Rechtbank Midden-Nederland 3 mei 2017
ECLI:NL:RBMNE:2017:2169
De rechter toets het besluit van de Judobond om een judoka uit de selectie te zetten, omdat ze niet wil trainen op de voorgeschreven locatie.
De rechter overweegt: ” Judo Bond Nederland kon daarom, in beginsel, besluiten om [eiseres] uit te sluiten van deelname aan (inter)nationale trainingen en internationale wedstrijden, hetgeen zij bij besluit van 20 december 2016 heeft gedaan. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat Judo Bond Nederland dit besluit niet heeft kunnen nemen, omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is en/of onrechtmatig tegenover [eiseres] is. Hierna zal worden onderzocht of het aannemelijk is dat daarvan sprake is. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen ook een kernploegovereenkomst van kracht is, welke overeenkomst niet is opgezegd, en dat partijen gelet op hun onderlinge verhouding voortvloeiend uit deze overeenkomst en hetgeen overigens op grond van de bondstructuur tussen hen geldt, zich over en weer dienen te gedragen met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dit betekent onder meer dat zij rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.”
De rechter overweegt dat het besluit zeer ingrijpende gevolgen heeft voor de judoka, en overweegt dat “Judo Bond Nederland heeft met twee andere judoka’s die zijn geselecteerd een maatwerkoplossing getroffen. Deze judoka’s hebben beiden een relatie in het buitenland, […] Judo Bond Nederland heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd waarom deze twee judoka’s anders zouden mogen worden behandeld dan [eiseres] . Er is dan ook sprake van een ongelijke behandeling c.q. willekeur”.
Het besluit kan daarom (in kort geding) geen stand houden, en de rechter verbiedt Judo Bond Nederland om [eiseres] van deelname aan internationale wedstrijden uit te sluiten op de grond van de trainingslocatie, en veroordeelt Judo Bond Nederland om met [eiseres] in overleg te treden over het treffen van een maatwerkoplossing.
Vonnis in kort geding van 3 mei 2017
in de zaak van
[eiseres] ,
tegen de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid JUDO BOND NEDERLAND, gedaagde,
Partijen zullen hierna [eiseres] en Judo Bond Nederland worden genoemd.
2De feiten
2.1.
[eiseres] (op dit moment 27 jaar oud) beoefent op topsportniveau de judosport in de gewichtsklasse tot 63 kg.
2.1.1.
[eiseres] heeft zich voor de Olympische Spelen van 2016 gekwalificeerd. Zij is toen echter niet uitgezonden, omdat er maar één judoka in de gewichtsklasse waarin [eiseres] uitkomt, naar de Olympische Spelen kon worden uitgezonden en de voorkeur van Judo Bond Nederland uitging naar [A] , die zich eveneens had gekwalificeerd en op dat moment nummer 1 van Nederland was. [A] is per 9 januari 2017 met judo op topsportniveau gestopt.
2.1.2.
[eiseres] neemt op dit moment de zesde plaats in op de wereldranglijst van de internationale judofederatie.
2.2.
[eiseres] is via haar club lid van Judo Bond Nederland.
2.3.
Partijen hebben omstreeks 26 december 2015/21 januari 2016 de door
Judo Bond Nederland als productie 4 overgelegde kernploegovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst is bepaald dat Judo Bond Nederland [eiseres] in de Kernploeg zal opnemen onder de in de overeenkomst genoemde voorwaarden. Partijen zijn het erover eens dat deze kernploegovereenkomst nog steeds tussen hen van kracht is.
2.4.
[eiseres] heeft tot en met 31 januari 2017 de zogeheten A-status gehad op grond waarvan zij recht had op de bij die status behorende (financiële) voorzieningen (ook wel aangeduid als “stipendium”). Die A-status heeft zij gekregen op grond van haar sportieve prestaties.
Alleen NOC*NSF kan deze status aan topsporters verlenen. Hoewel de status aan individuele sporters wordt verleend is de procedure die gevolgd moet worden om een status te krijgen er één tussen NOC*NSF en de bond. In het Statusreglement Topsporters worden de procedure en de criteria beschreven op basis waarvan een topsporter status kan verkrijgen. Op 9 mei 2016 is dit reglement voor het laatst door de Algemene Vergadering van NOC*NSF, vastgesteld. Dit laatstelijk vastgestelde reglement is op 1 januari 2017 in werking getreden en door Judo Bond Nederland als productie 3 in het geding gebracht.
2.5.
[eiseres] woont in [woonplaats] en traint daar met door haarzelf ingeschakelde trainers, namelijk met [B] (hierna: [B] ) als krachttrainer en [C] (hierna: [C] ) als trainer en matcoach.
2.6.
[eiseres] volgt bij InHolland in [woonplaats] de vierjarige HBO opleiding
Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH). Zij zit daar in het tweede studiejaar.
Zij mag over deze studie in verband met haar topsport carrière, in beginsel, tien jaar doen en heeft daarvan op dit moment zevenenhalf jaar gebruikt. Wanneer [eiseres] de studie niet binnen tien jaar afrondt dan dient zij gelet op de geldende studieregeling bovenop het door haar in ieder geval terug te betalen bedrag van € 16.000,– een extra bedrag van € 21.500,– terug te betalen. Daarmee komt de studieschuld dan uit op een totaalbedrag van € 37.500,–.
2.7.
Judo Bond Nederland heeft een koerswijziging ingezet, in die zin dat met ingang van 1 september 2016 het topjudo wordt gecentraliseerd op één Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) locatie, te weten Papendal, in plaats van over meerdere locaties, waaronder [woonplaats] . Uitgangspunt daarbij is dat de kernploegleden op deze CTO locatie moeten sporten (trainen), wonen (op maximaal 30 minuten afstand van Papendal) en studeren of werken. Er geldt een fulltimeprogramma. De trainers en andere begeleiders worden door Judo Bond Nederland aangezocht en aangesteld. Deze koerswijziging is
– kort gezegd – als volgt in zijn werk gegaan.
2.7.1.
In het meerjarenbeleidsplan 2013-2016 heeft Judo Bond Nederland de ambitie uitgesproken om met topjudo een top acht positie in de wereld te veroveren en te behouden. Aanleiding voor deze ambitie was de evaluatie van het sportieve traject richting de Olympische Spelen in Londen van 2012.
2.7.2.
Bij de toekenning van de topsportgelden 2013-2016 stelde NOC*NSF, naar aanleiding van deze evaluatie, als investeringsvoorwaarde dat “uiterlijk 24 maanden voor de Olympische Spelen 2016 alle potentiële Olympische deelnemers, volledig gecentraliseerd onder begeleiding van de bondscoaches trainen”. Judo Bond Nederland heeft deze voorwaarde niet kunnen realiseren en in overleg met NOC*NSF afgesproken dat zij dit in 2016 gereed heeft.
2.7.3.
Het bondsbestuur van Judo Bond Nederland heeft op 15 april 2014 het besluit genomen om het topjudo in Nederland vanaf het najaar 2016 te centraliseren op één Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO).
2.7.4.
De bondsraadsvergadering van Judo Bond Nederland heeft op 30 mei 2015 met dit besluit van het bondsbestuur ingestemd.
2.7.5.
Daarna heeft het bondsbestuur in juni 2015 besloten dat de CTO-locatie Papendal wordt.
2.7.6.
Op 3 december 2015 is aan alle topjudoka’s de door Judo Bond Nederland als productie 13 overgelegde brochure verstrekt. In deze brochure valt kort gezegd te lezen voor welke doelgroep het CTO programma is bestemd en wat het programma inhoudt. Zo wordt in deze brochure een toelichting gegeven over:
– de invulling van het trainingsprogramma, waarbij geldt dat er van maandag tot en met
vrijdag wordt getraind,
– de samenstelling van het wedstrijdprogramma,
– de wijze van begeleiding,
– het selectieproces,
– huisvesting, waarbij is vermeld dat de judoka op maximaal 30 minuten van het
CTO Papendal moet wonen om zoveel mogelijk tijd te kunnen besteden aan het
trainingsprogramma, studie, rust en/of herstel,
– voeding,
– onderwijs,
– vervoer, en
– financiën.
2.8.
Op 18 januari 2016 heeft een overleg plaatsgevonden tussen [eiseres] en
Judo Bond Nederland over hoe zij vanaf 1 september 2016 kon gaan deelnemen aan het fulltimeprogramma op de CTO-locatie te Papendal.
[eiseres] heeft daarbij onder meer opgemerkt dat indien zij zou overstappen naar de
Hoge School Arnhem (HAN) dat zij dan het gehele tweede studiejaar opnieuw zou moeten doen en dat zij vreesde dat zij haar studie dan niet binnen tien jaar kon afronden waardoor zij haar gehele studieschuld, € 16.000,– plus een extra bedrag van € 22.500,– wegens het niet binnen de tien jaar afronden van de studie, ofwel een totaalbedrag van € 37.500,–, zou moeten terugbetalen. Zij heeft Judo Bond Nederland de vraag voorgelegd hoe dit op te lossen.
2.9.
Judo Bond Nederland heeft na dit gesprek bewerkstelligd dat de maximale studietermijn van tien jaar is verlengd naar elf jaar.
2.10.
Op 31 maart 2016 heeft Judo Bond Nederland aan [eiseres] bericht dat zij is geselecteerd voor het fulltimeprogramma op CTO Papendal.
De bij deze selectie behorende intentieovereenkomst, waarin gezamenlijk de intentie wordt uitgesproken om per 1 september 2016 van start te gaan op CTO Papendal is niet door
Judo Bond Nederland aan [eiseres] voorgelegd.
2.11.
Op 29 juni 2016 heeft een gesprek tussen [eiseres] en Judo Bond Nederland plaatsgevonden. [eiseres] heeft vervolgens het door Judo Bond Nederland als productie 29 overgelegde voorstel gedaan, welk voorstel als volgt luidt:
“ Krachttrainer: [B]
Trainer/matcoach: [C]
– Ik zal 2x per week de fysieke training doen bij [B] in [woonplaats] .
– Ik ben minstens 2x per week in Papendal om deel te nemen aan de randori trainingen.
– De techniektraining en 2 judotrainingen zal ik volgen op het RTC in Hoogvliet.
– Mijn studie blijf ik de komende twee jaar volgen aan de InHolland in [woonplaats] . Dat kan
gewoonweg niet anders.
– Het laatste jaar zal ik grotendeels in Papendal zijn, en mijn afstudeerstage daar volgen.
– De weekplanning kan concreet gemaakt worden a.d.h.v. het weekrooster op school, in
september.
Dus dat betekent dat ik vanaf seizoen 2018-2019 grotendeels op Papendal zal zijn, omdat ik daar een stage in de buurt ga zoeken.”
2.12.
Judo Bond Nederland heeft [eiseres] bij e-mail van 1 september 2016 bericht niet akkoord te gaan met dit voorstel en [eiseres] verzocht om het voorstel te heroverwegen en uiterlijk 1 oktober 2016 te komen met een voorstel waarin [eiseres] binnen een periode van één jaar fulltime richting Papendal komt.
2.13.
Partijen hebben elkaar vervolgens op 5 oktober 2016 gesproken maar dit heeft niet tot een oplossing geleid.
2.14.
[eiseres] heeft vervolgens omstreeks 24 november 2016 het door
Judo Bond Nederland als productie 41 overgelegde voorstel gedaan, welk voorstel als volgt luidt:
“ (…)
Tot en met augustus 2017 behoud ik het programma zoals het nu staat.
– Krachttraining [B]
– Judo, en techniektrainingen RTC Hoogvliet
– Randori trainingen di-do Papendal
– Studiejaar 2 InHolland R’dam
Vanaf september 2017 ben ik bereid om naar Papendal te komen, ondanks mijn eerdere twijfels. Er zijn een aantal losse eindjes, waarvan ik het prettig zou vinden om op voorhand duidelijkheid over te krijgen, en dat gaat om het volgende:
1. De opleiding
2. De begeleiding
De opleiding
Ik wil het liefst mijn studie in [woonplaats] blijven volgen. Omdat ik naar Papendal moet, ben ik bereid mijn studie om te gooien, waardoor mijn studieschuld van 16.000 euro naar 37.500 euro zal gaan. Ik moet namelijk mijn 2e studiejaar opnieuw overdoen vanaf september 2017. Bovendien zal mijn afstudeerjaar dan in het jaar van de OS in Tokyo zijn, waardoor ik dan ook weer studievertraging zal oplopen. Ik ben bereid om alles om te gooien, en jaren vertraging op te lopen, als de bond bereid is mij te helpen om ervoor te zorgen dat er garant wordt gestaan voor de studieschuld. Ik kan mezelf geen studieschuld veroorloven en kan het simpelweg niet betalen.
De begeleiding
Zoals ik eerder heb aangegeven, is voor mij de juiste begeleiding essentieel in het bedrijven van topsport, en het leveren van topprestaties. In het gesprek op 5 oktober jl. is verteld dat er vanaf januari twee nieuwe coaches/trainers bijkomen, en ik wil graag duidelijkheid wie de uiteindelijke trainer- en coachingstaf gaat zijn, om van daaruit een weloverwogen keuze te maken wie mij gaat begeleiden. Die invulling is nog niet bekend.
De voorwaarden moeten er zijn, om uiteindelijk tot een weloverwogen keuze te komen, en ik heb de bond daarvoor nodig, zodat het samen tot een juiste samenwerking leidt en uiteindelijk de gewenste successen. Ik ben bereid om jullie tegemoet te komen, waarbij het belangrijk is dat deze 2 essentiële punten haalbaar zijn, en duidelijkheid gaan verschaffen.
Ik hoop dat jullie meedenken in een oplossing om samen tot een juiste samenwerking te komen.
2.15.
Bij brief van 20 december 2016 heeft Judo Bond Nederland – samengevat – aan [eiseres] bericht dat zij hebben besloten om de selectie van [eiseres] voor het NTC Papendal in te trekken en dat de consequentie hiervan is dat [eiseres] niet meer zal worden uitgezonden naar internationale trainingsstages met de nationale topsportselectie en dat tevens de deelname van [eiseres] aan nationale trainingen zullen worden stopgezet.
2.16.
Bij brief van 20 januari 2017 heeft NOC*NSF aan [eiseres] bericht – kort gezegd – dat zij van Judo Bond Nederland het verzoek heeft gekregen om binnen het programma Judo de A-status van [eiseres] te beëindigen en dat zij op basis van dit verzoek de status met ingang van 31 januari 2017 beëindigt.
2.17.
[eiseres] en Judo Bond Nederland zijn in februari 2017 met elkaar in gesprek gegaan. Dit heeft niet tot een oplossing geleid. Reden waarom [eiseres] dit kort geding aanhangig heeft gemaakt.
3De vordering
3.1.
[eiseres] vordert dat Judo Bond Nederland bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
a. om haar conform de normaal geldende regels uit te zenden naar internationale wedstrijden
zo lang zij zich daarvoor op sportieve gronden kwalificeert, dit op straffe van een
dwangsom,
b. om met haar om de tafel te gaan zitten voor overleg om tot een oplossing te komen ter
zake van het te volgen trainingsprogramma waarbij recht wordt gedaan aan haar
specifieke situatie, dit op straffe van een dwangsom,
c. om haar voor te dragen voor een A-status bij het NOC*NSF, dit op straffe van een
dwangsom,
d. tot betaling van de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de
vijftiende dag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis,
4De beoordeling
4.1.
Judo Bond Nederland voert als (formeel) verweer dat [eiseres] niet ontvankelijk in haar vorderingen moeten worden verklaard omdat:
a) het spoedeisend belang ontbreekt,
b) het besluit van (het bondsbestuur en de bondsvergadering van) Judo Bond Nederland om
met ingang van het najaar 2016 vanuit één CTO locatie te trainen, wonen en
studeren/werken als vaststaand, moet worden beschouwd voor alle leden van
Judo Bond Nederland, onder wie [eiseres] , aangezien dit besluit niet meer kan worden
aangevochten, omdat de daarvoor in artikel 2:15 Burgerlijk Wetboek (BW) geldende
vervaltermijn van één jaar ongebruikt is verstreken.
4.2.
Dit door [eiseres] gemotiveerd betwiste verweer wordt verworpen.
4.2.1.
Het is voldoende aannemelijk dat [eiseres] een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Het belang van [eiseres] bij haar vorderingen zoals weergegeven in 3.1. onder a en b is vooral daarin gelegen dat zij op topniveau de judosport wil kunnen blijven beoefenen en zich wil kunnen blijven meten aan haar (internationale) concurrenten.
Daarvoor zal zij onder meer moeten kunnen deelnemen aan internationale wedstrijden, waarvan zij door Judo Bond Nederland is uitgesloten. Daarbij komt dat [eiseres] zich uitsluitend door deelname aan internationale wedstrijden kan kwalificeren voor deelname aan de Olympische Spelen van 2020. [eiseres] kan dan ook niet – zoals Judo Bond Nederland meent – een bodemprocedure afwachten. Het spoedeisend belang is daarmee voldoende gegeven.
Wat betreft de vordering zoals weergegeven in 3.1. onder c geldt dat de spoedeisend daarvan uit de aard van de vordering volgt. Deze vordering ziet op het wederom verwerven van de A-status, die op verzoek van Judo Bond Nederland door NOC*NSF is ingetrokken. Deze A-status geeft onder meer recht op een financiële vergoeding, waarmee de topsporter, in dit geval [eiseres] , zich in zijn levensonderhoud kan voorzien.
4.2.2.
Het in 4.1. onder b genoemde verweer slaagt niet, omdat [eiseres] in deze zaak
niet het besluit van (het bondsbestuur en de bondsvergadering van) Judo Bond Nederland om met ingang van het najaar 2016 vanuit één CTO locatie te trainen, wonen en
studeren/werken ter discussie stelt, maar het tegen haar gerichte besluit van Judo Bond Nederland van 20 december 2016 dat ertoe strekt dat zij uit de selectie wordt gezet en dat
zij niet meer zal kunnen deelnemen aan nationale trainingen en internationale trainingen en wedstrijden.
4.3.
Daarmee wordt toegekomen aan de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [eiseres] .
Vordering zoals weergegeven in 3.1. onder a
4.4.
De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder a strekt ertoe dat [eiseres] kan deelnemen aan internationale wedstrijden indien zij zich daartoe kwalificeert. Zij voert daartoe onder meer aan dat Judo Bond Nederland haar hiervan niet mag uitsluiten vanwege het feit dat zij zich niet per 1 september 2016 aan het nieuwe beleid conformeert. Zij heeft goede redenen om dit niet te doen.
4.5.
Judo Bond Nederland heeft [eiseres] bij besluit van 20 december 2016 uit de nationale selectie gezet en van deelname aan (inter)nationale trainingen en internationale wedstrijden uitgesloten.
Aanleiding voor dit besluit is dat [eiseres] zich niet onverkort wil conformeren aan het nieuwe beleid van Judo Bond Nederland dat met ingang van 1 september 2016 de kernploegleden op één CTO locatie, te weten Papendal, moeten sporten (trainen), wonen (op maximaal 30 minuten afstand van Papendal) en studeren of werken.
[eiseres] heeft als redenen hiervoor opgegeven dat zij:
– geen afscheid wil nemen van haar huidige trainers met wie zij een klik en vertrouwensband heeft opgebouwd en met wie zij topprestaties heeft bereikt, waaronder de kwalificatie voor de Olympische Spelen van 2016 en haar huidige zesde positie op de wereldranglijst,
– haar studie niet wil verplaatsen naar Arnhem (HAN), omdat zij dan het tweede jaar helemaal moet overdoen en zij vreest dat zij de studie dan niet binnen de nog resterende studieduur zal kunnen voltooien, waardoor haar studieschuld zal oplopen van € 16.000,– naar € 37.500,–.
4.6.
Als uitgangspunt geldt dat Judo Bond Nederland bevoegd is om beleid te maken
en bestaand beleid te wijzigen en dat de leden van Judo Bond Nederland door hun lidmaatschap daaraan gebonden zijn.
4.7.
De geldigheid van het besluit waarbij Judo Bond Nederland haar beleid heeft gewijzigd in die zin dat vanaf het najaar van 2016 op één CTO-locatie, namelijk Papendal, wordt getraind, gewoond en gestudeerd of gewerkt, wordt in dit kort geding niet ter discussie gesteld.
[eiseres] heeft niet het standpunt ingenomen dat dit besluit niet rechtsgeldig (nietig of vernietigbaar) is. Het wordt er daarom voor gehouden dat dit besluit rechtsgeldig is.
4.8.
Dit in 4.7. genoemde besluit brengt mee dat [eiseres] als lid van Judo Bond Nederland gebonden is aan het in het 4.7. genoemde besluit en dat zij als door Judo Bond Nederland geselecteerde judoka vanaf 1 september 2016 op de CTO-locatie te Papendal moeten trainen, wonen, en studeren of werken.
Vaststaat dat [eiseres] aan Judo Bond Nederland te kennen heeft gegeven dit niet onverkort te willen doen vanwege de bezwaren zoals vermeld in 4.5. Judo Bond Nederland kon daarom, in beginsel, besluiten om [eiseres] uit te sluiten van deelname aan (inter)nationale trainingen en internationale wedstrijden, hetgeen zij bij besluit van 20 december 2016 heeft gedaan. Er kunnen echter omstandigheden zijn die maken dat Judo Bond Nederland dit besluit niet heeft kunnen nemen, omdat dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is en/of onrechtmatig tegenover [eiseres] is. Hierna zal worden onderzocht of het aannemelijk is dat daarvan sprake is.
4.9.
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen ook een kernploegovereenkomst van kracht is, welke overeenkomst niet is opgezegd, en dat partijen gelet op hun onderlinge verhouding voortvloeiend uit deze overeenkomst en hetgeen overigens op grond van de bondstructuur tussen hen geldt, zich over en weer dienen te gedragen met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Dit betekent onder meer dat zij rekening dienen te houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.
[eiseres] dient rekening te houden met het belang van Judo Bond Nederland om haar ambitie om met topjudo een top acht positie in de wereld te veroveren en te behouden door middel van het door haar uitgestippeld beleid te kunnen verwezenlijken. De Judo Bond Nederland heeft belang bij handhaving van het door haar gemaakte beleid en bij consequente toepassing daarvan. Als alleen naar individuele wensen wordt gekeken, valt er geen beleid te maken.
Judo Bond Nederland dient daartegenover rekening te houden met het individuele belang van [eiseres] om haar topsportcarrière in te richten op de manier waarop zij dat wil.
4.10.
Het besluit van 20 december 2016 heeft voor [eiseres] zeer ingrijpende gevolgen. Het besluit betekent de facto het einde van haar carrière als topsporter.
Het is voor haar gelet op het besluit onmogelijk om nog deel te nemen aan internationale toernooien. Aan internationale toernooien kan, dat staat tussen partijen vast, alleen worden deelgenomen wanneer (de technische staf van) Judo Bond Nederland de judoka afvaardigt en dat zal vanwege dit besluit niet meer gebeuren.
Het is verder voldoende gebleken dat op dit moment ook niet mogelijkheid bestaat om aan internationale wedstrijden deel te nemen door uit te wijken naar het buitenland.
Vaststaat dat daarvoor een wachttijd geldt van drie jaar en dat deze wachttijd alleen met medewerking van Judo Bond Nederland kan worden verkort tot nihil. Judo Bond Nederland wil echter geen medewerking verlenen aan de verkorting van de wachttijd, omdat – zo voert zij aan – het buitenland dan met de kwaliteiten van [eiseres] aan de haal kan gaan, terwijl het Judo Bond Nederland is die in [eiseres] heeft geïnvesteerd.
Het besluit van 20 december 2016 heeft verder tot gevolg dat [eiseres] zich zeer waarschijnlijk niet zal kunnen kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2020.
Voor deelname aan de Olympische Spelen voor Nederland is vereist dat dat de judoka zich door middel van deelname aan internationale toernooien daarvoor kwalificeert en door Judo Bond Nederland wordt voorgedragen aan het NOC*NSF.
Ook het uitkomen voor de Olympische Spelen voor een ander land dan Nederland lijkt onwaarschijnlijk, nu er – zoals hiervoor is overwogen – een wachttijd geldt van drie jaar en er na het verstrijken van die wachttijd nog maar weinig tijd overblijft (nog geen jaar) om zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2020.
Daarbij komt dat [eiseres] dan gedurende drie jaar geen wedstrijdritme heeft opgebouwd en zich niet heeft kunnen meten met haar concurrenten.
4.11.
[eiseres] is op dit moment in haar gewichtsklasse de beste topjudoka van Nederland en staat zesde op de wereldranglijst. De stelling van Judo Bond Nederland dat [eiseres] niet de nummer 1 van Nederland is, wordt als onvoldoende gemotiveerd onderbouwd gepasseerd. Judo Bond Nederland heeft tijdens de mondelinge behandeling ook opgemerkt dat zij [eiseres] vanwege haar prestaties graag bij de selectie wil hebben.
4.12.
[eiseres] heeft deze toppositie bereikt onder het beleid dat gold voor de invoering van het nieuwe beleid (de centralisatie op de CTO-locatie te Papendal) per 1 september 2016. Op grond van dit oude beleid mocht zij, onder regie van Judo Bond Nederland, in haar eigen woonplaats in [woonplaats] trainen met door haarzelf uitgezochte trainers ( [B] en [C] ), waarmee zij een vertrouwensband heeft opgebouwd.
Zij heeft samen met deze door haarzelf aangezochte trainers haar toppositie in het judo bereikt. Er zijn geen garanties of concrete aanwijzingen dat [eiseres] op grond van het nieuwe beleid van Judo Bond Nederland, waarbij zij moet trainen met door Judo Bond Nederland aangestelde trainers, haar toppositie zal handhaven of verbeteren.
4.13.
[eiseres] is geen beginnende topjudoka meer. Zij heeft haar sporen al ruimschoots verdiend. Zo heeft zij zich gekwalificeerd voor de Olympische Spelen van 2016, is zij eind 2016 eerste geworden bij een in Abu Dhabi gehouden wedstrijd en staat zij op dit moment op de zesde plek van de wereldranglijst.
4.14.
[eiseres] is op dit moment 27 jaar en zal niet meer jarenlang op topsportniveau de judosport beoefenen. Einddoel is volgens [eiseres] om zich te kwalificeren voor de Olympische Spelen van 2020.
4.15.
Judo Bond Nederland heeft met twee andere judoka’s die zijn geselecteerd een maatwerkoplossing getroffen. Deze judoka’s hebben beiden een relatie in het buitenland, de één in Frankrijk en de ander in Italië. Met hen is onder meer overeengekomen, zo heeft Judo Bond Nederland tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding verklaard, dat zij tot 1 september 2017 niet hoeven deel te nemen aan het fulltimeprogramma op de CTO-locatie te Papendal.
Judo Bond Nederland heeft geen steekhoudende argumenten aangevoerd waarom deze twee judoka’s anders zouden mogen worden behandeld dan [eiseres] . Er is dan ook sprake van een ongelijke behandeling c.q. willekeur, nu van deze twee judoka’s pas per 1 september 2017 wordt verlangd dat zij deelnemen aan het fulltimeprogramma op de CTO-locatie te Papendal, terwijl van [eiseres] wordt verlangd dat zij daaraan al eerder deelneemt.
4.16.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het, vanwege de in 4.10. tot en met 4.15. genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat van Judo Bond Nederland kan worden verlangd dat zij een maatwerkoplossing, met [eiseres] treft, in die zin dat ten gunste van [eiseres] wordt afgeweken van het huidige beleid.
Het belang van Judo Bond Nederland om door middel van het door haar uitgestippelde beleid de top te bereiken en dat alle topsporters, onder wie [eiseres] , zich aan dit door haar uitgestippelde beleid conformeren en gaan trainen, wonen en studeren of werken op de CTO-locatie te Papendal moet gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, gerelativeerd worden ten aanzien van [eiseres] . Dit geldt temeer daar er sprake is van een beperkte periode, aangezien de inzet van [eiseres] vooral gericht is op het kwalificatieproces richting de Olympische Spelen. De tussen partijen te treffen maatwerkoplossing is dus beperkt in tijd.
4.17.
Partijen dienen samen invulling aan deze maatwerkoplossing te geven.
4.17.1.
Daarbij geldt, gelet op de in 4.11. tot en met 4.14. genoemde omstandigheden, als uitgangspunt dat van [eiseres] niet kan worden verlangd dat zij afstand neemt van haar huidige trainers. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het vertrouwen tussen een topsporter zoals [eiseres] en haar trainer(s) cruciaal is en dat dit vertrouwen er in de regel niet van meet af aan is, maar zal moeten worden opgebouwd. Dit weegt extra zwaar bij een individuele sport zoals judo.
Partijen dienen samen te bezien op welke wijze de huidige trainers van [eiseres] bij de trainingen en begeleiding van [eiseres] betrokken kunnen blijven.
Het is daarbij niet vereist dat deze trainers – zoals Judo Bond Nederland kennelijk meent – in dienst treden bij Judo Bond Nederland. Het valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien dat voor hun betrokkenheid een indiensttreding bij Judo Bond Nederland per se is vereist. Dit spreekt temeer daar [eiseres] tot aan de beleidswijziging per 1 september 2016 onder regie van Judo Bond Nederland met deze trainers heeft gewerkt, zonder dat deze trainers bij Judo Bond Nederland in dienst waren.
Overigens valt uit het voorstel van 24 november 2016 – anders dan Judo Bond Nederland betoogt – niet op te maken dat [eiseres] ondubbelzinnig heeft toegezegd dat zij per 1 september 2017 zonder haar huidige trainers verder zal gaan.
Uit de tekst en strekking van dit voorstel, dat in zijn geheel en onderlinge samenhang moet worden beschouwd, valt op te maken dat [eiseres] daar mogelijk toe is bereid, maar dat deze bereidheid afhangt van de persoon van de trainers en begeleiders die door Judo Bond Nederland zijn en worden aangesteld. Daarover is evenwel geen duidelijkheid gekomen.
4.17.2.
[eiseres] zal zich verder zo veel mogelijk dienen te richten naar de wens van de Judo Bond Nederland tot centralisatie. Zij dient zo veel als mogelijk deel uit te maken van het fulltimeprogramma op de CTO-locatie te Papendal, zij het dat zij met haar eigen trainers zal mogen trainen. Uit de door haar gedane voorstellen valt op te maken dat de bereidheid daartoe ook bestaat.
Zo heeft zij in haar eerste voorstel van 29 juni 2016 te kennen gegeven dat zij bereid is om vanaf 2018/2019 naar Papendal te komen. Partijen zullen hierover samen afspraken dienen te maken. In haar tweede voorstel is de bereidheid uitgesproken voor september 2017.
4.17.3.
[eiseres] kan – in tegenstelling tot wat zij meent – niet verlangen dat Judo Bond Nederland zich garant stelt voor haar studieschuld, wanneer [eiseres] haar opleiding in Arnhem zal vervolgen.
Het is onvoldoende aannemelijk dat de studievertraging die [eiseres] mogelijk oploopt wanneer zij haar studie in Arnhem gaat vervolgen, is toe te rekenen aan de wijziging van het beleid door Judo Bond Nederland. Daarbij komt dat Judo Bond Nederland ervoor heeft gezorgd dat [eiseres] elf jaar, in plaats van tien jaar, over haar studie mag doen en dat zij te kennen heeft gegeven dat zij ervoor kan zorgen dat dit nog met een jaar wordt verlengd zodat [eiseres] in totaal twaalf jaar over haar studie kan doen. Zij kan dus, nu zij al zevenenhalf jaar heeft verbruikt, nog vierenhalf jaar over het tweede tot en met vierde jaar van haar studie doen. Mogelijk valt nog te regelen dat de studieduur wordt bevroren indien [eiseres] zich kwalificeert voor de Olympische Spelen van 2020. Judo Bond Nederland mag van degene die voor topsport kiezen een investering vragen. Judo Bond Nederland heeft voor wat betreft het opvangen van de mogelijke studievertraging naar het oordeel van de voorzieningenrechter zich voldoende ingespannen.
4.18.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat Judo Bond Nederland het besluit van 20 december 2016 niet heeft kunnen nemen, omdat dit besluit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is en/of onrechtmatig tegenover [eiseres] is.
Judo Bond Nederland kon op basis van de omstandigheden zoals hiervoor besproken in 4.10. tot en met 4.15 niet besluiten om [eiseres] van deelname aan internationale wedstijden uit te sluiten vanwege het feit dat zij niet bereid was om per 1 september 2016 deel te nemen aan het fulltimeprogramma op de CTO-locatie. Er zal een maatwerkoplossing moeten worden getroffen, waarbij – kort gezegd – geldt dat [eiseres] haar trainers mag behouden, en zo veel als mogelijk zal deelnemen aan het fulltimeprogramma op de CTO-locatie te Papendal. [eiseres] kan niet verlangen dat Judo Bond Nederland zich garant stelt voor haar studiekosten.
4.19.
De vordering van [eiseres] die ertoe strekt dat zij aan internationale wedstrijden mag deelnemen, zal in zoverre worden toegewezen dat het Judo Bond Nederland zal worden verboden om [eiseres] van deelname aan internationale wedstrijden uit te sluiten op de grond dat zij zich niet (volledig) conformeert aan het vanaf 1 september 2016 geldende beleid dat door de door haar geselecteerde judoka’s een fulltimeprogramma moet worden gevolgd op de CTO-locatie te Papendal. Aan dit verbod zal geen dwangsom worden verbonden, aangezien Judo Bond Nederland ter zitting heeft verklaard dat dit niet nodig is omdat zij dit vonnis zal nakomen.
De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder b
4.20. De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder b strekt ertoe dat Judo Bond Nederland wordt veroordeeld om met [eiseres] in overleg te treden om tot een oplossing te komen ter zake van het te volgen trainingsprogramma waarbij recht wordt gedaan aan haar
specifieke situatie.
4.21.
Hiervoor is geconcludeerd dat van Judo Bond Nederland kan worden verlangd dat zij een maatwerkoplossing, met [eiseres] treft, in die zin dat ten gunste van [eiseres] wordt afgeweken van het huidige beleid en dat partijen daaraan samen invulling dienen te geven met inachtneming van hetgeen daarover in 4.17.1. tot en met 4.17.3. is overwogen.
De vordering is dan ook op de in de beslissing te noemen manier toewijsbaar. Hieraan zal
geen dwangsom worden verbonden, aangezien Judo Bond Nederland ter zitting heeft verklaard dat zij dit vonnis zal nakomen.
De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder c
4.22. De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder c strekt ertoe dat
Judo Bond Nederland wordt veroordeeld om [eiseres] voor te dragen voor een A-status bij het NOC*NSF.
4.23.
In het Statusreglement Topsporters is vermeld dat de procedure die gevolgd moet worden om een status te krijgen er één is tussen NOC*NSF en de bond. Het is de bond die de topsporter aan NOC*NSF voor het verkrijgen van de A-Status voordraagt. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 9 en 10 van het reglement. In artikel 9 van dit reglement is bepaald dat de bond de topsporter bij NOC*NSF kan voordragen voor het verkrijgen van een
A-status en in artikel 10 is bepaald dat na het voldoen aan de vastgestelde prestatienorm tijdens een vastgesteld meetmoment door de topsporter de bond zo spoedig mogelijk een voordracht voor de A-status bij NOC*NSF doet. De omstandigheid dat het NOC*NSF is die beslist of de A-status wordt verleend of niet, betekent – anders dan Judo Bond Nederland betoogt – niet dat [eiseres] geen belang bij haar vordering heeft en daarom niet ontvankelijk in haar vordering is.
Judo Bond Nederland heeft geen inhoudelijke argumenten aangevoerd die de conclusie rechtvaardigen dat niet van haar kan worden verlangd dat zij [eiseres] voordraagt voor het verkrijgen van de A-status.
Verder wordt nog in aanmerking genomen dat het op verzoek van Judo Bond Nederland is geweest dat NOC*NSF de A-status van [eiseres] heeft ingetrokken. De vordering van [eiseres] zal gezien het voorgaande worden toegewezen. Hieraan zal geen dwangsom worden verbonden aangezien Judo Bond Nederland te kennen heeft gegeven dit vonnis te zullen nakomen.
Slotsom
4.24. De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] op de in de beslissing te noemen manier zullen worden toegewezen. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd ter toelichting op hun standpunten zal als niet meer ter zake dienend onbesproken blijven.
Proceskosten
4.25.
[]
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Judo Bond Nederland [eiseres] van deelname aan internationale wedstrijden uit te sluiten op de grond dat zij zich niet (volledig) conformeert aan het
vanaf 1 september 2016 geldende beleid dat door de door haar geselecteerde judoka’s een fulltimeprogramma moet worden gevolgd op de CTO-locatie te Papendal,
5.2.
veroordeelt Judo Bond Nederland om met [eiseres] in overleg te treden over het treffen van een maatwerkoplossing met inachtneming van hetgeen daarover in rechtsoverwegen in 4.17.1. tot en met 4.17.3. is overwogen,
5.3.
veroordeelt Judo Bond Nederland om [eiseres] voor te dragen voor een A-status bij het NOC*NSF,