Rb. Rotterdam, 13-09-2010, LJN: BN6691 Klein Grondbezit Soms heeft de relatie tussen vereniging en de leden de kenmerken van zowel lidmaatschap als een overeenkomst. 2.1. Klein Grondbezit is eigenaresse van een perceel grond aan de Dorpsweg te Sommelsdijk. Dit perceel grond is onderverdeeld in [B] lapjes grond die nagenoeg alle dezelfde afmetingen hebben. Zij verhuurt deze lapjes grond aan haar leden voor een zeer laag huurbedrag per jaar. Op deze lapjes grond zijn vaak flinke, modern ogende, schuren opgericht. Het gebruik varieert van bijvoorbeeld opslag (caravans) en hobbyactiviteiten tot het houden van dieren. De huurders zijn haar leden. Het bestuur wordt dus gevormd door enkele van haar huurders. 7.14. Behalve een huurrechtelijke kant heeft deze zaak ook een verenigingsrechtelijke dimensie. Behalve huurder is [eiser] ook lid van de vereniging Klein Grondbezit. De huurovereenkomst heeft dan ook kenmerken van dit lidmaatschap, zoals de lage huurprijs (mensen moeten eerst lid zien te worden van Klein Grondbezit), de inspectie van het perceel twee keer per jaar door het bestuur, de verplichting van de huurder de aanwijzingen van het bestuur op te volgen en het voormeld geciteerde artikel 12. 7.15. Als vereniging heeft Klein Grondbezit alle recht om, met inachtneming van de wettelijke en statutaire regels omtrent haar besluitvorming, te beslissen dat zij voortaan de bouwlandtekening uit 1951 als basis voor indeling en omvang van de percelen wil invoeren. Dat mag echter niet botsen met de contractuele afspraken die in 2000 met [eiser] zijn gemaakt en op basis waarvan hij zijn schuur heeft opgericht. Als er sprake is van een rechtsgeldig besluit (en de kantonrechter kan niet overzien of het bestuur dit zelfstandig mag besluiten, zoals het kennelijk heeft gedaan, of dat er een algemene ledenvergadering voor is vereist) dan nog zal Klein Grondbezit ten behoeve van [eiser] maatregelen dienen te nemen, zoals bijvoorbeeld een overgangsperiode of financiële compensatie dan wel een combinatie van beide of een andere oplossing. 7.16. In het kader van een dergelijke complexgewijze algemene aanpak naar een toekomstige gewenste situatie, op basis van een rechtsgeldig besluit, acht de kantonrechter de oplossing van het bestuur van destijds ([eiser] en [gedaagden sub 1 en 2] respecteren elkaars bouwsels op elkaars terrein) niet onredelijk. Als de huurovereenkomsten eindigen dienen de huurders op grond van artikel 10 van de huurovereenkomst “het gehuurde blootschoofs op te leveren of te ontruimen voor rekening van de huurder”. Vervolgens kan het bestuur op basis van de bouwlandtekening uit 1951 de perceelsgrenzen voorzien van een grensafscheiding waaraan dan niet meer kan worden getornd. |