke verklaring van [naam 1] is de naam in 2007-2008 ontstaan toen hij op verzoek van [de oud-bestuurder van eiseres] aan het “stoeien” ging met de door [de oud-bestuurder van eiseres] genoemde kernwoorden University, Carribbean en Inter-Continental. [Naam 1] verklaart dat hij toen samen met [naam 2] op de vondst I.C.U.C. – I see you see – is gekomen. Bij dit alles geldt echter dat een stichting niet zelf iets kan verzinnen; dat moeten haar bestuursleden of derden voor haar doen. Doorslaggevend is niet wie de bedenkers zijn van de naam, maar de omstandigheid dat de naam werd bedacht ten behoeve van eiseres en haar activiteiten, dat het bestuur van eiseres vervolgens besloten heeft die naam als handelsnaam te gebruiken en dat eiseres die naam vervolgens ook daadwerkelijk in gebruik heeft genomen. Dat maakt dat eiseres de rechthebbende is met betrekking tot de handelsnaam I.C.U.C.
4.5
Ingevolge art. 162 lid 2 BW wordt onder meer als onrechtmatige daad aangemerkt een inbreuk op een recht of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Daarvan is hier sprake. Door gebruik te maken van dezelfde handelsnaam voor vergelijkbare activiteiten, wordt door gedaagde afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van de handelsnaam van eiseres en kan licht verwarring ontstaan bij het publiek en bij de doelgroep van eiseres. In hoeverre eiseres reeds schade heeft geleden is hierbij van ondergeschikt belang. Anders dan gedaagde stelt is het bestaan van schade geen vereiste voor het aannemen van onrechtmatigheid.
4.6
De omstandigheid dat gedaagde I.C.U.C. in mei 2013 bij het Bureau Intellectuele Eigendom als merk heeft laten registreren en dat dat bureau daaraan voorafgaand heeft verklaard dat I.C.U.C. nog niet als merk geregistreerd is, kan niet afdoen aan de beschermenswaardigheid van de handelsnaam van eiseres en aan de onrechtmatigheid van het gebruik daarvan door gedaagde.
4.7
Gedaagde heeft ter zitting nog gesteld dat haar belang bij het handhaven van I.C.U.C. groot is, omdat bij haar officiële erkenning door de minister van onderwijs en bij belangrijke overheidsopdrachten de voorwaarde is gesteld dat gedaagde die opdrachten onder haar huidige naam uitvoert. Dit belang kan echter niet opwegen tegen het recht van eiseres op gebruik en bescherming van haar handelsnaam. Afgezien daarvan lijkt het niet voor de hand te liggen dat een overheid/opdrachtgever veel belang hecht aan de naam waaronder een opdrachtnemer/onderwijsinstelling haar activiteiten uitoefent. Het zal toch gaan om de identiteit van de opdrachtnemer/instelling, niet om het naamkaartje. Een naamswijziging verandert de identiteit van de opdrachtnemer niet en impliceert ook geen overdracht of contractsoverneming.
4.8
Gelet op bovenstaande overwegingen en het tegen gedaagde uit te spreken bevel, heeft eiseres onvoldoende belang bij de gevraagde verklaringen voor recht. In zoverre zal haar vordering worden afgewezen. Over de termijn waarbinnen aan het bevel zal moeten zijn voldaan en over de dwangsom zal worden beslist als hierna omschreven.
4.9
Gedaagde zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5De beslissing
5.1
beveelt gedaagde het gebruik van de handelsnaam I.C.U.C. binnen een maand na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van de handelsnaam I.C.U.C. door te halen,