2De feiten
2.1.
[eiser] is diëtist. Hij is (afgezien van een korte onderbreking in januari 2012) sedert 2002 lid van NVD. Het doel van deze vereniging is de bevordering van de kwaliteit en beschikbaarheid van diëtistische zorg. NVD is een belangrijke gesprekspartner in het overleg met (koepels) van andere zorgaanbieders, zorgverzekeraars, de overheid en patiënten- en consumentenorganisaties. NVD heeft circa 2850 leden (diëtisten). Haar directeur is [A], hierna: directeur[A].
2.2.
Diëtistische zorg maakte in 2011 deel uit van het basispakket waarvoor krachtens de Zorgverzekeringswet aanspraak op vergoeding bestond. Voor die vergoeding was in dat jaar 54 miljoen euro beschikbaar. Op 30 juni 2011 nam de Tweede Kamer voor om uit bezuinigingsnoodzaak dieetadvisering uit het basispakket te schrappen, met uitzondering van een beperkt aantal gevallen. NVD heeft zich, met gebruikmaking van een denktank, bezonnen op een andere wijze waarop de bezuinigingsnoodzaak het hoofd zou kunnen worden geboden. Ook [eiser] heeft dat gedaan. Hij heeft op het (voor leden beschikbare) NVD-internetforum (hierna: het forum) zijn alternatieve plan gepresenteerd. Hoofdpunt van dit plan is dat voor dieetvoeding een eigen bijdrage verplicht wordt. Kort nadien, op 15 juli 2011, heeft NVD het door haar vormgegeven, andersluidende, plan in een nieuwsbrief aan haar leden kenbaar gemaakt. Rond dat tijdstip en daarna is door NVD-leden, met veelvuldige inbreng van [eiser], op het forum gediscussieerd over de aangekondigde bezuinigingen.
2.3.
NVD stond het uitgangspunt voor dat de vergoeding van gewichtsconsulenten geheel in het basispakket bleef, naast vergoeding van 3 uur diëtistische zorg per jaar (in plaats van – zoals tot en met 2011 – 4 uur per jaar). Zij heeft haar plan op 7 november 2011 aan D’66 doen toekomen, in de hoop dat deze het plan zou willen bevorderen. Op 8 november 2011 schreef [eiser] op het forum onder meer: ‘Misschien kan het NVD bestuur bij de vereniging van gewichtsconsulenten in de leer ? Of moeten we een nieuwe club oprichten ? ’. Op 9 november 2011 voegde hij daaraan toe: ‘Misschien niet de tijd en de plek om deze discussie te starten maar zou het niet tijd zijn voor een andere vereniging ? Ik heb niet echt het gevoel het lidmaatschap van de nvd betekend dat onze belangen worden behartigd (…) zullen we met zijn allen tekenen voor een ander beleid / vereniging ? (…)’. [eiser] heeft het door hem geformuleerde plan medio november 2011 naar diverse politieke partijen gezonden.
2.4.
De Commissie Dieetkosten van NVD heeft in haar vergadering van 21 november 2011 het plan van [eiser] besproken en verworpen. Diezelfde dag heeft [eiser] aan directeur[A] van NVD geschreven, in verband met het door NVD voorgestane plan, ‘Ik vind het zorgelijk dat de industrie (facilitair bedrijf) is gevraagd een doorberekening te maken naar de gevolgen voor patiënten. De vraag is of hier niet sprake is van belangenverstrengeling ?’. [eiser] meldt daarbij dat hij de vrijheid blijft nemen zijn eigen plan verder uit te dragen en vorm te geven.
2.5.
Ook op 21 november 2011 heeft [eiser] zijn lidmaatschap van NVD tegen 1 januari 2012 opgezegd, op de grond dat hij niet het gevoel heeft dat NVD zijn belangen vertegenwoordigt. Diezelfde dag heeft hij per e-mail aan zijn netwerk van collega’s, waaronder vele NVD-leden, bericht over zijn plan en over zijn wens dat plan bij de wetgever (met name via lobby-activiteiten bij D’66) ingang te doen vinden. Hij heeft daarbij vermeld: ‘In de discussie die ik over dit plan heb gehad met [A] van de NVD was zo teleurstellend dat ik me dan maar tot jullie als collega’s richt’. Bij zijn e-mail heeft hij een bericht gevoegd, waarmee de respondenten (na invulling van hun personalia) aan D’66 konden aangeven [eiser] plan te steunen. Ook heeft [eiser] bij zijn e-mail de onder 2.4 omschreven brief aan directeur[A] van NVD als bijlage meegezonden.
2.6.
Op 24 november 2011 heeft NVD jegens haar leden gereageerd op de e-mail die [eiser] op 21 november 2011 aan zijn collega’s zond. In haar schrijven licht zij (de gronden van) haar eigen voorstel toe, alsmede waarom zij niet voor het voorstel van [eiser] is. Ook meldt zij dat haar voorstel aan de politiek is gepresenteerd en verzoekt zij de beroepsgroep de krachten te bundelen en vooral NVD daarvan de spreekbuis te laten zijn.
2.7.
Op 28 november 2011 heeft [eiser] aan D’66 geschreven en daarbij zijn kritiek op het voorstel van NVD geuit. Hij schrijft onder meer: ‘Het beeld dat vanuit de NVD wordt geschetst: dat de huidige regels voldoen, er sprake is van adequaat voorschrijfgedrag door artsen en dietisten is dus onjuist. De vraag blijft welke belangen het NVD dient van zijn leden of van de industrie? Het is aan de politiek een keuze te maken in beleid. Hopelijk gebeurt dit op basis van juiste informatie en niet op basis van valse argumenten ingegeven door verkeerde belangen’.
2.8.
Op 5 december 2012 heeft [eiser] naar aanleiding van het desbetreffende meningsverschil tussen NVD en hem op het forum geschreven: ‘Misschien moeten de voorstanders van dieetvingen eens gewoon nutridrink intypen op marktplaats en dan in alle eerlijkheid aangeven of hun standpunt een patiëntenbelang dient dan wel een industrie belang dient ?’.
2.9.
Op 8 januari 2012 heeft [eiser] per e-mail aan zijn netwerk van collega’s, waaronder vele NVD-leden, ernstige kritiek op het voorstel van NVD geuit. Hij schrijft onder meer: ‘Ik denk dat NVD bestuur hier een akte van onvermogen heeft afgegeven en op een extra ALV verantwoording moet afleggen. Het kan niet zo zijn dat NVD 25% van onze omzet schrapt, naast het omzetverlies wat we al verwachten, zonder dat dit consequenties heeft. Dit is geen belangenbehartiging, maar belangenverkwanseling. (…) Laat onze belangen niet verkwanselen door de NVD!’. Over het plan van NVD schrijft hij voorts: ‘(misschien toch ingegeven door de € 100.000,- / 12% van de inkomsten / sponsoring vanuit de industrie aan het NVD bureau ? Los van de bijdrage aan symposia etc.’
2.10.
Op diens verzoek is [eiser] eind januari 2012 weer als lid van NVD toegelaten. Partijen zijn het er niet over eens of dat is gebeurd onder de voorwaarde dat het optreden van [eiser] als lid na drie maanden zou worden geëvalueerd. In de maanden na zijn hernieuwde lidmaatschap is [eiser] voortgegaan met het uiten van zijn kritiek op het NVD-voorstel en de promotie van zijn eigen voorstel. In mei 2012 is hij door het bestuur van NVD uitgenodigd voor een evaluatiegesprek omtrent zijn handelen in de voorafgegane periode, maar hij heeft die uitnodiging afgeslagen.
2.11.
In het jaar 2012 viel diëtistische zorg in het geheel niet in het basispakket. De discussie en planvorming omtrent de vergoeding van die zorg heeft zich vervolgens, op gelijke voet als voorheen, voortgezet met het oog op de regeling die in 2013 zou moeten gelden. Vóór juni 2012 heeft het bestuur van NVD het plan van NVD (ten behoeve van 2013) aan het ministerie van VWS gezonden. Zij heeft aan de inhoud van dat voorstel geen ruime ruchtbaarheid gegeven, vanuit de wens het precaire politieke besluitvormingsproces niet te frustreren en daarmee de kansen op een goede vergoedingsregeling te vergroten. Ook aan haar leden (afgezien van de genoemde denktank en de Commissie Dieetkosten) heeft het bestuur de precieze inhoud van het plan toentertijd niet vrijgegeven, in afwachting van de politieke reacties daarop.
2.12.
Op 12 juni 2012 heeft [eiser] per e-mail aan zijn netwerk van collega’s, waaronder vele NVD-leden, zijn onvrede geuit over het feit dat hij geen volledige inzage heeft kunnen verkrijgen in de aan het ministerie van VWS gepresenteerde plannen van NVD en heeft hij wederom zijn eigen plan gepromoot. Bij zijn e-mail heeft hij een bericht gevoegd, waarmee de respondenten (na invulling van hun personalia) aan NVD de volgende eisen konden presenteren:
- –
de eis dat alle door NVD bij het ministerie van VWS ingediende voorstellen worden openbaar gemaakt,
- –
de eis dat alle voorstellen die de productie met 25% beperken met onmiddellijke ingang door NVD worden ingetrokken,
- –
de eis dat bij de vaste commissie van de Tweede Kamer voor VWS een voorstel wordt ingediend door NVD overeenkomstig het voorstel van [eiser].
2.13.
Ook op 12 juni 2012 heeft [eiser], met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur (hierna WOB) aan het ministerie van VWS verzocht de door NVD ingediende plannen aan hem mede te delen. Het ministerie heeft [eiser] daarop voor de inhoud van dat plan naar NVD verwezen. Op 14 juni 2012 heeft hij zijn WOB-verzoek eveneens aan NVD gericht. Hij heeft daarbij ook verzocht om mededeling van hetgeen NVD omtrent de bezuinigingsmaatregelen aan de Nederlandse Zorgautoriteit heeft kenbaar gemaakt.
2.14.
Ook op 14 juni 2012 heeft NVD in een nieuwsbrief aan haar leden mededeling gedaan dat het ministerie van VWS daags daarvoor een voorstel voor de vergoedingsregeling in 2013 aan de Eerste en Tweede Kamer had gezonden, inhoudend dat per jaar 3 uur diëtistische zorg wordt vergoed in het basispakket. In de brief doet NVD mededeling van de vier aanbevelingen die zij aan het ministerie heeft aangereikt (te weten: verlaag de vergoedingsaanspraak van vier naar drie uur zorg per jaar, zonder van die verlaging kinderen en ondervoede patiënten uit, wijzig het begrip dieetadvisering in dieetbehandeling en repareer de maatregel zo spoedig mogelijk en laat de regeling al per 1 juli 2012 ingaan). Ook meldt NVD welke vijf kritiekpunten zij op het voorstel van het ministerie van VWS heeft.
2.15.
Op 21 juni 2012 heeft [eiser] het ministerie van VWS geschreven, waarbij hij zijn vraag naar de door NVD ingediende voorstellen heeft herhaald. Hij schrijft onder meer: ‘De reden hiervoor is dat de NVD 2011 12% van haar directe inkomsten heeft ontvangen uit sponsoring van de (dieet)voedingsmiddelen industrie. Hierbij komen nog bijdragen aan symposia en scholingen. Mijn persoonlijke mening is dat hier in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling aanwezig is. En derhalve ik het essentieel vindt dat dit gegeven wordt meegewogen in aangedragen voorstellen van de NVD’.
2.16.
Op 22 juni 2012 heeft het bestuur van NVD het lidmaatschap van [eiser] per direct opgezegd, met gebruikmaking van haar bevoegdheid daartoe op grond van artikel 7, lid 1, aanhef en sub c, van de statuten. Deze bepaling luidt, voor zover hier van belang: ‘Het lidmaatschap eindigt door opzegging namens de vereniging. Deze kan geschieden (…) wanneer redelijkerwijs van de vereniging niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren’. In lid 2 van artikel 7 is bepaald dat de opzegging namens de vereniging door het hoofdbestuur geschiedt en dat die opzegging, indien op de voormelde grond berustend, met onmiddellijke ingang kan worden gedaan. Naast de opzegging kennen de statuten de figuur van de ontzetting van een lid uit diens lidmaatschap, onder meer op de grond dat deze de vereniging op onredelijke wijze benadeelt. Tot ontzetting kan volgens de statuten slechts de algemene ledenvergadering besluiten. Het hoofdbestuur kan, daarop vooruitlopend, besluiten een lid te schorsen.
2.17.
Als feitelijke grond voor de opzegging van [eiser] lidmaatschap heeft het bestuur van NVD in haar opzeggingsbrief vermeld dat [eiser] met zijn berichten aan het ministerie van VWS (waaronder zijn overbodige WOB-verzoek) en aan zijn collegae/mede-leden voor onrust en verwarring heeft gezorgd en de diëtist en NVD in verlegenheid en diskrediet heeft gebracht.
2.18.
[eiser] heeft op 24 juni 2012 tegen de opzegging geprotesteerd en is daarbij uitgebreid ingegaan op de inhoud van zijn eigen plan en dat van NVD. Hij besluit zijn brief met: ‘De twee vragen die zich dan voordoen zijn:
-
Is hier sprake van kokervisie dan wel hobbyisme van de huidige directeur van het NVD bureau ?
-
Is hier sprake van (financieel/persoonlijke) belangenverstrengeling met de industrie ?’.
Ook schrijft [eiser] dat het bestuur zichzelf in een kwetsbare positie heeft gebracht als er openheid van zaken komt en dat het handelen van het bestuur de indruk geeft dat het iets te verbergen heeft.
2.19.
Het bestuur van NVD heeft de opzegging van [eiser] gehandhaafd.
4De beoordeling
4.1.
[eiser] beroept zich op de vernietigbaarheid van het opzeggingsbesluit. Hij erkent dat het bestuur van NVD uit hoofde van artikel 7 van de statuten, in lijn met het bepaalde in artikel 2:35 BW, de bevoegheid toekomt een dergelijk besluit te nemen. Hij stelt echter dat het opzeggingsbesluit in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die het bestuur van NVD uit hoofde van artikel 8 lid 1 BW jegens hem in acht heeft te nemen, zodat het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1, aanhef en sub b, BW moet worden vernietigd.
4.2.
[eiser] stelt daartoe dat het hem als lid van NVD volledig vrij stond om zijn standpunt in de kwestie van de bezuinigingsmaatregelen (zowel zijn verzet tegen het plan van NVD als de promotie van zijn eigen plan) als lid van de NVD binnen de kring van die vereniging kenbaar te maken en dat hem dat ook buiten die kring vrijstond, mits hij dat op persoonlijke titel deed, aan welke voorwaarde hij zich steeds heeft gehouden. Het opzeggingsbesluit houdt naar zijn oordeel een ongeoorloofde inperking van die vrijheden in, temeer nu het bestuur niet heeft gekozen voor de alternatieve mogelijkheid hem te schorsen, vooruitlopend op een eventuele ontzetting uit zijn lidmaatschap. Wanneer zij dat had gedaan, had [eiser] naar zijn zeggen de mogelijkheid gehad het oordeel van de algemene ledenvergadering te vragen over zijn optreden en de daar aan te verbinden gevolgen. Die mogelijkheid is hem ten onrechte onthouden.
4.3.
NVD stelt dat het opzeggingsbesluit rechtsgeldig is en aan het vereiste van de onderling in acht te nemen redelijkheid en billijkheid voldoet. Van NVD kon naar haar zeggen in redelijkheid niet worden verlangd [eiser] lidmaatschap te doen voortduren, gezien de gebezigde opzeggingsgronden. Het gaat NVD daarbij niet om het feit dat [eiser] zijn eigen plan promoot en dat dat plan afwijkt van het plan van NVD, maar om het feit dat [eiser] daarbij onrust binnen (de ledenkring van) NVD veroorzaakt, NVD ten onrechte beticht van belangenverstrengeling (in strijd met het verenigingsdoel teveel invloed toekennen aan haar – commerciële – sponsoren) en het bestuur anderszins van wanbestuur beticht, waardoor hij de werkzaamheid van NVD ter verwezenlijking van haar doelstelling frustreert.
4.4.
Naar terecht niet tussen partijen in geschil is, komt aan [eiser] in beginsel (ook in diens verhouding tot NVD als vereniging waarvan hij lid is) het recht toe om het met de koers van NVD in de in geding zijnde bezuinigingsdiscussie niet eens te zijn en zijn afwijkende mening binnen en buiten NVD te ventileren. De vraag is evenwel of de wijze waarop hij dat heeft gedaan aan het bestuur van NVD grond heeft verschaft om zijn lidmaatschap (onmiddellijk) te mogen opzeggen, zonder de jegens hem in acht te nemen redelijkheid en billijkheid van artikel 2:8 lid 1 BW te schenden. Anders dan [eiser] stelt, komt bij beantwoording van die vraag geen betekenis toe aan het feit dat de statuten (evenals de wet) de (niet defamerende) mogelijkheid kennen van opzegging van het lidmaatschap door het bestuur, naast de (defamerende) mogelijkheid van ontzetting uit het lidmaatschap door de algemene ledenvergadering. Het gaat daarbij om naast elkaar staande rechtsfiguren, die elk voor zich toepasbaar zijn wanneer de daarbij voorgeschreven criteria zijn vervuld. Wanneer de criteria van de beide rechtsfiguren zijn vervuld is het dus niet zo, zoals [eiser] in zijn stellingen lijkt aan te voeren, dat aan de rechtsfiguur van de ontzetting voorrang moet worden gegeven boven die van de opzegging.
4.5.
Uit de vaststaande feiten volgt dat [eiser] zijn kritiek jegens NVD reeds vanaf begin november 2011 aan haar leden heeft geuit in bewoordingen die een controverse (pogen te) scheppen tussen NVD en haar leden, zoals de suggestie een nieuwe club op te richten. Daarbij telt niet alleen dat hij de desbetreffende uitlatingen herhaaldelijk heeft gedaan (met het risico van versterking van hun effect), maar ook dat hij daarbij in toenemende mate scherpe bewoordingen heeft gebruikt, zoals (op 28 november 2011) ‘valse argumenten ingegeven door verkeerde belangen’ en (op 8 januari 2012) ‘akte van onvermogen’ en ‘Dit is geen belangenbehartiging, maar belangenverkwanseling’.
4.6.
Daar komt bij dat hij, ook vanaf november 2011, herhaaldelijk – jegens NVD, haar individuele leden en derden – de vraag heeft opgeworpen of de standpuntbepaling van NVD was ingegeven door het feit dat de inkomsten van NVD deels bestaan uit sponsorgelden. Deze vraag suggereert dat (het bestuur van) NVD haar statutaire taakstelling niet of onvoldoende nastreeft, doch daarbij oneigenlijke beweegredenen hanteert, ontleend aan het belang van haar sponsoren. Tegen de achtergrond van het feit dat NVD maximaal 15% van haar jaarbudget uit sponsorgelden financiert, waarbij sponsorvoorwaarden gelden ter waarborging van de vrijheid haar verenigingsdoel na te streven en tegen de achtergrond van het feit dat niet is gesteld of gebleken dát de standpuntbepaling van NVD op oneigenlijke gronden berust, is dat een ongefundeerde suggestie die NVD (aannemelijkerwijs) tegenwerkt, waar het gaat om het zo goed mogelijk behartigen van haar doelstelling.
4.7.
Voorts komt hier betekenis toe aan de omstandigheid dat NVD, naar zij voldoende heeft toegelicht, haar in juni 2012 aan het ministerie van VWS gepresenteerde plan tegen te grote ruchtbaarheid heeft willen beschermen teneinde de politieke besluitvorming (met name: de standpuntbepaling door de minister) zo gunstig mogelijk te doen verlopen en dat zij – nadat de minister op 13 juni 2012 diens standpunt had kenbaar gemaakt – in de nieuwsbrief van 14 juni 2012 alsnog aan haar leden duidelijkheid heeft verschaft over het ingediende plan. Door op 12 juni 2012 en nadien (ook na 14 juni 2012) bij het ministerie en bij NVD zelf aan te dringen op bekendmaking van de door NVD ingediende plannen en door binnen de kring van NVD-leden en daarbuiten te spreken over ongegronde weigerachtigheid van NVD, heeft [eiser] NVD eveneens (aannemelijkerwijs) tegengewerkt in de opgemelde zin. Daarbij telt in [eiser] nadeel dat hij in zijn brief aan zijn collegae/mede-leden van 12 juni 2012 niet alleen heeft opgeroepen tot steunbetuiging (jegens de politiek) aan zijn eigen plan, maar ook tot de eis dat het door NVD ingediende plan wordt ingetrokken en door daartoe aan de beoogde respondenten een tekstvoorstel te verschaffen.
4.8.
Daar komt bij dat [eiser], na de opzegging van zijn lidmaatschap, in zijn opstelling heeft volhard door in zijn brief aan het bestuur van NVD van 24 juni 2012 te spreken van ‘kokervisie dan wel hobbyisme’ en door opnieuw te spreken van ‘financieel/persoonlijke belangenverstrengeling’. Weliswaar zijn die uitlatingen niet mede redengevend geweest voor de opzeggingsbeslissing, maar zij onderbouwen wel het gewicht en de betekenis van de voor die beslissing door [eiser] gedane uitlatingen.
4.9.
Al de voorgaande uitlatingen en gedragingen van [eiser] in onderling verband wegend en beoordelend, komt de rechtbank tot de volgende slotsom. [eiser] heeft gebruik gemaakt van de onder 4.4. omschreven vrijheid, die hem in beginsel toekomt, maar hij heeft dat op zodanige – met het belang van NVD strijdige – wijze gedaan, dat het bestuur van NVD kon besluiten [eiser] lidmaatschap onmiddellijk op te zeggen, op de grond dat van de vereniging in redelijkheid niet kon worden verlangd zijn lidmaatschap te doen voortduren. Door dat te doen heeft (het bestuur van) NVD niet gehandeld in strijd met de redelijkheid die jegens [eiser] in acht dient te worden genomen krachtens artikel 2:8 BW.
4.10.
Daaruit volgt dat de vordering als ongegrond moet worden afgewezen. …