Selectie bij sportclub (It Partoer)

Rechtbank Noord-Nederland 15 juli 2015

ECLI:NL:RBNNE:2015:3399 



Wat zijn de wettelijke regels voor het selecteren van sporters en teams bij sportclubs? Daarop gaat de rechter in in deze uitspraak.
” Vooropgesteld dient te worden dat een vereniging als It Partoer en haar leden op grond van artikel 2:8 lid 1 BW zich als zodanig tegenover elkaar dienen te gedragen naar hetgeen door de eisen van redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze eisen worden ingekleurd door de omstandigheden van het geval (HR 1 maart 2002, NJ 2002/296). Dit brengt voor een vereniging onder meer mee dat zij leden in gelijke omstandigheden gelijk zal moeten behandelen. Dat verplicht de vereniging er in elk geval toe om voor vertegenwoordigende teams, zoals een afdelingspartuur, aan de leden (desgevraagd) kenbaar te maken welk selectiebeleid zij daarvoor hanteert.” 
” In beginsel komt aan It Partoer als vereniging de autonomie toe om het besluit te nemen om [B] niet tot het eerste afdelingspartuur toe te laten. Dit is slechts anders, indien – na een marginale toetsing – geoordeeld wordt dat It Partoer in redelijkheid niet tot een zodanig besluit heeft kunnen komen.” 

Vonnis in kort geding van 15 juli 2015
in de zaak van [A], in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [B],
eiseres,
tegen de vereniging KF IT PARTOER JELSUM-KOARNJUM-BRITSUM ,

Partijen zullen hierna “[A]”, “[B]” en “It Partoer” genoemd worden.

1De procedure

1.1.

[A] heeft It Partoer in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare terechtzitting van 29 juni 2015.
1.2.

[A] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden – na wijziging van eis – gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. It Partoer veroordeelt om binnen één dag na betekening van het vonnis haar objectieve selectiecriteria voor het afdelingspartuur van It Partoer aan [A] kenbaar te maken;
II. It Partoer veroordeelt om haar opgaaf aan de KNKB per afdelingswedstrijd conform de selectiecriteria als genoemd onder I. te doen;
III. bepaalt dat It Partoer voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het sub I. en/of II. gevorderde aan [A] een dwangsom verbeurt van € 2.500,- per overtreding tot een maximum van € 30.000,-;
IV. It Partoer in de kosten van het geding veroordeelt.

1.3.

Ter terechtzitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de
advocaat van It Partoer gebruik heeft gemaakt van pleitnotities. It Partoer heeft geconcludeerd
tot afwijzing van de vorderingen van [A], met veroordeling van [A] – bij vonnis
uitvoerbaar bij voorraad – in de kosten van het geding.

1.4.

Partijen hebben producties overgelegd.
1.5.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2De feiten

2.1.

[B], geboren op [geboortedatum] en derhalve thans nog minderjarig, beoefent de kaatssport.
2.2.

[B] was voorheen woonachtig te [woonplaats] en kwam toen uit voor de lokale kaatsvereniging KC De Boer. Voor deze vereniging heeft hij afdelingswedstrijden gekaatst.
2.3.

Artikel 12 van het Kaatsreglement van de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond (hierna: de KNKB), inzake Afdelingswedstrijden, bepaalt, voor zover van belang:
“1. Spelers moeten bij afdelingswedstrijden uitkomen voor de vereniging in hun woonplaats. Voor dames, junioren en senioren geldt als woonplaats de plaats waar men het feitelijk hoofdverblijf heeft.
Voor de overige spelers is de woonplaats van de ouders maatgevend.
Als in de woonplaats een vereniging is gevestigd, moet men in principe uitkomen voor de dichtstbijzijnde vereniging, langs de openbare weg gemeten. (…) Spelers van door het hoofdbestuur te bepalen categorieën dienen verandering van woonplaats binnen zeven dagen schriftelijk aan het hoofdbestuur te melden. Een hieruit voortvloeiende aansluiting bij een andere vereniging is onderworpen aan de goedkeuring van het hoofdbestuur. Met ingang van de datum van goedkeuring is een speler gerechtigd en verplicht voor de nieuwe vereniging uit te komen.
(…)
3. Afdelingswedstrijden kunnen worden gehouden voor door het hoofdbestuur te bepalen categorieën. Het aantal van deze wedstrijden bedraagt per seizoen ten hoogste een derde deel van het totaal aantal wedstrijden voor de betreffende categorie met een maximum van 10. In dit aantal zijn niet begrepen de Nederlandse kampioenschappen, de in Wommels te houden Freulepartij en de in 1987 buiten het weekeinde toegekende wedstrijden.
4. Verenigingen mogen met meer dan één partuur aan een wedstrijd deelnemen. Zij moeten worden ingeschreven als eerste, tweede, enz. partuur. Indien alle op de lijst geplaatste spelers van een vereniging aanwezig zijn, moeten zij uitkomen voor het partuur waarvoor ze zijn opgegeven.
(…)”.

2.4.

In de loop van 2015 is [B] bij zijn moeder aan de [straat] te [woonplaats] gaan wonen, dit (mede) vanwege de echtscheiding van zijn ouders.
2.5.

It Partoer is een kaatsvereniging voor de dorpen Jelsum, Koarnjum en Britsum. [A] is vanaf 2006 (ook) lid van It Partoer.
2.6.

In januari 2015 heeft (de jeugdcommissie van) It Partoer het (enige) afdelingspartuur in de categorie “jongens” voor het kaatsseizoen 2015 samengesteld. Drie jongens maken deel uit van dit partuur.
2.7.

Het bestuur van It Partoer heeft de familie [A] bij brief van 18 februari 2015 medegedeeld:
“Onlangs is er telefonisch contact geweest met het bestuur, via onze voorzitter, over de situatie van [B] en het overschrijven van jullie zoon naar een nieuw adres in [woonplaats]. De vraag werd gesteld of [B] dan ook uit zou kunnen komen voor de afdelingswedstrijden van It Partoer.
(…)
Het bestuur heeft unaniem besloten [B] niet te laten kaatsen met een afdelingspartuur voor de vereniging It Partoer.
Wij zijn van mening dat indien we dit zouden toelaten de deur overal openstaat om minderjarige kaatsers van adres te laten wijzigen zonder dat er daadwerkelijk verhuisd wordt door het gezin. De discussies die dit kan meebrengen binnen een vereniging of tussen verschillende verenigingen zijn niet te overzien en het zou diverse ingewikkelde situaties met zich mee kunnen brengen. Dit zouden we in geen enkel geval toelaten. (…)”.

2.8.

Op 9 maart 2015 heeft [B] bij de KNKB een schriftelijke kennisgeving van verhuizing c.q. een verzoek om overschrijving ingediend. Hierin is als nieuw woonadres [straat] te [woonplaats] genoemd. In dit document is tevens aangegeven dat [B] op zijn nieuwe adres voor It Partoer wenst uit te komen . Het overschrijvingsformulier is tevens ondertekend door de oude vereniging (KC De Boer) en de nieuwe vereniging (It Partoer).
2.9.

De KNKB heeft [B] bij brief van 15 april 2015 medegedeeld dat zij het verzoek tot overschrijving goedkeurt.
2.10.

It Partoer heeft de familie [A] bij brief van 18 april 2015 medegedeeld:
“Onlangs hebben wij een overschrijvingsverzoek van [B] ondertekend van de vereniging KC de Boer Stiens naar KF it Partoer Jelsum-Koarnjum-Britsum.

Om misverstanden te voorkomen willen wij als bestuur jullie er op wijzen dat deze overschrijving niet betekent dat [B] dit seizoen zal kaatsen in afdelingspartijen voor onze vereniging.

Zoals ook al aangegeven in de brief van 18-02-2015 zal [B] dit seizoen geen deel uitmaken van een afdelingspartuur voor onze vereniging. (…)”.

2.11.

[B] heeft op 8 juni 2015 aangifte gedaan bij de politie wegens discriminatie, zulks in verband met de behandeling van zijn woonstatus door It Partoer, waardoor het hem naar eigen zeggen onmogelijk wordt gemaakt om de kaatssport uit te oefenen zoals hij dat wil.

3Het standpunt van [A]

3.1.

[A] legt – samengevat – het volgende aan het gevorderde ten grondslag.
3.2.

Aanvankelijk gaf It Partoer aan [A] te kennen dat de gezinssamenstelling van de familie [A] reden was om [B] niet tot het afdelingspartuur toe te laten. De privésituatie van [B] gaat It Partoer echter niet aan en met deze weigeringsgrond heeft zij zich jegens [B] schuldig gemaakt aan discriminatie. Voorts heeft [B] een lidmaatschap/aansluitingsovereenkomst met It Partoer gesloten. Op basis van deze overeenkomst dient It Partoer zich aan de beginselen van een eerlijke krachtmeting te houden. Alle leden van It Partoer hebben een gelijk recht op deelname aan wedstrijden en competities. It Partoer stelt tegenover [B] enkel dat hij niet geselecteerd zal worden voor afdelingswedstrijden. Deze weigering baseert zij niet op objectieve (kenbare) selectiecriteria. [A] weet slechts dat het beleid van It Partoer is om de beste jongens gedurende het gehele seizoen te blijven selecteren voor het afdelingspartuur. Op basis van dát selectiecriterium zou [B], gezien zijn kwaliteiten, voor het afdelingspartuur dienen te worden geselecteerd. [B] is de beste kaatser binnen de vereniging in zijn (leeftijd)categorie. Het is thans volstrekt onduidelijk waarom er in geval van [B], wordt afgeweken van voornoemd selectiecriterium. Aldus is er sprake van willekeur. Gelet op het vorenstaande dient It Partoer haar objectieve selectiecriteria voor het afdelingspartuur kenbaar te maken en dient zij haar opgaaf aan de KNKB per afdelingswedstrijd conform deze objectieve selectiecriteria te doen.

4Het standpunt van It Partoer

4.1.

It Partoer betwist de vorderingen van [A], waartoe zij – samengevat – het volgende aanvoert.
4.2.

[B] woont thans in [woonplaats] en voldoet daarmee aan de eisen van de KNKB om in afdelingswedstrijden voor It Partoer te kunnen uitkomen. Het feit dat aan deze eis wordt voldaan, betekent echter niet dat [B] dan ook voor afdelingswedstrijden geselecteerd dient te worden. De jeugdcommissie van It Partoer bepaalt (voor de jeugd) wie geselecteerd wordt voor een afdelingspartuur. De jeugdcommissie verricht deze selectie in de periode gelegen tussen het einde van het oude seizoen en het begin van het nieuwe seizoen. In 2015 is dat in de maand januari gebeurd. Bij het maken van die keuze staat de verwachte kwaliteit van het partuur als geheel voorop, niet (slechts) de kwaliteiten van de individuele kaatser. Uitgangspunt binnen It Partoer is dat als er – zoals hier – eenmaal een partuur is gevormd, daarmee het gehele seizoen wordt gespeeld, tenzij er tussentijds wijzigingen nodig zijn, zoals in geval van blessures. Dat laatste is tot nu toe niet het geval, zodat [B] op basis van de gehanteerde selectiecriteria thans niet in aanmerking komt om deel uit te maken van het (eerste) afdelingspartuur in zijn categorie.
4.3.

De vorderingen van [A] ontberen een rechtsgrondslag. It Partoer is niet verplicht om selectiecriteria op te stellen en deze vervolgens aan [A] kenbaar te maken. Het door [A] genoemde artikel 2:8 BW brengt zodanige verplichting in elk geval niet met zich. Voorts is van belang dat It Partoer grote beleidsvrijheid toekomt om te bepalen hoe en wie zij voor een partuur selecteert. Een beperking op deze beleidsvrijheid is slechts in uitzonderlijke omstandigheden aan de orde. Overigens is It Partoer, anders dan [A] verlangt, niet gehouden om haar selectiebeleid op schrift te stellen.
4.4.

[A] heeft geen belang meer bij het gevorderde, nu It Partoer haar selectiebeleid inmiddels heeft uitgelegd. Daarmee heeft [A] de kennelijk verlangde duidelijkheid over de selectiecriteria gekregen. Ook is de KNKB bekend met deze zaak. Met de wijze waarop It Partoer opgaaf aan de KNKB doet, is niets mis en deze opgaaf strookt met het (vaste) beleid van It Partoer.
4.5.

Ten slotte voert It Partoer nog aan dat de gevorderde dwangsommen onrealistisch hoog zijn. It Partoer is een kleine kaatsvereniging, met een begroting van zo’n € 4.000,- per jaar. Indien zij de gevorderde dwangsommen verschuldigd zou worden, zou dat de doodssteek voor de vereniging betekenen, waardoor er niemand meer voor de vereniging zou kunnen kaatsen.

5De beoordeling van het geschil

5.1.

Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanwezig, nu het kaatsseizoen 2015 reeds begonnen is en [A] onweersproken heeft gesteld dat er in de maanden juli en augustus 2015 diverse afdelingswedstrijden in zijn (leeftijd)categorie gepland staan, waaronder – op 5 augustus a.s. – De Freulepartij te Wommels, aan welke wedstrijden hij graag wil deelnemen. Het spoedeisend belang is door It Partoer overigens ook niet betwist.
5.2.

De gevraagde voorziening strekt er toe dat It Partoer veroordeelt dient te worden om haar objectieve selectiecriteria voor de afdelingswedstrijden (schriftelijk) aan [A] kenbaar te maken en de opgaaf voor elke afdelingswedstrijd conform díe criteria telkens aan de KNKB te doen.
5.3.

Vooropgesteld dient te worden dat een vereniging als It Partoer en haar leden op grond van artikel 2:8 lid 1 BW zich als zodanig tegenover elkaar dienen te gedragen naar hetgeen door de eisen van redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd. Deze eisen worden ingekleurd door de omstandigheden van het geval (HR 1 maart 2002, NJ 2002/296). Dit brengt voor een vereniging onder meer mee dat zij leden in gelijke omstandigheden gelijk zal moeten behandelen. Dat verplicht de vereniging er in elk geval toe om voor vertegenwoordigende teams, zoals een afdelingspartuur, aan de leden (desgevraagd) kenbaar te maken welk selectiebeleid zij daarvoor hanteert.
5.4.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [A] geen belang (meer) bij de verlangde voorziening inzake het kenbaar maken van de geldende selectiecriteria, nu It Partoer ter zitting haar selectiebeleid voor de afdelingsparturen voor de jeugd duidelijk heeft uiteengezet. Kort gezegd komt dit selectiebeleid hier op neer, dat vóór het begin van elk kaatsseizoen door de jeugdcommissie één of meerdere afdelingsparturen voor het gehele komende kaatsseizoen worden samengesteld, waarbij de kwaliteit van het partuur als geheel voorop staat, en dat alleen onder bijzondere omstandigheden wijzigingen in de aldus samengestelde parturen worden aangebracht. De vorderingen van [A] strandden reeds op het vorenstaande. Overigens is de voorziening ook niet toewijsbaar, aangezien [A] niet heeft onderbouwd wat naar haar mening onder objectieve selectiecriteria zou moeten worden verstaan.
5.5.

Er is geen bijzondere rechtsregel die, in zijn algemeenheid, gebiedt dat It Partoer de door haar genoemde selectiecriteria op schrift zou moeten stellen. Hierbij dient ook bedacht te worden dat in dezen sprake is van een kleine amateurkaatsvereniging, gerund door én afhankelijk van vrijwilligers. Aan een dergelijke vereniging kunnen niet dezelfde eisen voor het voeren van de organisatie worden gesteld als aan professionele organisaties. Feiten en omstandigheden die niettemin, op grond van artikel 2:8 lid 1 jo. 3:12 BW, een rechtsplicht tot het op schrift stellen van het selectiebeleid met zich zouden brengen zijn in dit kort geding niet gebleken.
5.6.

Aan [A] kan overigens worden toegegeven dat de schriftelijke communicatie van de kant van It Partoer over de weigering om [B] aan het eerste afdelingspartuur deel te laten nemen, de duidelijkheid over de wijze van selectie niet zal hebben bevorderd, nu de hiervoor genoemde selectiecriteria daarin niet als zodanig zijn benoemd. Dat It Partoer zich, zoals [A] stelt, schuldig heeft gemaakt aan discriminatie door [B] op basis van de gezinssamenstelling van de familie [A] niet tot het afdelingspartuur in zijn leeftijdscategorie toe te laten, acht de voorzieningenrechter overigens niet aannemelijk. Deze (aanvankelijke) weigering was – zo leidt voorzieningenrechter af uit de brief van It Partoer van 18 februari 2015 – vooral ingegeven door de omstandigheid dat het voor It Partoer niet voldoende duidelijk was of [B] daadwerkelijk in [woonplaats] woonachtig was, maar er is niet voldoende gebleken dat deze woonplaatskwestie nog een rol speelt in de selectie, mede gezien de na de brief van 18 februari 2015 plaatsgevonden hebbende overschrijving.
5.7.

De voorzieningenrechter kan zich vooralsnog niet aan de indruk onttrekken dat de gevraagde voorziening in wezen is ingegeven door de omstandigheid dat [A] het niet eens is met de uitkomst van de wijze van selectie voor het afdelingspartuur in zijn leeftijdscategorie. Daaromtrent wordt het volgende overwogen. In beginsel komt aan It Partoer als vereniging de autonomie toe om het besluit te nemen om [B] niet tot het eerste afdelingspartuur toe te laten. Dit is slechts anders, indien – na een marginale toetsing – geoordeeld wordt dat It Partoer in redelijkheid niet tot een zodanig besluit heeft kunnen komen. Dat is hier naar voorlopig oordeel niet aan de orde.Ook al meent [B] dat hij op basis van zijn – overigens onbetwiste – kaatskwaliteiten in het eerste afdelingspartuur in zijn (leeftijd)categorie bij It Partoer thuishoort, dat betekent niet dat It Partoer gehouden is om hem daarvoor ook te selecteren. It Partoer heeft in redelijkheid kunnen beslissen om op basis van het bestaande selectiebeleid [B] niet voor het eerste afdelingspartuur in zijn categorie te selecteren. Voorafgaand aan elk kaatsseizoen worden deze parturen immers door de jeugdcommissie samengesteld ten behoeve van dat seizoen. Deze selectie had hier reeds plaatsgevonden vóórdat [B] de overstap naar It Partoer maakte en vervolgens verzocht om geselecteerd te worden voor het eerste afdelingspartuur in zijn (leeftijd)categorie. Bovendien heeft It Partoer er terecht op gewezen dat bij de selectie de kwaliteit van het te selecteren partuur als geheel doorslaggevend is en niet louter de individuele kwaliteit van een kaatser.
5.8.

[A] heeft tevens – in het verlengde van de vordering strekkende tot het kenbaar maken van objectieve selectiecriteria voor het afdelingspartuur – gevorderd dat It Partoer conform die selectiecriteria haar opgaaf per afdelingswedstrijd aan de KNKB dient te doen. Nu eerstgenoemde vordering niet toewijsbaar is, strandt ook de onderhavige vordering.
5.9.

De gevraagde voorzieningen zullen derhalve worden geweigerd. […]

6BESLISSING

De voorzieningenrechter:
1. weigert de gevraagde voorzieningen;
2. veroordeelt [A] (q.q.) in de kosten van het geding, aan de zijde van It Partoer vastgesteld op € 1.429,00;
3. verklaart het vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling sub 2 uitvoerbaar bij voorraad.