Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 27 januari 2015
ECLI:NL:GHSHE:2015:228
Geen eenvoudig te lezen arrest, maar interessante overwegingen over art. 2:8 BW en de vervaltermijn van art. 2:15. Besluit is onaantastbaar omdat vervaltermijn is verstreken, maar wel onrechtmatig wegens strijd met art. 2:8 lid 1 BW, vereniging wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade.
IMG is de vereniging en heeft lidmaatschap van NVT opgezegd met onmiddellijke ingang. Het betreft vermoedelijk een franchiseconstructie en een handelsconflict. Het bezwaar van NVT tegen de opzegging bij de ALV wordt verworpen. Na afloop van de vervaltermijn van art. 2:15 voor vernietiging van het besluit stelt NVT de huidige procedure in en vordert een verklaring voor recht dat de opzegging “ongeldig” is en onrechtmatig is en vordert schadevergoeding. Rechtbank wijst verklaring voor recht van ongeldigheid af, omdat dit een verkapte vernietiging zou zijn, waarvoor de vervaltermijn verlopen was. Hiertegen is geen grief gericht en dit staat niet verder ter discussie (3.1.3).
De rechtbank overwoog verder dat, nu NVT de nietigheid van het opzeggingsbesluit niet (tijdig?) had ingeroepen, van de rechtmatigheid ervan moest worden uitgegaan en dat voor toetsing daarvan op de voet van onrechtmatige daad geen plaats was. Een beroep op art. 2:8 kan weliswaar ook na verstrijken van de vervaltermijn worden gedaan, doch dan moet wel sprake zijn van bijkomende omstandigheden die maken dat “toepassing van het voor rechtsgeldig te houden besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is”. (3.1.4) Hiertegen wordt met succes gegriefd.
Het hof overweegt dat “bij de behandeling in de Tweede Kamer van het voorstel tot invoering van de vervaltermijn van art. 2:15 lid 5 BW en de daarmee samenhangende invoering van art. 2:8 lid 2 BW” [geen nadere vindplaats] zou zijn overwogen geen bijzondere omstandigheden vereist zijn voor het buiten beschouwing laten van een besluit op grond van art. 2:8 lid 2 BW, jegens een bij een rechtspersoon betrokkene die niet tijdig een initiatief tot vernietiging heeft genomen, nu art 2:8 BW “zelf al vereisten stelt die een lichtvaardig beroep op die bepaling uitsluiten”
Het hof vervolgt met “De vraag òf NVT al dan niet voldoende omstandigheden heeft gesteld voor een terecht beroep op art. 2:8 lid 2 BW is echter in zoverre niet relevant dat NVT naar het oordeel van het hof met een beroep op het bepaalde in art. 2:8 lid 2 BW niet kan bewerkstelligen dat zij ondanks het niet vernietigd zijn van het besluit vergoeding van schade kan vorderen als ware sprake van een (ver)nietig(d)e opzegging. Met een beroep op art. 2:8 lid 2 BW kan een bij de rechtspersoon betrokkene slechts bewerkstelligen dat een krachtens het besluit geldende regel ondanks de rechtskracht van het besluit jegens hem buiten toepassing wordt gelaten. […] Het voorgaande laat onverlet dat een opzegging ondanks de rechtsgeldigheid van het besluit daartoe in strijd met het bepaalde in art 2:8 lid 1 BW c.q. onrechtmatig kan zijn.”
Het hof oordeelt dat het besluit tot opzegging in strijd is met art. 2:8 lid 1 BW, onrechtmatig is, en veroordeelt de vereniging tot vergoeding van de daardoor door NVT geleden schade.
Mijn indruk is dat hiermee de vervaltermijn van art. 2:15 lid 5 de facto in ruime mate zijn effect van bescherming van de vereniging wordt ontnomen. Cassatie zou duidelijkheid kunnen bieden.
arrest van 27 januari 2015
in de zaak van
[NVT] B.V. , appellant, tegen
Internationale Meubel Groep Holding B.V. voorheen Internationale Meubel Groep,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 maart 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 18 december 2013, gewezen tussen appellante – verder: NVT – als eiseres (tezamen met [directeur van NVT B.V.] en [N Holding] B.V.) en geïntimeerde – verder: IMG – als gedaagde.
1Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/261815/HA ZA 13-215)
2Het geding in hoger beroep
- –
de dagvaarding in hoger beroep;
- –
de memorie van grieven, tevens houdende aanvulling van eis (met zes producties);
- –
de memorie van antwoord (met een productie);
- –
het pleidooi, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- –
de bij H12 formulier d.d. 30 december 2014 door NVT toegezonden productie, die NVT bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3De beoordeling
-
NVT voert een onderneming waarin de detailhandel in meubelen wordt uitgeoefend. De aandelen van NVT worden gehouden door [N Holding] B.V. (verder: [N Holding]). [directeur van NVT B.V.] (verder: [directeur van NVT B.V.]) is enig aandeelhouder van [N Holding].
-
IMG is bij notariële akte opgericht als vereniging. Leden van de vereniging zijn, kort samengevat, (eigenaren van) detailhandelszaken in meubelen, woningtextiel en aanverwante zaken die een lidmaatschapsovereenkomst zijn aangegaan met Euretco N.V. dan wel een met deze laatste verbonden onderneming. Doel van de vereniging is onder meer het behartigen van de belangen van de aangesloten leden. Ten behoeve van dat doel hield IMG zich onder meer bezig met ‘het gezamenlijk ten behoeve van en voor rekening van de individuele leden afzonderlijk plaatsen van orders, het doen produceren van meubelen en woningtextielzaken (…)’ NVT was lid van IMG.
-
Bij brief van 20 juli 2005 (prod. 2 inl. dagv.) heeft IMG het lidmaatschap van NVT met onmiddellijke ingang opgezegd met als reden “(…) dat van ons als vereniging redelijkerwijs niet kan worden gevergd het lidmaatschap langer te laten voortduren. (…)” IMG voerde een viertal gronden aan die volgens haar zowel ieder voor zich als gezamenlijk tot dat standpunt leidden. IMG verweet [directeur van NVT B.V.], kort samengevat: (1) dat zij had vernomen dat NVT lid van een andere inkoopgroep zou worden, (2) dat [directeur van NVT B.V.] bonusbetalingen in MKB BV (hof: Mondial Keukens Benelux B.V., waarin [N Holding] aanvankelijk 60% van de aandelen had en Euretco en IMG elk 20% en welke aandelen [N Holding] bij koopovereenkomst van 13 oktober 2004 aan Euretco B.V. (verder: Euretco) heeft verkocht voor een koopsom van € 2.700.000,= en op 12 november 2014 aan Euretco heeft geleverd) had gelaten die volgens IMG aan leden van IMG hadden moeten worden uitgekeerd, (3) dat dientengevolge sprake was van een te hoog voorgestelde vermogenspositie van MKB BV, (4) dat [directeur van NVT B.V.] zich ten koste van andere IMG leden had verrijkt met betalingen die in verband met de toewijzing van meubelverkooppunten aan IMG-leden waren bedongen.
-
NVT heeft tegen voormelde opzegging bezwaar gemaakt en heeft daartegen op de in de statuten voorgeschreven wijze beroep aangetekend. Dit beroep is door de ledenvergadering verworpen, naar NVT bij brief van 17 oktober 2005 (prod. 5 inl. dagv.) door IMG is meegedeeld.
-
NVT heeft zich niet in rechte op een vernietigbaarheid van het besluit tot opzegging als voorzien in art. 2:15 BW beroepen.
-
Euretco heeft op de in r.o. 3.1.1 onder c genoemde grond 3 de juistheid van overeengekomen koopprijs voor de 60% aandelen in MKB BV bestreden. Volgens Euretco diende die koopprijs nader op € 500.000,= te worden bepaald. Tussen Euretco en [N Holding] is hierover een arbitrageprocedure gevoerd. In die procedure is bij arbitraal eindvonnis van 11 februari 2013 het standpunt van Euretco, dat de koopprijs van € 2.700.000 niet juist zou zijn en zou moeten worden bijgesteld, verworpen.
-
In een brief d.d. 18 maart 2005 (prod. 9 bij concl. na comp.) schreef IMG aan [directeur van NVT B.V.]:“(…) Daarnaast dient u er rekening mee te houden, dat het bestuur ertoe neigt om in geval van een juridische procedure over te gaan tot ontzetting uit het lidmaatschap van u en/of [NVT] BV. (…)”
-
De vraag òf ten onrechte bonusbetalingen binnen MKB BV zijn gehouden die tot een groter eigen vermogen van MKB BV in de jaarrekening 2003 heeft geleid en daarmee tot een (onterechte en te corrigeren) hogere waardering van de door [N Holding] aan Euretco verkochte aandelen, is door Euretco aan de orde gesteld in een arbitrageprocedure. Bij eindvonnis van 11 februari 2013 hebben de arbiters het verzoek van Euretco om aanpassing van de koopsom voor de aandelen afgewezen.
-
De discussie tussen Euretco en [N Holding] over het al dan niet juist zijn van de koopprijs voor de aandelen is eveneens onderwerp van discussie geweest in rechtsgeding tussen die partijen waarin Euretco zich met een beroep op de volgens haar te corrigeren waarde van de aandelen op opschorting van haar betalingsverplichtingen (aflossingen op een door [N Holding] aan Euretco verstrekte lening ter hoogte van de koopprijs) heeft beroepen. Bij arrest van 5 november 2013 (prod.1 mem.v.grieven) heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en [N Holding], gezien de uitspraak in de arbitrageprocedure, dat beroep van Euretco verworpen en de in die procedure door [N Holding] gevorderde verklaring voor recht toegewezen.
– te verklaren voor recht dat IMG zich jegens NVT onrechtmatig althans onzorgvuldig heeft gedragen, althans niet zodanig heeft gedragen naar hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd door haar lidmaatschap van IMG per 20 juli 2005 met onmiddellijke ingang op te zeggen en bij die opzegging te volharden, en
4De uitspraak