Rb. Utrecht 30-12-2009, LJN BK8010
Ontzetting uit het lidmaatschap is een strafmaatregel en wordt vaak beschouwd als de zwaarste sanctie binnen een vereniging. Een dergelijke maatregel wordt marginaal getoetst, had men tot het besluit kunnen komen? Daarbij kunnen de stemverhoudingen van belang zijn (in dit geval 324 temmen voor ontzetting en 54 tegen; besluit van de ALV zelf en niet het bestuur). Als er vergelijkbare verenigingen zijn waar het lid later lid van kan worden dan weegt het belang van het lid minder zwaar.
4.12. Het feit dat het besluit van de algemene ledenvergadering marginaal moet worden getoetst brengt mee dat uitsluitend moet worden beoordeeld of dit orgaan van de vereniging er in redelijk heeft toe kunnen komen om het besluit van het bestuur tot ontzetting van [eiser] uit zijn lidmaatschap te bekrachtigen, gelijk hiervoor onder 4.3. al is overwogen. In het kader van deze beoordeling zijn de navolgende omstandigheden van belang. De taak van het bestuur van een vereniging is mede om de orde en rust binnen die vereniging te handhaven, en indien verstoord, te herstellen. Dit heeft er in de onderhavige zaak toe geleid dat het bestuur van de Moskeevereniging het nodig vond om [eiser] uit zijn lidmaatschap te ontzetten, waarbij als kernargument is genoemd dat [eiser] bedreigingen heeft geuit en intimiderend is opgetreden. De specifiek genoemde redenen die door het bestuur voorafgaand aan de algemene ledenvergadering zijn gegeven ter onderbouwing van dit besluit (zie 2.4.) zijn met dit algemene verwijt in overeenstemming. Dat het besluit tot ontzetting voor [eiser] onwelgevallig is, brengt niet zonder meer mee dat dit besluit moet worden vernietigd (zie 4.5.). Redengevend hiervoor is onder meer dat naast het bestuur ook de (andere) leden van de Moskeevereniging in het algemeen een klimaat nastreven waarbinnen zij in orde en rust uitvoering aan hun geloofsovertuiging kunnen geven. De algemene ledenvergadering heeft tijdens de vergadering van 5 juli 2008 geoordeeld dat met de aanwezigheid van [eiser] als lid deze orde en rust niet is gewaarborgd. De stemverhouding toen, 324 stemmen voor ontzetting en 54 tegen, ondersteunt deze gevolgtrekking. Met andere woorden: het overgrote deel van de leden van de Moskeevereniging heeft in het handelen van [eiser] aanleiding gezien om het eerder door het bestuur genomen besluit tot ontzetting te bekrachtigen. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit op democratische wijze genomen besluit in strijd te achten met de redelijkheid en billijkheid. Dit oordeel zou anders luiden, indien het individuele belang van [eiser] zich tegen het algemeen verwoorde belang van de Moskeevereniging zou verzetten. Hoewel de ontzetting uit het lidmaatschap ontegenzeggelijk een zware maatregel is, is hiervan geen sprake. Hiervoor geldt in zijn algemeenheid dat het karakter van een vereniging tot gevolg heeft dat het individuele belang van één lid niet snel prevaleert boven een daarmee strijdig belang van de vereniging en haar andere leden, althans het merendeel daarvan (zie 4.5.).
Meer specifiek wordt acht geslagen op het feit dat niet gesteld of gebleken is dat de ontzetting het voor [eiser] onmogelijk maakt zijn geloof (eventueel binnen een andere moskeevereniging) te belijden. Samenvattend is dan ook de conclusie (marginaal toetsend) dat het door de algemene ledenvergadering bekrachtigde besluit tot ontzetting van [eiser] niet in strijd is met de door de Moskeevereniging en haar organen in acht te nemen redelijkheid en billijkheid.