Ongerechtvaardigde verrijking door vereniging

Rechtbank Amsterdam 11 september 2013 (V&VP THE FUTURE)
ECLI:NL:RBAMS:2013:5646

Tamelijk specifieke casus. Bestuurslid vergadert met samenwerkingspartner (Alliander) over een project. Het bestuurslid lijkt in eerste instantie de vereniging te vertegenwoordigen, maar schuift nu zijn eigen b.v. er tussen omdat Alliander werkzaamheden wil laten uitvoeren door het bestuurslid. Alliander betaalt uit aan de vereniging. Bestuurslid stelt vordering jegens de vereniging in op grond van ongerechtvaardigde verrijking, art. 6:162, met succes. Op het eerste gezicht is een vordering van betaling tegen Alliander logischer, tenzij Alliander bevrijdend had kunnen betalen aan de vereniging (6:34 BW lid 2). De rechtbank is m.i. niet kritisch genoeg t.a.v. de omgekeerde selbsteintritt van het bestuurslid (art. 3:68 BW), indien het bestuurslid of zijn b.v. werkelijk de wederpartij is van Alliander, is het maar zeer de vraag of aan het vereiste dat de verrijking onrechtmatig is, is voldaan. Daarnaast zou er dan waarschijnlijk een onrechtmatige taakvervulling zijn van het bestuurslid (art. 2:8, 6:162) en zou de vereniging de vordering tot schadevergoeding kunnen verrekening met de verbintenis tot schadevergoeding aan het bestuurslid, c.q. omvat de door het bestuurslid geleden schade niet het voordeel dat hij heeft behaald door de overeenkomst niet namens de vereniging, maar namens zijn b.v. te sluiten.  


Vonnis van 11 september 2013
in de zaak van
V&VP THE FUTURE B.V., eiseres in conventie, verweerster in voorwaardelijke reconventie,
tegen de vereniging [naam vereniging], gedaagde in conventie, eiseres in voorwaardelijke reconventie,

Partijen zullen hierna V&VP en [naam vereniging] genoemd worden.

2De feiten

2.1.

[naam 1] is bestuurder van V&VP.
2.2.

[naam 1] was vanaf 2008 tot maart 2012 bestuurslid van [naam vereniging]. [naam 2] is de voorzitter van [naam vereniging].
2.3.

[naam vereniging] heeft in 2009 samen met andere partijen deelgenomen aan het project [naam project]. De samenwerking vond plaats in de vorm van – zoals door partijen aldus aangeduid – een consortium (verder: het Consortium). Het doel van het project was het interesseren van jongeren voor techniek. Het project werd gesubsidieerd. Alliander N.V. (verder: Alliander) was de penvoerder van het project.
2.4.

[naam 1] heeft vanaf 2009 tot en met 2011 technische werkzaamheden verricht aan een kart en aan een ligfiets ten behoeve van [naam project]. [naam 1] heeft een factuur, voorzien van een urenstaat in verband met deze werkzaamheden, ingediend bij Alliander.
2.5.

Tijdens een bijeenkomst van het Consortium op 9 december 2011 is besloten over te gaan tot uitbetaling van deze factuur.
2.6.

Op 9 januari 2012 heeft Alliander een bedrag van € 30.712,50 overgemaakt op de rekening van [naam vereniging].
2.7.

De kascommissie van [naam vereniging] heeft vastgesteld dat er geen factuur tegenover ontvangst van bovengenoemd bedrag stond en heeft het bestuur van [naam vereniging] geadviseerd om dit bedrag te retourneren aan Alliander als een onverschuldigde betaling.
2.8.

[naam 3] van Alliander heeft in zijn brief van 6 februari 2012 aan [naam 1] onder meer het volgende geschreven:
(…)
Met referte aan bijgaand factuur wil ik graag opmerken dat tijdens de consortiumbijeenkomst van 9 december 2011 is besloten over te gaan tot het uitbetalen van de ingediende uren als gevolg van de verrichte werkzaamheden door de consortiumleden ten behoeve van het project [naam project]. U bent één van de deelnemers aan het project en heeft dientengevolge urenstaten ingezonden. Op 9 januari 2012 hebben wij een betaling gedaan aan [naam vereniging] ter grote van € 30.712,50 zijnde 1228 uur. (…)

2.9.

[naam 2] (voorzitter van [naam vereniging]) heeft op 24 februari 2012 in zijn brief aan [naam 1] onder meer het volgende geschreven:
(…)
Zoals je weet heeft [naam vereniging] via Alliander een betaling ontvangen voor een urendeclaratie uit hoofde van de [naam project]. Naar wij hebben begrepen is die declaratie door jou ingediend. Wij willen graag begrijpen wat de context van deze urendeclaratie is geweest om ervoor te zorgen dat de ontvangen middelen correct worden aangewend. (…)

2.10.

Per e-mailbericht van 26 februari 2012 heeft [naam 1] hierop gereageerd. In zijn reactie staat onder meer:
(…)
De initiator en uitvoerder van [naam project], [naam 4], heeft mij op een gegeven moment gevraagd om op persoonlijke titel de volgende activiteiten op mij te nemen:
(…)
Het verzoek om dit op persoonlijke titel op mij te nemen is gedaan omdat men zich terdege besefte dat deze activiteiten veel extra tijd zouden gaan vergen en als zodanig niet passen binnen het takenpakket van een onbezoldigd [bestuurslid]. (…)
(…) is vanaf dat moment gesproken over een passende en aan mij persoonlijk te betalen (kosten)vergoeding en is deze ook aan mij toegezegd onder de voorwaarde dat daarvoor de middelen (subsidies) ook beschikbaar zouden komen. In het vertrouwen dat dit in orde zou komen (…) heb ik vervolgens met het bestuur afgesproken dat ik de activiteiten tegen een, later af te spreken, passende vergoeding zou verrichten.(…)
Naar aanleiding hiervan heeft Alliander als penvoerder voor het Consortium/project [naam project] de eerder genoemde betaling ad. € 30.712,50 voor 1228 door mij gewerkte uren gestort op de bankrekening van [naam vereniging]. Dat deze betaling niet aan mij rechtstreeks is gedaan heeft mij verrast en bevreemd. Ik had immers zelf een afspraak met het Consortium gemaakt. Later heb ik vernomen dat de penvoerder dit zo moest doen omdat rechtstreekse betaling conform de regels van de subsidieverstrekker alleen zou mogen aan partners die genoemd zijn in de eerdere overeenkomst.
(…)
(…) dan zie ik het mij toekomende bedrag ad. € 30.712,50 graag tegemoet op rekening 
[naam rekening] t.n.v. V&VP The Future B.V. te Cothen. (…)

2.11.

In een e-mail van [naam 3] van 2 maart 2012 aan onder meer [naam 1] staat onder meer:
(…)
5. Uitbetaling heeft op 9 januari 2012 plaatsgevonden, € 30.712,50 is overgemaakt naar het rekeningnummer van [naam vereniging], (…)
6. De heer [naam 1] was het hier achteraf niet mee eens, hij was van mening dat dit bedrag op de rekening van zijn eigen persoonlijke BV gestort diende te worden.
7. De vergadering heeft e.e.a. toegelicht en uitgelegd dat de BV van de heer [naam 1] geen deelnemer is en hij met [naam vereniging] als medebestuurder afspraken dient te maken over zijn eigen vergoeding voor de gemaakte uren. De heer [naam 1] vertegenwoordigt immers [naam vereniging] in het consortium. (…)
2.12.

In maart 2012 heeft de Algemene Ledenvergadering van [naam vereniging] besloten om niet over te gaan tot betaling van de som van € 30.712,50 aan [naam 1] of aan V&VP.
2.13.

V&VP heeft op respectievelijk 2 januari 2013 en 4 januari 2010, na daartoe verlof te hebben gekregen, conservatoir (derden)beslag laten leggen ten laste van [naam vereniging] onder de Coöperatieve Rabobank Bollenstreek E.A. en onder Leaseplan Corporation N.V. De processen-verbaal van deze beslagleggingen zijn op 9 januari 2013 betekend aan [naam vereniging].

3Het geschil in conventie

3.1.

V&VP vordert  samengevat – veroordeling van [naam vereniging] tot betaling van € 30.712,50 alsmede de wettelijke (handels)rente over voornoemd bedrag vanaf de dag van verschuldigdheid daarvan tot aan de dag der voldoening. Voorts vordert V&VP dat [naam vereniging] wordt veroordeeld in de proceskosten, daaronder begrepen de nakosten en de beslagkosten.
3.2.

V&VP legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam vereniging] ongerechtvaardigd is verrijkt ten laste van haar, aangezien zij in opdracht van het Consortium tegen betaling werkzaamheden heeft verricht en daarvoor geen betaling heeft ontvangen. [naam vereniging] heeft deze betaling wel ontvangen en houdt deze betaling zonder redelijke grond onder zich.
3.3.

[naam vereniging] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.

[naam vereniging] vordert  samengevat – veroordeling van V&VP tot betaling van € 24.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis, uitsluitend voor het geval de vordering in conventie wordt toegewezen voor een bedrag dat € 6.712,50 te boven gaat. Voorts vordert [naam vereniging] dat V&VP wordt veroordeeld tot betaling van
€ 125,- alsmede tot betaling van de kosten van de procedure van [naam vereniging] in reconventie.
4.2.

[naam vereniging] legt aan deze voorwaardelijke vordering ten grondslag dat als de vordering in conventie van V&VP wordt toegewezen, [naam vereniging] schade lijdt ten bedrage van € 24.000,-, nu zij dit bedrag uitgekeerd zou krijgen voor haar inspanningen en werkzaamheden ten behoeve van het Consortium.
4.3.

V&VP voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5De beoordeling

in conventie

5.1.

Artikel 6:212 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking moet aan vier vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van 1) een verrijking waardoor 2) de andere partij schade heeft geleden (is verarmd), er moet 3) een causaal verband bestaan tussen de verrijking en de verarming en 4) de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn.
5.2.

Aan het eerste vereiste is voldaan aangezien [naam vereniging] op 9 januari 2012 € 30.712,50 op haar rekening gestort heeft gekregen.
5.3.

Voorts is de vraag aan de orde of V&VP schade heeft geleden en of er een causaal verband bestaat tussen de verrijking en deze schade. Voor beantwoording van die vragen is van belang om vast te stellen welke prestaties tegenover betaling van de som van € 30.712,50 hebben gestaan. Uit de brief en uit de e-mail van [naam 3] van Alliander (zie 2.8. en 2.11.) volgt dat dit bedrag betrekking heeft op de door [naam 1] namens de V&VP gewerkte uren. Het betoog van [naam vereniging] dat het aan haar betaalde bedrag betrekking heeft op door [naam vereniging] geleverde prestaties gaat niet op. Deze prestaties zouden immers, zo stelt [naam vereniging], bestaan uit het 8 à 10 keer beschikbaar stellen van het circuit van Zandvoort voor races, waar dan een aan [naam vereniging] uit te betalen bedrag van € 24.000,- tegenover zou staan. Voorgaande races hebben echter slechts twee keer plaatsgevonden zodat de betaling van € 30.712,50 daarop geen betrekking kan hebben. Dit wordt ondersteund door het gegeven dat de kascommissie van [naam vereniging] destijds heeft geadviseerd aan het bestuur van [naam vereniging] om het bedrag van € 30.712,50 te retourneren, aangezien er geen factuur tegenover stond. Uit de feiten en de stellingen van partijen komt naar voren dat de penvoerder van het Consortium (Alliander) in verband met de door [naam 1] gewerkte uren aan [naam vereniging] € 30.712,50 heeft betaald. Volgens V&VP lag aan die betaling een mondeling tot stand gekomen overeenkomst met het Consortium ten grondslag. [naam 1] had immers besproken met betrokkenen bij het Consortium dat hij voorzag dat zijn tijdsbesteding een dermate grote omvang zou aannemen dat dit een inkomstenderving ten laste van V&VP tot gevolg zou hebben. V&VP heeft haar stelling over de mondelinge overeenkomst onderbouwd, onder meer door overlegging van het e-mailbericht van 26 februari 2012 van [naam 1] aan [naam 2] alsmede verklaringen van betrokkenen bij het project [naam project], waaronder de voorzitter van [naam project] [naam 5] (productie 6 bij dagvaarding) en de adviseur [naam project] van Alliander, [naam 6] (productie 8 bij dagvaarding). Op zitting heeft [naam 1] bovendien toegelicht dat hij de werkzaamheden heeft uitgevoerd uit naam van zijn vennootschap, die door hem wordt beschouwd als een soort eenmanszaak. [naam vereniging] heeft in onvoldoende mate weersproken dat tussen V&VP met [naam project] tot een mondelinge overeenkomst van opdracht is gekomen. [naam vereniging] volstaat immers met betwisting van de stelling dat tussen het Consortium en V&VP en/of [naam 1] een overeenkomst tot stand is gekomen. Dat is in het licht van de gemotiveerde en onderbouwde stelling van V&VP, die strookt met het gegeven dat € 30.712,50 is betaald in verband met de werkzaamheden die door [naam 1] zijn verricht, niet voldoende. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt nemen dat V&VP in opdracht van het Consortium werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van [naam project] en dat betaling van € 30.712,50 aan [naam vereniging] betrekking heeft op de werkzaamheden in het kader van die opdracht. Aangezien het voormelde bedrag niet aan V&VP is betaald, heeft zij schade geleden en staat deze schade in direct verband met de verrijking van [naam vereniging]. Ook aan het tweede en derde vereiste is derhalve voldaan.
5.4.

Tenslotte is de vraag aan de orde of de verrijking als ongerechtvaardigd is te beschouwen, het vierde vereiste. [naam vereniging] bestrijdt dat en voert aan dat [naam 1], die niet met [naam vereniging] heeft gecommuniceerd dat het anders zou zijn, zijn werkzaamheden heeft verricht voor [naam project] als onbezoldigd bestuurslid. In verband met subsidieregels mocht het Consortium alleen uitbetalen aan leden van het Consortium. Er is dus aan [naam vereniging] betaald in verband met de onbezoldigde werkzaamheden door één van de bestuursleden. Voorts vindt de verrijking volgens [naam vereniging] haar grondslag in de afspraak tussen [naam vereniging] en het Consortium dat [naam vereniging] een vergoeding van € 24.000,- zou ontvangen in verband met het houden van races op het circuit van Zandvoort, aldus nog steeds [naam vereniging].
5.5.

Naar het oordeel van de rechtbank leiden bovengenoemde stellingen niet tot de conclusie dat de verrijking van [naam vereniging] gerechtvaardigd is. Vaststaat, zoals hiervoor reeds overwogen, dat de aanname dat in het bedrag van € 30.712,50 een betaling van
€ 24.000,- is inbegrepen geen grond vindt in de feiten. Het gegeven dat [naam 1] niet heeft gecommuniceerd met [naam vereniging] dat zijn vennootschap tegen betaling werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van het Consortium, neemt niet weg dat dat feitelijk wel het geval is geweest. Ook de subsidieregels – die kennelijk met zich hebben gebracht dat het betreffende bedrag is uitgekeerd aan [naam vereniging] en niet aan V&VP – nemen niet weg dat tegenover de werkzaamheden door V&VP betaling van het bedrag van € 30.712,50 staat. Nu dit bedrag ten goede is gekomen aan [naam vereniging], terwijl daar tegenover geen prestaties van [naam vereniging] staan, is de verrijking ongerechtvaardigd ten opzichte van V&VP.
5.6.

Bovenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep op ongerechtvaardigde verrijking slaagt, zodat de vordering van V&VP wordt toegewezen. V&VP heeft onder 1. van het petitum tevens wettelijke rente gevorderd over € 30.712,50 vanaf de dag van verschuldigd zijn. Wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6: 119 BW is verschuldigd over de periode dat [naam vereniging] in verzuim verkeert. V&VP heeft de ingangsdatum niet geconcretiseerd. In de e-mail van [naam 1] aan [naam 2] van 27 februari 2012 wordt weliswaar verzocht om betaling van € 30.712,50 maar er wordt geen redelijke termijn voor nakoming zoals bedoeld in artikel 6: 82 lid 1 BW genoemd. Om die reden zal de rechtbank de dag van de dagvaarding bepalen als ingangsdatum voor verschuldigdheid van de wettelijke rente. De gevorderde wettelijke handelsrente zal worden afgewezen nu er geen sprake is van voldoening van een geldsom in het geval van een handelsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 6: 119a BW.
5.7.

[naam vereniging] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van V&VP, waaronder de kosten van het beslag nu dit beslag niet nietig, onnodig of onrechtmatig is gebleken. Deze proceskosten bestaan uit:
-griffierecht € 1.836,00
-kosten van de dagvaarding € 79,21
-salaris advocaat € 1.158,00
-kosten beslag € 995,33
————–
-totaal € 4.068,54

5.8.

V&VP heeft eveneens gevorderd dat [naam vereniging] zal worden veroordeeld in de kosten van eventuele executie. Dit vat de rechtbank op als een vordering tot veroordeling van [naam vereniging] in de nakosten. Dit deel van de vordering zal eveneens worden toegewezen.
5.9.

V&VP heeft voorts gevorderd tot veroordeling van [naam vereniging] in verdere buitengerechtelijke kosten. Dit onderdeel van de vordering wordt niet onderbouwd, zodat dit deel zal worden afgewezen.
in reconventie
5.10.

Aangezien de vordering in conventie wordt toegewezen komt de rechtbank thans toe aan beoordeling van de vordering in reconventie. [naam vereniging] stelt dat zij als gevolg van het handelen door [naam 1] schade lijdt voor een bedrag van € 24.000,- aangezien zij dit bedrag misloopt nu het al aan haar is uitgekeerd en het Consortium niet nogmaals tot uitkering van dat bedrag zal overgaan. Daarnaast stelt [naam vereniging] schade te hebben geleden ten bedrage van € 125,- in verband met het voor het gelegde beslag afgegeven bankgarantie.
5.11.

Zoals hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat in het bedrag dat op de rekening van [naam vereniging] is gestort niet het bedrag van € 24.000,- is inbegrepen, in verband met de races op het circuit van Zandvoort. Alleen al om die reden is de vordering niet toewijsbaar.
5.12.

Ook de vordering van € 125,- in verband met de bankgarantie kan niet worden toegewezen. Niet gebleken is immers, zoals in conventie reeds overwogen, dat deze kosten verband houden met een door V&VP ten onrechte gelegd beslag.
5.13.

De vordering wordt daarom afgewezen.
5.14.

[naam vereniging] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van V&VP in reconventie van € 289,50 (0,5 punt x € 579).

6De beslissing

De rechtbank
in conventie

6.1.

veroordeelt [naam vereniging] tot betaling aan V&VP van € 30.712,50 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.

veroordeelt [naam vereniging] in de proceskosten aan de zijde van V&VP tot op heden begroot op € 4.068,54;
6.3.

veroordeelt [naam vereniging] in de nakosten van V&VP, ten bedrage van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in het geval van betekening;
6.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.

wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie

6.6.

wijst het gevorderde af;
6.7.

veroordeelt [naam vereniging] in de proceskosten aan de zijde van V&VP tot op heden begroot op € 289,50.